Samenvatting Educational Psychology
Hoofdstuk 1 t/m 12
1
,Hoofdstuk 1 Learning, Teaching and Educational Psychology
De huidige leerlingen
Er is bewijs dat nieuwe onderwijzers die cursussen volgen op het gebied van ontwikkeling en leren, twee keer
zoveel kans hebben om in het onderwijs te blijven.
De diversiteit onder leerlingen is groot. De efecten van de massamedia zorgen ervoor dat leerlingen veel
gelijkenissen hebben, in het bijzonder het feit dat de meesten veel meer technologisch geleterdheid zijn dan
hun leerkrachten. Leerlingen in de klas verschillen steeds meer van elkaar in ras, etniciteit, taal en de
economische status. Leerkrachten zijn veel minder divers, 91 % van de leerkrachten is blank. Het is belangrijk
dat alle docenten hun leerlingen kennen en weten hoe ze efeccef met ze kunnen werken.
Gevoel van doeltrefendheid
Teachers’ sense of efcaca (doeltrefendheid) is het geloof van de leerkracht in zichzelf dat hij zelfs de moeilijke
leerlingen kan helpen met leren. Dit is een van de persoonskenmerken van een leerkracht die de prestace van
een leerling kan voorspellen. Leraren met een hoog gevoel van doeltrefendheid geloven in zichzelf en in
leerlingen, daardoor werken ze harder, houden langer vol, hebben ze minder kans op een burnout en zijn ze
eerder tevreden met hun baan. Het gevoel van doeltrefendheid is hoger op scholen waarbij andere
leerkrachten en bestuurders hoge verwachcngen hebben en leerkrachten hulp krijgen bij het oplossen van
problemen met instrucce of het management. Het gevoel groeit door het behalen van succes bij leerlingen;
elke ervaring of training die helpt om te slagen in de dagelijkse bezigheden van de leerkracht geef een basis
om het gevoel te ontwikkelen.
Het geloof van de leerkracht in zichzelf is gerelateerd aan een schoolomgeving met hoge verwachcngen van
leerkrachten en leerlingen, administraceve ondersteuning en werkelijk succes met leerlingen.
Hoge verwachtngen
No Child Lef Behind (NCLB) vereist (in Amerika) dat leerlingen getest worden op het gebied van lezen en
rekenen, van groep 3 tot en met acht jaarlijks en op de middelbare school nog een keer. Daarnaast worden ze
wetenschappelijk getest gedurende de leefijd van 3 tot 5, 6 tot 9 en 10 tot 12. Scholen worden op deze testen
beoordeeld om te bepalen of de leerlingen jaarlijks voldoende vooruitgang maken op het gebied van de vakken
waarop ze beoordeeld worden. NCLB vereist dat alle leerlingen de vaardigheid bereiken aan het eind van het
schooljaar 2013-2014. Scholen moeten daarnaast doelen ontwikkelen en scores rapporteren, waarbij er een
onderscheid wordt gemaakt in: radicale en allochtone leerlingen, leerlingen met een handicap, leerlingen met
een andere moedertaal en leerlingen uit lage inkomsten gezinnen.
In 2010 kwam er een blauwdruk voor de hervorming van een vernieuwde goedkeuring van de wet voor het
basis- en voortgezet onderwijs waarmee de visie van de vernieuwde goedkeuring van het NCLB werd
beschreven. Een van de grootste suggesces was de veranderingen van een strafsysteem naar een systeem dat
excellent lesgeven en de groei van leerlingen beloont. In de blauwdruk werden vijf prioriteiten beschreven:
1. Leerlingen die klaar zijn voor een studie of een carrière.
2. Goede leerkrachten en leiders in elke school.
3. Gerechcgheid en kansen voor elke leerling.
4. De lat hoog leggen en een beloning voor excellence.
5. Het bevorderen van innovace en concnue verbetering.
Leerkrachten maken het verschil?
Een cjd concludeerden onderzoekers dat rijkdom en sociale status belangrijke factoren waren voor het leren in
de school. Veel onderzoekers namen aan dat leerkrachten geen verschil maakten voor leerlingen met armoede
en maatschappelijke problemen. Drie studies gaan hierop in waaruit duidelijk wordt dat:
Het bewijs voor een sterk verband tussen de kwaliteit van de relate tssen de leerkrach en de
leerling en de prestaces op school neemt toe. Leerlingen met gedragsproblemen in de jongere jaren
2
, hebben later in het onderwijs minder proberen als hun eerste leerkracht voorziet in de behoefen van de
leerling en regelmacge en consistente feedback geef aan de leerling.
Leerkrachten die een positeve relate met hun leerkracht aangaan zijn een sterke kracht in het leven
van studenten, maar studenten met problemen profteren het meest van goed onderwijs.
Goed onderwijzen
Een goede leerkracht
Van vier klassen wordt een situace geschetst waarin een aantal dingen opvallen. De leerkrachten zijn
zelfverzekerd en toegewijd aan hun leerlingen. Er is een breed scala aan leerlingen met verschillende
achtergronden. Instrucce en evaluace worden aangepast aan de leerlingen. Abstracte begrippen worden
realiscsch en begrijpelijk gemaakt. De leerkrachten spelen in de op de emoconele behoefen van de leerlingen.
De basis voor leven en leren wordt aangeleerd. Tot slot wordt er gerefecteerd op situaces en wordt gekeken
hoe het leren van de leerlingen verbeterd kan worden.
Leerkrachten moeten deskundig en invencef zijn. Ze moeten nieuwe strategieën kunnen gebruiken, een aantal
roucnes voor klassenmanagement die gebaseerd zijn op onderzoek, maar ze moeten ook bereid en in staat zijn
om een roucne aan te passen als de situace om verandering vraagt. Ze moeten het onderzoek naar de
ontwikkeling leerlingen kennen en ze moeten hun eigen unieke leerlingen kennen.
Gediferenteerde instructe
Bij deze vorm van instrucce is het idee is dat leerkrachten niet alleen rekening houden met de vakken die ze
moeten geven, maar ook met de studenten. Er is aandacht voor de diversiteit van leerlingen, diversiteit wordt
niet gezien als een probleem. Leerlingen werken op hun eigen niveau en tempo, er zijn verschillende manieren
van leren en er wordt gebruik gemaakt van de interesse en behoefen van de leerlingen. Ook wel cogs of
differentaton genoemd, omdat de kenmerken van een diferenceerde instrucce onafankelijk en met elkaar
in verbinding zijn, zoals de tanden van een klok.
De leerkracht baseert de leeromgeving en het proces op basis van de bereidheid en de emoces van de
leerlingen door studiegroepen op te richten waarbij leerlingen worden geholpen bij het voorbereiden van
mondelinge en schrifelijke toetsen. Dit gebeurt het meeste buiten de klas, maar de leraar richt zich op het
proces en het resultaat.
Ervaring van een leerkracht
Ervaren leerkrachten kunnen zich richten op de behoefen van leerlingen door hun ervaring, harde werken en
goede support. Hun succes kunnen ze beoordelen op basis van de prestaces van hun leerlingen. Experts
luisteren daarnaast naar hun studenten.
Onderwijspsychologie
Onderwijspsychologie en onderwijs zijn sinds het ontstaan nauw met elkaar verbonden.
Onderwijspsychologie in het begin
Onderwijspsychologie is erg oud, Plato en Aristoteles bespraken al verschillende onderwerpen die nog steeds
onderwerpen in de onderwijspsychologie zijn. Psychologie is in de Verenigde Staten verbonden aan onderwijs
waar 1890 aan Harvard William James het gebied van psychologie heef gesccht. Hij ontwikkelde een
lezingenreeks voor leraren. Een student van James, Stanley Hall scchte de American Psachological
Associaton op, een proefschrif over de opvatng over de wereld van kinderen. Een student van Hall, John
Dewey, scchte de Laboratorium School op aan de Universiteit van Chicago en hij wordt beschouwd als de
vader van de progressieve onderwijsbeweging. Een andere student van Hall, Thorndike, schreef in 1910 de
eerste tekst op het gebied van onderwijspsychologie in he Jotrnal of Edtcatonal Psachologa.
In de jaren ’40 en ’50 stonden individuele verschillen, beoordeling en leergedrag centraal. In de jaren ’60 en ’70
verschoof de aandacht naar de cogniceve ontwikkeling en leren met aandacht voor de manier waarop
3
, studenten begrippen leren en onthouden. Het meest recente onderzoek houdt zich bezig met hoe culturele en
sociale factoren van invloed zijn op leren en de ontwikkeling.
Onderwijspsychologie vandaag de dag
Onderwijspsychologie kent eigen theorieën, onderzoeksmethoden, problemen en technieken. Het is een
aparte discipline gericht op onderzoek rondom onderwijs en leerprocessen en het verbeteren van de
onderwijsprakcjk. Onderzoekers richten zich op de ontwikkeling van kind en volwassene, mocvace en
leerprocessen, sociale en culturele invloeden op leren en onderwijs, leerkrachten evaluace inclusief toetsen.
Er is veel onderzoek op de bovenstaande onderwerpen. De vraag is of dit ook behulpzaam is voor leerkrachten;
sommige dingen lijken gewoon gezond verstand. Het gaat er echter om of het wordt aangetoond als het
daadwerkelijk wordt onderzocht.
Leren begrijpen en verbeteren
Er zijn verschillende designs voor onderzoek binnen onderwijspsychologie.
Beschrijvend onderzoek
Onderzoek waarbij gedetailleerd informace wordt verzameld over specifeke situaces. Observaces, enquêtes,
interviews en opnames of een combinace hiervan worden veel gebruikt bij het verzamelen van informace. Er
zijn verschillende vormen van beschrijvend onderzoek:
E nografische me hoden bestuderen natuurlijke gebeurtenissen bij een groep en proberen de
betekenis hiervan voor de betrokkenen van deze groep te begrijpen.
De onderzoeker wordt deelnemer binnen een situace om een bepaalde groep beter te begrijpen.
Bij een case s tdie wordt een persoon of een situace bestudeerd.
Correlate onderzoek
Correlate is een stacscsche beschrijving in de vorm van een getal dat de richcng en de sterkte of een relace
tussen twee gebeurtenissen of mecngen aangeef. De correlace loopt van -1 tot 1, hoe dichter bij een van deze
getallen hoe sterker de relace. Bij 0 is er geen sprake van een relace. Correlaces bewijzen niets over de
oorzaak en het gevolg. Een positeve correlate geef aan dat twee gebeurtenissen of mecngen elkaar verhogen
of verlagen (als een gebeurtenis groter wordt, wordt de andere dit ook). Een negateve correlate geef aan dat
wanneer de ene waarde hoog is, de andere waarde laag is.
Experimenteel onderzoek
Bij experimenteel onderzoek wordt oorzaak en gevolg bestudeerd. Eerst worden vergelijkbare groepen met
parccipanten (mensen die worden bestudeerd) gemaakt. Om gelijke groepen te maken is toewijzing
door randomisate een veel voorkomende manier. Hierbij worden parccipace random toegewezen aan een
groep, wat betekent dat elk persoon dezelfde kans heef om tot een bepaalde groep te worden toegewezen.
De ene groep krijgt een intervence en de andere groep niet. Vervolgens worden de resultaten vergeleken en
beschreven door middel van s atstsche significante. Bij stacscsche signifcance is het niet waarschijnlijk dat
iets een toevallige gebeurtenis is. P < .05 is er een kans van 5 % dat resultaten toevallig zijn.
Qtasi-experimen eel onderzoek is een vorm van experimenteel onderzoek die het dichts in de buurt komt van
een waar experiment, een belangrijke uitzondering is dat er al sprake is van twee bestaande groepen.
Onderzoek kan ook plaats vinden in een bestaande situace in plaats van in een laboratorium, dan is er sprake
van een veld experimen .
Single-subject experimenteel design
Bij dit design is er sprake van een systemacsche intervence om het efect van een bepaalde therapie, methode
of intervence bij een persoon te bestuderen. Een vorm van een design is een ABAB experiment. Een persoon
wordt een periode geobserveerd (A), waarna een intervence (B) plaats vindt. Het resultaat wordt genoteerd en
de intervence wordt ingetrokken (A). Vervolgens kan de intervence weer opnieuw worden gestart (B).
4