Samenvatting Thinking in Systems
Introductie
Een belangrijk inzicht in de systeemtheorie is dat er een relatie is tussen structuur en gedrag. Als we
deze relatie herkennen dan kunnen we begrijpen hoe systemen werken, hoe systemen goede
resultaten kunnen voortbrengen en hoe deze verbeterd kunnen worden. Nu de wereld steeds sneller
verandert en complexer wordt, zal systeemdenken ons helpen om te managen, ons aan te passen en
de keuzes te zien die we hebben. Het is een manier van denken om oorzaken van problemen te
achterhalen en nieuwe kansen te ontdekken.
Een systeem is een set van dingen: mensen, cellen, moleculen of wat dan ook, verbonden op een
zodanige manier dat ze hun eigen patroon van gedrag produceren. Het systeem kan getriggered,
belemmerd of gedreven worden door externe krachten, maar de reactie van het systeem op deze
krachten is een kenmerk van het systeem zelf. Het systeem veroorzaakt dus zijn eigen gedrag. Het
ene systeem reageert anders op een externe kracht dan het andere systeem:
Het griepvirus maakt jou wel ziek, maar een ander niet: jouw systeem voldoet wel aan de
voorwaarden waarin het virus kan aarden, dat van de ander niet.
Politieke leiders veroorzaken geen recessies of economische goede tijden; ups en downs zijn
inherent aan de structuur van de markteconomie.
We hebben geleerd om te analyseren, om onze rationele vaardigheden te gebruiken en om
problemen op te lossen door controle uit te oefenen op de wereld om ons heen. Aan de andere kant
konden we ook al omgaan met complexe problemen voordat we hebben geleerd om rationeel te
denken: we hebben een intuïtie wat betreft systemen en hoe deze werken.
Honger, armoede, economische instabiliteit, werkeloosheid, chronische ziektes, verslavingen en
oorlog zijn problemen die bestaan; ondanks dat niemand wil dat ze bestaan. Dit zijn intrinsieke
systeemproblemen: onwenselijke kenmerken van een systeem. De enige manier om deze problemen
op te lossen is door het systeem te veranderen. Om dat te doen moet je anders kunnen denken,
dingen anders kunnen zien en andere dingen kunnen doen. Dit boek gaat over anders zien en
denken. Een laatste wijsheid over systeemdenken: het gedrag van een systeem kan je niet kennen als
je alleen de onderdelen van het systeem kent.
Hoofdstuk 1: the basics
Een systeem is een onderling verbonden set van elementen, georganiseerd op zodanige wijze dat het
iets bereikt. Een systeem bestaat dus uit drie zaken: elementen, onderlinge verbindingen en een
functie of doel. Een voorbeeld is een voetbalteam: de elementen zijn de spelers, de coach, het veld
en de bal. De onderlinge verbindingen zijn de regels, de strategie van de coach en de communicatie
tussen de spelers. Het doel van het team is het winnen van wedstrijden, bewegen, plezier hebben of
veel geld verdienen. Een school, een stad, een fabriek, een dier, een boom: allemaal systemen.
Systemen kunnen ook in systemen zitten: een boom is een systeem, een bos ook, de aarde ook, het
heelal ook, enzovoort. Niet alles is een systeem: zand is gewoon zand. Als je een paar korrels
weghaalt dan is het nog steeds zand. Als je een voetbalspeler weghaalt uit het team dan is het team
niet meer hetzelfde: het systeem verandert.
Elementen zijn vaak zichtbaar en goed te herkennen, maar er kunnen ook onzichtbare en ontastbare
elementen zijn. Onderlinge verbindingen zijn lastiger te herkennen. Soms zijn het fysieke stromingen,
zoals het eten wat door een mens verteerd wordt of studenten die zich ontwikkelen door de
opleiding heen. De meeste onderlinge verbindingen zijn informatiestromen; deze zijn veel moeilijker
te zien. Nog moeilijker zijn functies of doelen van systemen. Een functie of doel is niet altijd
,uitgesproken, opgeschreven of expliciet gemaakt. De beste manier om een functie of doel te
achterhalen is door een systeem een tijd te observeren.
Functie = een niet menselijk systeem
Doel = een menselijk systeem
Veel systemen hebben zowel menselijke als niet-menselijke elementen en de grens tussen functie en
doel is daardoor vaag. Een doel hoeft niet per se een doel te zijn gesteld door een persoon.
Integendeel: doelen van personen zorgen juist voor systeemgedrag wat niemand wil. Niemand wil
een maatschappij vol drugs en criminaliteit, maar de doelen van verschillende actoren kunnen dit
toch veroorzaken. Zoals gezegd kunnen er systemen in systemen bestaan, wat betekent dat er ook
doelen binnen doelen kunnen bestaan. Het doel van een universiteit is het ontdekken en behouden
van kennis, het doel van een student is om goede cijfers te halen. De student kan fraude plegen om
zijn doel te bereiken en daarmee het grotere systeem in gevaar brengen. Het is dus belangrijk dat de
sub-doelen en het doel van het grotere systeem met elkaar in harmonie zijn: leidt tot succes.
Het veranderen van elementen heeft het minste effect op een systeem (een voetbalspeler kan
vervangen worden door een ander, het team blijft bestaan en verandert misschien weinig). Als de
onderlinge verbindingen veranderen is het echter wat anders. Het systeem verandert en wordt
misschien zelfs onherkenbaar. Als je voetbalregels verandert in basketbalregels dan heb je een
andere sport. Ook het veranderen van een functie of
doel kan drastisch zijn. Als je de spelers en de regels
van voetbal behoudt, maar het doel is verliezen in
plaats van winnen bijvoorbeeld.
De dingen van het systeem die je het minst ziet: de
functie of het doel, zijn vaak de meest cruciale delen
van het systeem, evenals de onderlinge verbindingen.
Elementen zijn het makkelijkst te veranderen TENZIJ je
daarmee óók de onderlinge verbindingen of de functie/
het doel verandert.
Stock (voorraad) = de basis van elk systeem. Dit zijn elementen die je kan voelen, zien, tellen of
meten op elk mogelijk moment. Het is een hoeveelheid aan materiaal of informatie dat zich heeft
opgebouwd in de loop van de tijd. Het is de hoeveelheid water in het bad, een populatie, boeken in
de bibliotheek, een boom in het bos, geld op de bank of je zelfvertrouwen (voorraad hoeft dus niet
iets fysieks te zijn). Voorraden veranderen in de loop van de tijd door stromen (flow). Denk aan het
vullen of laten leeglopen van een bad, geboorte en
dood, aankopen en verkopen, succes en falen.
Een voorraad is altijd een box, een flow is een soort
van pijl met een kraan erop: de stroom kan harder
of zachter worden gezet en aan of uit. De wolkjes
staan voor de bronnen en ‘afval/riool’.
Hiernaast staat een voorbeeld. Water in een
reservoir (dam) is een voorraad, waar regen en
rivier water in terecht komen. De stromen die uit
het reservoir gaan zijn verdamping aan de
oppervlakte en het water wat uit de dam stroomt.
, Als je de dynamiek van een voorraad en stromen begrijpt, dan snap je ook het gedrag van complexe
systemen. Een voorbeeld is een bad. Als je de stop uit het bad haalt dan loopt het bad leeg. De
hoeveelheid water daalt, totdat het bad helemaal leeg is. Als je echter halverwege dit proces de
kraan aanzet dan blijft de hoeveelheid water gelijk: er loopt evenveel weg als dat er bij komt. Dit
noemen we ook wel de staat van dynamisch evenwicht (dynamic equilibrium): de hoeveelheid
verandert niet, ondanks dat er continue water doorheen stroomt. Dit is een heel simpel systeem,
met slechts één voorraad, één inkomende stroom en één uitgaande stroom.
Het is menselijk om de voorraad beter te begrijpen dan de stromen. We missen daarom soms het
punt dat een bad niet alleen gevuld kan worden door meer uit de kraan te laten komen, maar ook
door minder weg te laten lopen. Een organisatie kan een groter personeelsbestand opbouwen door
meer mensen aan te nemen, maar ook door minder mensen te ontslaan.
Systeemdenkers gebruiken vaak een grafiek om trends te begrijpen en om te kijken of een systeem
het doel bereikt en zo ja, hoe snel. Een variabele is de voorraad of de stroom. Het patroon is
belangrijk, dus de richting van de lijn of de vorm van de lijn, niet de precieze getallen.
Het kost tijd om een voorraad te veranderen, omdat stromen tijd nodig hebben om te stromen. Een
bad is niet in één seconde vol, dat duurt even. Dit is een belangrijk punt om te begrijpen waarom
systemen werken zoals ze werken. Zelfs als stromen snel gaan kan het lang duren voordat een
voorraad verandert: voorraden kunnen werken als vertraging, buffers of schokdempers in systemen.
Er kan niet van de één op andere dag een bos staan, ook niet als je honderden zaadjes in één keer
plant. De vertraging die ontstaat bij langzaam veranderende voorraden kan problemen veroorzaken
in systemen, maar kan ook een bron van stabiliteit zijn of een moment van bezinning of uitproberen.
Er is nog een belangrijk principe wat betreft de rol van voorraden in systemen: de aanwezigheid van
voorraden zorgt er voor dat inkomende stromen en uitgaande stromen onafhankelijk van elkaar
kunnen zijn en ook tijdelijk uit balans kunnen zijn. Het zou moeilijk zijn om precies zoveel benzine te
produceren als dat auto’s gebruiken. Benzine in opslagtanks zorgt ervoor dat er sprake is van een
soort zekerheid, continuïteit en voorspelbaarheid, ondanks snel veranderende stromen.
Mensen hebben veel van dit soort reservoirs uitgevonden en monitoren voorraden constant. Ze
maken beslissingen en voeren acties uit om de voorraden te laten stijgen en dalen, of om ze gelijk te
houden. Systeemdenkers zien de wereld als een verzameling van voorraden samen met de
mechanismen die het niveau reguleren in de voorraden. Ze zien de wereld als een verzameling van
feedbackprocessen.
Als een voorraad snel verandert of juist gelijk blijft ongeacht wat er verder gebeurt, dan is het
waarschijnlijk dat er een controlemechanisme aan het werk is. Dat mechanisme werkt via een
feedback loop. Een feedback loop wordt gevormd als veranderingen in de voorraad de stromen
beïnvloeden die er in of uit gaan. Denk aan sparen bij de bank: de hoeveelheid geld op je
spaarrekening (voorraad) verandert. Hierdoor krijg je ook meer rente (stroom). Als het geld op je
rekening omlaag gaat (voorraad) dan ga je waarschijnlijk meer werken om meer te verdienen
(stroom). Deze feedbackloop zorgt er voor dat je rekening op een voor jou acceptabel niveau blijft.
Een systeem met een feedbackloop heeft een dunne pijl (de
informatiestroom), die de richting van de actie weergeeft. Er zijn
verschillende vormen van feedbackloops. Een veel voorkomende
vorm is de loop die stabiliseert. Als de voorraad leeg raakt, gaat er
een feedbackloop naar de inkomende stroom, om de voorraad
weer aan te vullen. Een feedbackloop is niet altijd positief: het kan
ook zijn dat de voorraad te vol is en dat de feedbackloop er voor zorgt dat er minder in komt –