Samenvatting readers mobiliteit hoorcolleges
Voorbereiding te bestuderen literatuur mobiliteit C1 hoorcollege
Risico en risicofactoren: H 5.1 ruimtelijke ordening en veiligheid & reader C1
Hoofdstuk 5.1 algemeen verkeersveiligheid
Veiligheid is een wezenlijke behoefte van de mens. In het dagelijks leven, en dus ook in het
verkeer komen gebeurtenissen voor die op enigerlei wijze schade kunnen toebrengen aan
personen of persoonlijke bezittingen. Onder verkeersonveiligheid wordt verstaan: de kans
op materiële en immateriële schade als gevolg van (bijna)-ongevallen en de dreiging die van
het verkeer kan uitgaan. Deze schade komt op objectieve wijze tot uitdrukking in de
geregistreerde aantallen doden en de aantallen ernstig verkeersgewonden per jaar en in de
totale economische schade.
De behandeling van de verkeersonveiligheidsproblematiek kan niet beperkt blijven tot de
ongevallen zelf, de objectieve verkeersonveiligheid. Ook “gevoelens” van onveiligheid, de
subjectieve verkeersonveiligheid, verdienen belangstelling. Hierbij gaat het om de beleving
van omstandigheden, incidenten en conflicten geassocieerd met (gevolgen van) ongevallen
(dood en letsel).
Verkeersongevallen worden bepaald door twee factoren: risico en expositie. Het risico,
uitgedrukt in aantal ongevallen per voertuigkilometer, wordt gezien als een eigenschap van
het door de overheid aangeboden verkeerssysteem.
Dit systeem voorziet in de verplaatsingsbehoefte die wordt geuit vanuit de mens. De
aantallen ongevallen die binnen het systeem zullen plaatsvinden
zijn afhankelijk van de mate waarin het systeem wordt gebruikt, de eigenschappen van de
gebruikers en een aantal externe factoren.
Uit reader C1 Monitor Verkeersveiligheid 2018 H1,2,3
Verkeersonveiligheid leidt tot veel persoonlijk leed en kost de maatschappij grofweg 14
miljard euro per jaar. Het is dan ook van belang om het aantal verkeersslachtoffers terug te
dringen met effectief verkeersveiligheidsbeleid. In 2017 vielen er 613 doden in het
Nederlandse verkeer. Over de laatste tien jaar daalde het aantal verkeersdoden met
gemiddeld 2,2% per jaar. De laatste jaren stagneert de daling echter.
Volgens de European Transport Safety Council (ETSC) is het aantal verkeersdoden in de EU
de laatste vier jaar (2013-2017) met slechts 3% gedaald. Het aantal ernstig
verkeersgewonden is de afgelopen tien jaar gestegen met gemiddeld 1,9% per jaar. In 2017
vielen naar schatting 20.800 ernstig verkeersgewonden. In de EU wordt een ernstig
verkeersgewonde gedefinieerd als een verkeersslachtoffer met een letselernst van MAIS3 of
hoger.
De meeste verkeersdoden vallen onder fietsers en auto- inzittenden. Het aantal
verkeersdoden onder fietsers lijkt over de afgelopen tien jaar eerder toe dan af te nemen.
,Onder bestuurders van gemotoriseerde invalidenvoertuigen (inclusief scootmobielen) is de
trend in het aantal verkeersdoden over de afgelopen tien jaar ook stijgend.
Ruim een derde (35%) van de geregistreerde verkeersdoden valt bij enkelvoudige
ongevallen. Bij enkelvoudige ongevallen is er geen botsing met een andere
verkeersdeelnemer, maar wordt bijvoorbeeld een boom geraakt, of overlijdt een fietser of
scootmobielrijder aan de verwondingen na een val. Eveneens een derde (34%) van de
geregistreerde verkeersdoden valt bij ongevallen met een personenauto als tegenpartij.
Beide groepen verkeersdoden laten over de afgelopen tien jaar een dalende trend zien.
Bijna driekwart van de verkeersdoden is man. In 2017 was een op de vijf verkeersdoden 80
jaar of ouder en de trend in het aantal verkeersdoden in deze groep is stijgen. Deze
ontwikkeling heeft te maken met de vergrijzing en een toename in mobiliteit van oudere
verkeersdeelnemers (zie ook het volgende hoofdstuk). Het aantal verkeersdoden onder
kinderen is relatief laag vergeleken met de aantallen in andere leeftijdsgroepen,
De meeste geregistreerde verkeersdoden (59%) vallen op gemeentelijke wegen. Een nadere
onderverdeling naar een combinatie van snelheidslimiet, locatie en wegbeheerder laat zien
dat de meeste van deze verkeersdoden vallen op 50km/uur-wegen binnen de bebouwde
kom.
De mobiliteitsontwikkeling verschilt per vervoerswijze. De auto heeft met 82% het grootste
aandeel in de totale verplaatsingsafstand. De mobiliteitsontwikkeling verschilt ook per
leeftijdsgroep. Mede door de vergrijzing neemt de mobiliteit van 70-plussers toe. Vanwege
hun kwetsbaarheid, hebben 70-plussers een relatief hoog overlijdensrisico in het verkeer. De
vergrijzing leidt dus, als al het andere gelijk blijft, tot een stijging in het totale aantal
slachtoffers en vormt mede een verklaring voor de minder gunstige ontwikkeling in het
aantal verkeersdoden de laatste jaren.
Uit reader C1 SWOV: verkeersdoden in Nederland
Het aantal verkeersdoden in Nederland vertoont, na een stijging in de jaren vijftig en zestig,
een geleidelijke daling sinds 1973. In 2017 vielen er 613 doden in het verkeer in Nederland.
Na de jarenlange daling tot 570 doden in 2013 en 2014 en de daaropvolgende toename tot
629 doden in 2016, zien we nu weer een lichte daling in 2017.
Ongeveer een derde van de verkeersdoden bestaat uit auto-inzittenden (201), en ongeveer
een derde is fietser (206). Afgemeten naar de bevolkingsomvang, vallen er
verhoudingsgewijs veel doden in het verkeer onder jongeren en jongvolwassenen (15-29
jaar) en ouderen (65+). Kinderen (0-14 jaar) komen juist relatief weinig om in het verkeer; in
2017 waren dat er 16.
Bij vergelijking van aantallen verkeersdoden in verschillende groepen (zoals leeftijd,
vervoerswijze, wegtype) moet worden bedacht dat het aantal verkeersslachtoffers afhangt
van de mobiliteit: hoe meer men reist, hoe vaker men een ongeval kan hebben. Het aantal
slachtoffers hangt ook af van de veiligheidskenmerken van die mobiliteit: er zijn veilige en
minder veilige wegen en veilige en minder veilige voertuigen. Daarnaast beïnvloed ook het
rijgedrag de kans op een verkeersongeval. Uiteraard maakt het ook uit of andere
weggebruikers veel of weinig risico nemen, goed opletten en dergelijke. Het aantal
, verkeersdoden in een bepaalde groep wordt dus niet alleen bepaald door hoe ‘gevaarlijk’ die
groep is (het risico van die leeftijdsgroep, sekse, vervoerswijze of wegtype), maar ook door
de hoeveelheid mobiliteit van die groep (van dat vervoermiddel, op dat wegtype, enz.).
Verschillen in aantallen verkeersdoden kunnen dus zowel komen door verschillen in
mobiliteit als door verschillen in risico. En ten slotte speelt het toeval ook altijd een rol.
(Kleine) verschillen tussen aantallen doden in opeenvolgende jaren kunnen ook toevallig zijn.
Een verkeersdode is internationaal gedefinieerd als iemand die ten gevolge van een ongeval
op de openbare weg, waarbij ten minste een rijdend voertuig is betrokken, binnen dertig
dagen aan de gevolgen van dat ongeval overlijdt.
Uit reader C1 SWOV: risico in het verkeer
De meest gebruikte maat voor de onveiligheid in het verkeer is het aantal
verkeersongevallen en/of het aantal slachtoffers dat daarbij valt. Om het aantal ongevallen
van verschillende groepen, zoals landen, vervoerwijzen of wegtypen onderling te kunnen
vergelijken, kunnen we het aantal slachtoffers relateren aan de mobiliteit. Daarbij wordt het
risico bepaald, dat wil zeggen het aantal slachtoffers per afgelegde afstand. Bij het risico
wordt dus behalve met het aantal slachtoffers (in een bepaalde groep) ook rekening
gehouden met de afgelegde afstand (door die groep). Het risico om als auto-inzittende te
overlijden in het verkeer daalt in Nederland sinds de jaren zeventig. Brom- en snorfietsers en
motorijders hebben een relatief hoog risico om in een verkeersongeval te overlijden of
ernstig verkeers- gewond te raken. Verder hebben jongeren en vooral ouderen een
bovengemiddeld hoog risico. Risico is de meest gangbare maat; andere manieren om de
veiligheid uit te drukken zijn bijvoorbeeld de mortaliteit (doden per inwoner), of het aantal
doden per motorvoertuig.
De verkeersveiligheid kan in termen van het aantal ongevallen of slachtoffers worden
uitgedrukt en ook in termen van het risico. Bij het risico wordt behalve met het aantal
slachtoffers ook rekening gehouden met de afgelegde afstand in het verkeer. Het risico
wordt gedefinieerd als het aantal verkeersslachtoffers (doden dan wel ernstig
verkeersgewonden) per reizigerskilometer. Het risico voor auto-inzittenden om te overlijden
in het verkeer laat in Nederland sinds de jaren zeventig een dalende trend zien. Het risico
bepaald per vervoerswijze, laat zien dat vooral brom- en snorfietsers en motorrijders een
relatief hoog risico hebben om te overlijden of ernstig verkeersgewond te raken. Van de
verschillende leeftijdsgroepen hebben vooral ouderen, door hun verhoogde lichamelijke
kwetsbaarheid en functiestoornissen, een verhoogd slachtofferrisico. Jongeren laten een
verhoogd risico zien door hun beginnende deelname aan het gemotoriseerde verkeer. Het
risico om ernstig verkeersgewond te raken in een fietsongeval waarbij geen motorvoertuig
betrokken is, is de laatste jaren opvallend toegenomen.
Uit reader C1 SWOV: snelheid en snelheidsmanagement
Bij een hogere rijsnelheid is de remweg langer, de reactietijd korter en een eventuele
botsing harder. Een te hoge snelheid vergroot daarmee de kans op verkeersongevallen en de
kans op een ernstige afloop daarvan. Naar schatting wordt een derde van alle dodelijke
verkeersongevallen (mede) veroorzaakt door te snel rijden.