Couper - H9 - Moral philosophy and ethics: Right and wrong in geography
Aristoteles: Een deugdzaam persoon is iemand die zulke deugden heeft ontwikkeld, samen
met de 'praktische wijsheid' die hem in staat stelt om elke situatie te beoordelen en het juiste
te doen. De nadruk van de deugdethiek ligt op het soort persoon dat we willen zijn.
Kant: Deontologische ethiek gaat ervan uit dat we de plicht hebben ons te gedragen volgens
morele wetten of fundamentele principes. Hypothetische imperatieven zijn imperatieven
die ons ertoe brengen op een bepaalde manier te handelen om een gewenst resultaat te
bereiken. In eenvoudige bewoordingen zijn ze gebaseerd op een "als". Categorische
imperatieven, daarentegen, zijn doelen op zich. Ze zouden worden gevolgd door elk
rationeel persoon, omdat we de plicht hebben ze te volgen. Als je zou vragen: 'Waarom zou
ik mijn plicht doen?', is het enige mogelijke antwoord 'Omdat het je plicht is'.
Deontologische ethiek legt dus de nadruk op de redenen (motivaties) om op een bepaalde
manier te handelen. Een goede daad is een daad die wordt ondernomen omdat deze
rationeel is, geacht de juiste handelwijze te zijn en gebaseerd op plichtsbesef
- Gedraag je altijd zoals je zou willen dat anderen zich in dezelfde situatie gedragen.
- Gebruik nooit andere mensen als middel voor uw eigen doeleinden; alle mensen
moeten worden gerespecteerd 'als doel op zich'.
Bentham: Alle mensen worden geleid door twee impulsen: het maximaliseren van plezier en
het minimaliseren van pijn. Een goede daad is daarom een daad die resulteert in het
grootste plezier voor het grootste aantal mensen en de minste pijn voor het minste aantal.
Dit leidt tot een utilitaire benadering om te focussen op consequenties (kosten/baten).
Goede zorg houdt in:
1. Oplettendheid, erkennen van een zorgbehoefte;
2. Verantwoordelijkheid, verantwoordelijkheid nemen om aan die behoefte te voldoen;
3. Competentie, in het geven van zorg, en;
4. Responsiviteit, in het reageren op zorg die van anderen wordt ontvangen
Zorgethiek legt de nadruk op actie of praktijk, in plaats van regels of principes. Dergelijke
acties of praktijken zijn altijd contextspecifiek.
9.2 - Ethiek en geografie
Epistemologie houdt zich bezig met het beschrijven van hoe de wereld is. Ethiek houdt
zich bezig met het vaststellen hoe mensen zouden moeten handelen. De milieu-ethiek
ontwikkelde zich vanaf de jaren zeventig als een subdiscipline van de filosofie. Het gaat er
vooral om vast te stellen hoe we ons zouden moeten gedragen in relatie tot de
niet-menselijke wereld. Poststructuralisme is anti-fundamentalistisch en
anti-universalistisch, met het argument dat betekenis wordt bepaald door taal, conventie en
positionaliteit, in plaats van een 'solide' basis te hebben. Dit leidt tot een nadruk op verschil
en culturele relativiteit, waardoor de mogelijkheid om universele gronden voor ethiek vast te
stellen in twijfel wordt getrokken. De spanning tussen universaliteit en bijzonderheid stelt ons
voor een probleem van relativisme. Drie soorten relativisme die van belang zijn:
- Beschrijvende ethiek beschrijft simpelweg hoe mensen zich gedragen met
betrekking tot morele kwesties, en de waarden die verbonden zijn aan dergelijk
gedrag. Relativisme vertelt ons hier dat opvattingen over wat goed of fout is
verschillen tussen individuen, samenlevingen en culturen.
, - Normatieve ethiek schrijft voor wat goed/slecht is. Relativisme in normatieve ethiek
stelt dus dat wat eigenlijk goed of fout is, verschilt tussen individuen, samenlevingen
en culturen.
- Meta-ethiek verwijst naar de argumentatievormen die mensen gebruiken om te
bepalen wat goed of slecht is. Het relativisme stelt hier dat er geen universeel middel
is om goed van kwaad te onderscheiden.
Sinds de Verlichting is het meeste ethische denken gericht op het ‘Cartesiaanse subject’;
mensen als onafhankelijke, autonome individuen. Het poststructuralisme decentraliseert dit
onderwerp en benadrukt de relationele aard van identiteit; onze identiteit wordt gevormd in
relatie tot de mensen om ons heen, en dit biedt mogelijkheden voor een meer relationele
ethiek. Terwijl geografen steeds meer mogelijkheden zien in een zorgethiek, bestaat het
gevaar dat een dergelijke benadering uitsluitingsmechanismen wordt. Het zou een
verdediging kunnen bieden voor het prioriteren van de zorg voor onze naaste anderen.
Geografen zijn goed afgestemd op de veranderende ruimtelijke organisatie van menselijke
activiteiten die verband houden met globalisering. Traditionele benaderingen van ethiek
lijken dit probleem te omzeilen en benadrukken gelijkheid door het principe van
universaliseerbaarheid. Deontologische ethiek kent bijvoorbeeld aan alle mensen dezelfde
morele waarde toe, en deze universaliseerbaarheid betekent dat we iemand niet mogen
discrimineren alleen omdat hij ver weg is. De invloed van het postmodernisme is geweest
om universele argumenten te verminderen, met de nadruk op verschil en bijzonderheid. Drie
manieren om morele betekenis uit te breiden naar niet-menselijke entiteiten:
- De libertaire uitbreiding. Dit stelt dat de libertaire nadruk op individuen moet
worden uitgebreid tot individuele levende organismen, waarbij elk het recht op
ononderbroken vrijheid van bestaan wordt verleend. Hoe ver ga je?
- Behoudsethiek. Deze benadering waardeert het behoud van niet-menselijke natuur,
specifiek vanuit menselijk belang. Ecosystemen worden niet geacht enige intrinsieke
waarde te hebben, maar alleen extrinsieke waarde - een waarde die volledig is
gebaseerd op hun nut voor de mens. Veel van het discours rond de beperking van de
klimaatverandering is gebaseerd op dit antropocentrische (mensgerichte)
perspectief, waarbij de nadruk wordt gelegd op de gevolgen die veranderingen in het
klimaat zullen hebben voor het menselijk leven.
- De ecologische uitbreiding. Dit hecht waarde aan de onderlinge verbondenheid
van de geofysische en biofysische systemen van de planeet, en de diversiteit
daarbinnen. Aangenomen wordt dat het ecosysteem op zichzelf een intrinsieke
waarde heeft.
9.3 - Ethiek en geografisch onderzoek
Onderzoeksintegriteit - Eerlijk zijn en krediet geven
Onderzoeksethiek - Behandeling van menselijke deelnemers aan onderzoek
Vier principes Belmont-rapport (1979):
- Respect: Het recht van alle individuen op autonome zelfbeschikking respecteren
- Beneficence: Streven om goed te doen;
- Geen kwaad doen
- Justice: Eerlijkheid in de verdeling van de kosten en baten van onderzoek