Probleem 1
Leerdoelen:
Vignet A:
1. Wat zijn de consequenties als een van de partijen de onderhandelingen afbreekt?
Vignet B:
1. Wat is vertegenwoordiging en wat zijn de vereisten?
2. Wat gebeurt er als je iets buiten machtiging doet?
Voorgeschreven stof:
Precontractuele fase
1. Rechtshandeling en Overeenkomst, nrs: 24-32, 40-48 en 52-80a.
2. Jurisprudentie:
o HR 12 augustus 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7337, AA 2005, p. 1027-1034, m.nt.
T. Hartlief (CBB/JPO).
o HR 5 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2815, AA 2010, p. 188-196, m.nt. W.H. van
Boom & S.D. Lindenbergh (Effectenlease).
Vertegenwoordiging
• Rechtshandeling en Overeenkomst, nrs: 81-104 en 106-116.
• Jurisprudentie:
o HR 28 maart 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2324, NJ 1997/454 (Wisman/Trijber).
o HR 19 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK7671, NJ 2010/115 (ING/Bera).
Vignet A
Wat is een rechtshandeling?
Art. 3:33 BW legt uit dat een rechtshandeling een handeling is waar een rechtsgevolg
mee is beoogd en dat er een wil is die door verklaring is geopenbaard.
In wat voor vorm moet een verklaring worden afgelegd?
Art. 3:37 BW bepaald dat verklaringen, tenzij anders bepaald, in iedere vorm kunnen
geschieden.
• In art. 3.39 BW staat dat indien een verklaring in een bepaalde vorm had moeten
geschieden deze dan wel nietig is.
In de algemene voorwaarden van een bedrijf kan (mits dit niet redelijk bezwarend wordt
geacht) wel een eigen uitzondering worden opgenomen voor verklaringen. BV: een bedrijf
kan stellen dat bij de verklaring een handtekening moet worden gezet bv.
• In geval van een geschil zal de gebruiker van de voorwaarden moeten aantonen
dat hij een redelijk belang bij de voorgeschreven vorm heeft. Slaagt hij hierin niet
dan kan het beding worden vernietigt (art. 6:233 sub a BW).
Wat is een stilzwijgende wilsverklaring?
Volgens Art. 3:37 lid 1 BW kunnen verklaringen ook in een of meer gedragingen besloten
liggen. Denk hierbij aan een handgebaar of een hoofdknik. Maar ook passiviteit kan een
verklaring zijn. Steeds hangt het ervan af wat de wederpartij in de gegeven
omstandigheden uit het gedrag redelijkerwijs mocht afleiden.
1
,Wat is de wilsvertrouwensleer en waarvoor is die belangrijk?
Er bestaat ook zoiets als de wilsvertrouwensleer dit is af te leiden uit art. 3:35 en 3:36.
Deze artikelen beschermen de wederpartij als zij erop mochten vertrouwen dat de wil in
orde was.
Volgens art. 3:35 gaat de uiterlijke schijn van de verklaring voor op de interne wil van een
persoon, voor zover de wederpartij er gerechtvaardigd op heeft vertrouwd dat de
verklaring welgemeend was.
• Art. 3:33 BW → primaire grondslag voor de totstandkoming van de
rechtshandeling.
• Art. 3:35 BW → subsidiaire grondslag.
De wilsvertrouwensleer is belangrijk voor de inhoud van de wilsverklaring maar ook voor
de vraag of er überhaupt wel een wilsverklaring is afgelegd kan het beslissend zijn.
Wilsleer: Voor de wilsleer is de interne wil van de handelende persoon van doorslaggevend
belang. Op grond van de theorie van de wilsverklaring moet hij weliswaar zijn wil verklaren,
zodat bij het uiteenlopen van wil en verklaring geen rechtshandeling tot stand komt conform
zijn wil. Er komt evenmin een andere rechtshandeling tot stand; bij gebreke van een
overeenstemmende wil blijft de verklaring zonder gevolg. In deze zuivere vorm is de wilsleer
onhoudbaar, omdat zij geheel voorbijgaat aan de belangen van de wederpartij (en in het
verlengde waarvan aan die van een behoorlijk verlopen rechtsverkeer).
Verklaringsleer: In deze opvatting is alleen de verklaring van belang. De rechtshandeling
komt tot stand conform hetgeen de handelende persoon heeft verklaard, of de verklaring nu
overeenstemde met de interne wil of niet. Tegen de verklaringsleer is aangevoerd dat zij de
wederpartij meer bescherming biedt dan gerechtvaardigd is.
Vertrouwensleer: Volgens de vertrouwensleer is voor het tot stand komen van de
rechtshandeling het vertrouwen van de wederpartij doorslaggevend. Mocht zij op grond van
de 8 verklaring vertrouwen dat jegens haar een bepaalde prestatie zou worden verricht, dan
is de persoon die deze verklaring aflegde tot het verrichten van die prestatie gehouden.
We gaan uit van de vertrouwensleer.
Wat is de ontvangsttheorie?
In Art. 3:37 lid 3 BW staat dat een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring die
persoon moet hebben bereikt om werking te hebben.
• Dat betekent in eerste instantie dat de verklaring die de wederpartij niet of niet
tijdig bereikt, nimmer werking verkrijgt.
• Indien discussie ontstaat over of het is ontvangen dient de afzender feiten en
omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen dat de verklaring door hem is
verzonden naar een adres waarvan hij redelijkerwijs kon verwachten dat de
geadresseerde daar kon worden bereikt.
De tweede zin van art. 3:37 lid 3 BW nuanceert de eerste door te zeggen dat een
verklaring die haar wederpartij niet heeft bereikt toch werking heeft indien het niet tijdig
bereiken het gevolg is van zijn eigen handeling of voor wie hij aansprakelijk is.
Risicocorrectie.
2
,Intrekken van een verklaring kan ook zie art. 3:37 lid 5.
Wat zijn de vereisten voor gerechtvaardigd vertrouwen (art. 3.35 BW)?
(A) Een verklaring of gedraging van de persoon aan wie de wederpartij het vertrouwen
tegenwerpt; (B) die door de wederpartij is opgevat als een tot haar gerichte verklaring
van een bepaalde strekking en die (C) de wederpartij onder de gegeven omstandigheden
redelijkerwijs zo mocht opvatten.
Wanneer is er onderzoeksplicht?
Dit ligt in het onverwachte, als A’s aanbod niet past bij wat B over A weet is hij verplicht
onderzoek te doen.
Ook de plaats van de handeling is van invloed, een café is bv geen betrouwbare plek voor
onderhandelingen.
Verder zijn vaardigheden die de wederpartij mag verwachten van de persoon die de
wilsverklaring aflegt belangrijk.
Wat betekent het als een rechtshandeling onder een tijdsbepaling of
voorwaarde is verricht?
Dit betekent dat de aan de rechtshandeling gebonden gevolgen aan de dezelfde
tijdsbepaling respectievelijk voorwaarde onderworpen zijn. De verbintenis van de
verzekeraar tot uitkering van de verzekerde som is bij bv een overlijdensverzekering een
verbintenis onder tijdsbepaling en voorwaardelijke verbintenis.
Oneigenlijke dwaling
Wil en verklaring kunnen in verschillende opzichten uiteenlopen. De belangrijkste hiervan is
de ‘oneigenlijke dwaling’: partijen hadden een onjuiste voorstelling met betrekking tot de
inhoud van de uitgewisselde verklaringen.
Hiervan zijn verschillende gevallen van oneigenlijke dwaling:
- De inhoud van de verklaring berust op een verspreking of verschrijving.
- De inhoud van de verklaring wordt onjuist overgebracht door communicatiemiddel of
bode, art. 3:37 lid 4 BW.
- De inhoud van de verklaring wordt door partijen verschillend opgevat als gevolg van
dubbelzinnig woordgebruik.
- Bunde/Erckens arrest (belastingschade).
- De verklaring richt zich tot een door de afzender niet bedoeld persoon (afdwaling).
Verschil tussen handelingsonbekwame (3:32) en feitelijk onbekwame (3:34) →
Toepasselijkheid van art. 3:35 BW. Art. 3:35 BW beschermt het gerechtvaardigd vertrouwen
als gevolg van een geestelijke stoornis en niet in gevallen van handelingsonbekwaamheid
Wie kan zich beroepen op het uiteenlopen van wil en verklaring?
Uiteraard kan de persoons wiens verklaring het betreft zich beroepen op het uiteenlopen van
wil en verklaring, maar kan zijn wederpartij dat ook? Dit mag en kan zelfs als de wederpartij
gerechtvaardigd kon vertrouwen, er hoeft immers geen beroep te worden gedaan op art.
3:35 BW. Met betrekking tot de geestelijke stoornis kan de geestelijk gestoorde zich op het
uiteenlopen beroepen wanneer het gaat om een eenzijdige gerichte rechtshandeling of om
3
, een meerzijdige rechtshandeling (een eenzijdige ongerichte rechtshandeling is nietig, art.
3:34 lid 2 BW).
Het tot stand komen van overeenkomsten:
Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling:
Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling en wordt dus door twee of meer
partijen verricht. Er zijn dus ten minste twee wilsverklaringen nodig die op elkaar
aansluiten: het aanbod en de aanvaarding van het aanbod.
Hiervoor zijn de art. 6:217-225 BW van belang, deze vullen de algemene bepalingen over
rechtshandelingen aan.
Wat is een aanbod?
Van een aanbod is pas sprake wanneer het alle essentiële elementen van de
overeenkomst bevat, en op grond waarvan de wederpartij slechts met een enkele ‘ja’
hoeft te antwoorden om de overeenkomst tot stand te laten komen.
Een aanbod is een eenzijdige gerichte rechtshandeling. Deze kan gericht zijn tot één of
meer bepaalde partijen, maar ook gericht zijn tot het publiek (zogeheten: openbaar
aanbod).
Een voorstel tot het sluiten van een overeenkomst is slechts een uitnodiging om in
onderhandeling te treden. Een voorstel tot het sluiten van een overeenkomst vormt een
aanbod, indien het voldoende bepaald is en daaruit blijkt van de wil van de aanbieder om
in geval van aanvaarding gebonden te zijn (lid 1 zin 1).
Is de precontractuele fase een aanbod of een uitnodiging om in onderhandeling
te treden?
Het initiatief in de precontractuele fase is geen aanbod, maar wordt beschouwd als een
uitnodiging om in onderhandeling te treden. Als de onderhandelingen reeds gaande zijn,
dan spreekt men van een uitnodiging tot het doen van een aanbod. Aan zulke
uitnodigingen zijn geen rechtsgevolgen verbonden. Als de persoon tot wie de uitnodiging
zich richt hierop ingaat en een aanbod doet, dan kan de andere partij het aanbod
verwerpen en de onderhandelingen afbreken. Voorbeeld: een voorstel tot het sluiten van
een koopovereenkomst waarbij de prijs in het midden wordt gelaten is geen aanbod,
omdat de strekking ervan niet is dat het met een ‘ja’ kan worden beantwoord.
Wat de strekking van een voorstel is, of er sprake is van een aanbod is een vraag van
uitleg. Het wordt bepaald door wat de afzender heeft verklaard en wat zijn wederpartij in
de gegeven omstandigheden uit die verklaring heeft mogen afleiden (art. 3:33 en 3:35
BW).
Herroepelijkheid van het aanbod:
Een aanbod kan niet worden herroepen wanneer het eenmaal is aanvaard. De
overeenkomst is tot stand gekomen.
Soms kan de aanbieder echter ook zijn aanbod niet meer herroepen voordat de
wederpartij het aanbod heeft geaccepteerd. Hierbij staan de belangen van aanbieder en
de wederpartij tegenover elkaar.
4