*Deze samenvatting is beperkt tot de verplichte literatuur en hetgeen tijdens het college is besproken. Ook staan in het boek heel veel voorbeelden die niet zijn opgenomen in deze samenvatting.
Hoofdstuk 1. Het recht op gelijke behandeling en het verbod van discriminatie
1. Inleiding
Rechten en grondrechten krijgen pas betekenis als ze in gelijke mate aan iedereen toekomen. Niet
alle vormen van ongelijke behandeling zijn echter onaanvaardbaar en niet elke vorm van ongelijke
behandeling levert steeds discriminatie op. Er zijn talloze gevallen denkbaar waarin ongelijke
behandeling volkomen redelijk of zelfs wenselijk is, bijv. de hoogte van de inkomstenbelasting (deze
varieert naar inkomen). Ongelijke behandeling is zelfs inherent aan het recht: iedere wet en iedere
regeling bevat onmiddellijk classificaties en ongelijke behandelingen, al is het maar omdat een
doelgroep moet worden afgebakend of omdat alleen een bepaalde categorie van gevallen wordt
bestreken.
2. Europa
2.1 EVRM
In het EVRM is op twee plaatsen een bepaling over gelijke behandeling en non-discriminatie terug te
vinden, namelijk in art. 14 en in art. 1 Twaalfde Protocol.
Art. 1 Twaalfde Protocol bevat een zelfstandig gelijkheidsbeginsel, terwijl art. 14 EVRM een
accessoir karakter heeft. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel van art. 14 EVRM kan volgens vast
rechtspraak van het EHRM alleen worden ingeroepen in verband met de aantasting van een ander
recht dat door het EVRM wordt beschermd. Deze koppeling aan de materiële verdragsrechten heeft
nadelen. Het Hof kan zich hierdoor over een aantal onderwerpen van ongelijke behandeling niet
uitspreken, omdat deze onderwerpen niet onder de reikwijdte van één van de klassieke EVRM-
rechten vallen. Hierdoor wordt niet vaak een beroep gedaan op art. 14 EVRM, omdat nog altijd een
ander recht van toepassing is. Ook de Raad van Europa heeft de beperking van art. 14 EVRM
gerealiseerd, en daarom is in art. 1 Twaalfde Protocol een nieuwe formulering opgenomen – ‘elk in de
wet neergelegd recht’ – waardoor deze bepaling een zelfstandig karakter heeft.
Een ander verschil met art. 14 EVRM is dat in art. 1 een tweede lid is toegevoegd waarin een
uitdrukkelijk verbod van discriminatie is opgenomen. De bedoeling daarvan is om vooral duidelijk te
maken dat de bepaling niet alleen betrekking heeft op wetgeving, maar ook op besluiten van
overheidsorganen en zelfs feitelijk handelen van de overheid (bijv. het geval waarin de politie moet
ingrijpen bij rellen).
In art. 14 EVRM en art. 1 Twaalfde Protocol worden de begrippen onderscheid en discriminatie door
elkaar heen gebruikt. Art. 14 spreekt van het verzekeren van rechten ‘zonder enig onderscheid’, terwijl
art 1 spreekt van het verzekeren van rechten ‘zonder discriminatie’.
In NL heeft het begrip ‘discriminatie’ een negatieve bijklank, terwijl ‘ongelijke behandeling en
‘onderscheid’ vrij neutrale begrippen zijn. Discriminatie wordt vaak gebruikt om onderscheid aan te
duiden dat niet gerechtvaardigd is of onacceptabel is, omdat het is gebaseerd op volstrekt
ontoelaatbare motieven. In andere rechtssystemen en talen is de pejoratieve lading van het
discriminatiebegrip minder sterk aanwezig.
Het EHRM heeft aangegeven dat het begrip ‘onderscheid’ moet worden gelezen als
‘ongerechtvaardigd onderscheid’, waarmee het een betekenis heeft gekregen die min of meer gelijk is
met het internationale begrip ‘discriminatie’. Dit is waarschijnlijk de reden waarom in het Twaalfde
Protocol gekozen is voor ‘discriminatie’, zodat het duidelijk is dat een ongerechtvaardigd onderscheidt
wordt bedoeld.
Het EHRM heeft in zijn rechtspraak een aantal criteria ontwikkeld om te kunnen beoordelen of een
ongelijke behandeling wel of niet toelaatbaar is. De vaststelling van de vergelijkbaarheid is het
belangrijkste onderdeel van de toetsing. Daarbij moet het een vergelijkingsmaatstaf vaststellen, die
helpt om te kunnen bepalen of de gevallen op relevante punten overeenstemming vertonen of juist
verschillend zijn. Als de gevallen voldoende vergelijkbaar zijn, gaat het Hof na of voor het verschil in
behandeling een objectieve rechtvaardiging bestaat. Daarbij onderzoekt het of met het onderscheid
een legitieme doelstelling wordt nagestreefd, of het onderscheid tot dit doel in een redelijke
verhouding staat en of de verhouding tussen aangetaste en nagestreefde belangen proportioneel is.
De bewijslast rust daarbij op de staat. In grote lijnen is de toetsingen die het EHRM bij dit artikel
uitvoert vergelijkbaar met de benadering die het kiest bij toetsing aan de art. 8-11 EVRM.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jurfis. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.