Artikelen college 6
Farrington, D.P., Loeber, R., & Berg, M.T. (2012). Young men who kill:
A prospective longitudinal examination from childhood. Homicide
Studies, 16, 99- 128.
Abstract
De meeste bestaande studies zijn gebaseerd op retrospectieve data van institutionele samples en
hebben niet gekeken naar data van vóór dat de moord gepleegd werd. In dit artikel is prospectieve
longitudinale data gebruikt van de Pittsburgh Youth Study (PYS) om moord te onderzoeken met
factoren van verschillende informanten en ontwikkelingsperiodes. Vroege risicoscores laten zien of
moordenaars voorspelt kunnen worden op een vroege leeftijd. Deze studie laat early-life factoren
zien die risico laten toenemen en geeft informatie over de dose-response relatie tussen voorspellers
en moord.
De heersende criminologische theorieën veronderstellen impliciet dat er weinig behoefte is aan een
conceptuele verklaring voor het plegen van moorden (komt niet veel voor); toch mist deze
veronderstelling een sterke empirische basis.
Er zijn een aantal dingen mis aan de huidige studies waardoor ze weinig bijdragen aan informatie
over de oorzaken van moord:
1. Huidige studies zijn beperkt in scope, ze hebben een kleine sample die vaak bestaat uit
moordenaars in een institutie. Geven meer informatie over prevalentie dan over oorzaken.
2. Veel studies hebben geen controle groep gebruikt.
3. Vaak gebaseerd op retrospectieve informatie over vermeende oorzaken van de moord die
vaak afgeleid zijn van officiële gerechtelijke dossiers of rapporten van derden.
Er zijn dus methodologische limitaties waardoor de literatuur fundamentele
informatie mist over de lange termijn antecedenten van dodelijk geweld.
Deze studie kijkt naar data van 1500 jonge mannen van de PYS, welke bestaat uit
veel informatie van verschillende informanten (ouders, leraren, officiële dossiers
enz.) die bijna twee decennia teruggaat, om onbeantwoorde vragen over de etiologie
van moord te onderzoeken. Dus informatie van vóór dat deze jongens moordenaars
werden, dat onderscheid deze studie van de rest.
Achtergrond
Gebaseerd op bepaalde ontwikkelingstheorieën zouden we verwachten dat veel van dezelfde
factoren die crimineel gedrag in het algemeen voorspellen ook zouden kunnen helpen bij het
verklaren van het risico op het begaan van dodelijk geweld. Andere ontwikkelingstheorieën
voorspellen dat niet-gewelddadige overtreders meestal geen serieuze agressie laten zien en dat de
condities die gewelddadig gedrag uitleggen daarom niet perse afgeleid zijn van degene die algemene
delinquentie verklaren.
Moffit stelde een taxonomy voor met LCP overtreders (groter risico om serieus geweld te plegen
waaronder moord) en AL overtreders. Overtreders die vroeg beginnen hebben vaak een geschiedenis
aan interpersoonlijk geweld. De meerderheid van de moordenaars hebben gewelddadige
overtredingen gepleegd. Moordenaars lijken dus te lijken op geweldplegers, dus misschien kunnen
beide met dezelfde variabelen voorspelt worden violence hypothesis: de
,ontwikkelingsvoorspellers van gewelddadig gedrag zouden ook betrouwbaar moord moeten kunnen
voorspellen.
Ontwikkelingstheorieën stellen dat risicofactoren in de kindertijd nog invloed kunnen hebben op
gedrag in de volwassenheid. We kunnen waarschijnlijk verwachten dat bv. niet-effectief ouderschap,
slechte school prestatie en gedragsproblemen, die vaak overtredingen in volwassenheid voorspellen,
ook de kans op het plegen van een moord laten toenemen. Echter blijft hier nog te weinig bewijs
over dus weten we niet echt of risicofactoren in kindertijd belangrijke determinanten zijn voor
moord in adolescentie en daarna.
Andere theorieën zeggen dat psychiatrische problemen voorspellers zijn van moord. Ook hier
eigenlijk nog niet genoeg onderzoek, maar psychiatrische problemen zijn wel belangrijke factoren in
het onderscheid van wie mensen vermoorden en wie dit niet doen.
Tot slot heb je situationele theorieën die kijken naar risico factoren die mensen ‘brengen’ naar
geweld. Deze zorgen niet alleen voor meer kans op dat iemand een moord pleegt, maar bepalen ook
de aard van de moord. Mensen die deelnamen aan de illegal marketplace schakelen niet snel politie
in om geschillen op te lossen, maar gebruiken vaak geweld hiervoor. Participatie in property- en
drugs markten is waarschijnlijk een belangrijke voorspeller voor plegen van dodelijk geweld.
Huidige studie
Vragen:
1. Welke verklarende en gedragsmatige risicofactoren voorspellen moorddelinquenten uit een
community sample tot 22 jaar later?
2. In welke mate waren moorddelinquenten betrokken bij crimineel gedrag eerder in het leven?
3. In welke mate kunnen veroordeelde moorddelinquenten voorspeld worden op basis van
verklarende, gedragsmatige en criminele risicofactoren?
Resultaten
Sterkste voorspellers waren broken home, leven in een benadeelde buurt, family on welfare en een
jonge moeder. De resultaten laten zien dat de sterkste verklarende factoren omgevingsfactoren
waren en dat individuele factoren zwakker waren.
De sterkste gedragsmatige voorspeller was suspended from school. De gedragsmatige factoren
voorspelde veroordeelde moordenaars sterker dan de verklarende factoren.
Er is ook gekeken naar crimineel gedrag van voor de moord. De sterkste voorspellers waren vehicle
theft gevolgd door weapon carrying. De verrassende bevinding is dat, hoewel het plegen van
geweldsdelicten en drugsdelicten latere moorddelicten heeft voorspeld, dit ook het geval was voor
een reeks andere vermogensdelicten en zelfs voor kleine delicten. Deze resultaten suggereren dat
daders van moord op jonge leeftijd al veelzijdige daders waren (d.w.z. met een groot aantal
verschillende soorten delicten) voorafgaand aan het plegen van moord. vroege delictpatronen
van daders van moordzaken zijn veelzijdig in plaats van gespecialiseerd.
In tegenstelling tot onze verwachtingen, voorspelden verschillende zelf gerapporteerde vormen
van middelengebruik niet significant latere moordzaken.
De soorten misdrijven die het meest sterk latere moord voorspelde waren verschillende vormen van
geweld: zware mishandeling, wapens, eenvoudige mishandeling en bedreigingen. Alle property
,arrests waren belangrijke voorspellers van latere moordenaars, hoewel minder sterk dan voor
gewelddadige aanhoudingen.
Volgens de resultaten in tabel 6 voorspelden zelf gerapporteerde voertuigdiefstal, wapen dragen en
kleine fraude (vermijd betalen) onafhankelijk latere moordzaken. Veroordelingen voor
other/conspiracy en simpele assault waren ook onafhankelijke voorspellers, evenals arrestaties voor
other/conspiracy, wapens en simpele assault.
Al deze 8 variabelen werden vervolgens
opgenomen in een definitieve logistieke
regressieanalyse om de onafhankelijke
criminele voorspellers van alle zelfrapportage,
veroordeling en arrestatie-informatie tot 14 jaar
vast te stellen. De onderkant van tabel 6 toont
de resultaten. Figuur 4 toont een dosis-
responsrelatie tussen de criminele risicoscore
en de kans om een dader van moord te worden:
hoe hoger die score, hoe hoger het percentage
daders van moord.
Figuur 5 toont een dosis-responsrelatie tussen
het aantal arrestaties tot de leeftijd van 14 jaar
en de kans om een dader van moord te worden:
hoe hoger het aantal arrestaties, hoe hoger het
percentage daders van moord.
Discussie & conclusie
We wilden veroordeelde moordenaars voorspellen in
een prospectieve steekproef van jonge mannen die
vanaf hun jeugd werden beoordeeld. Deze taak was
moeilijk omdat we de 2% van de bevolking wilden
voorspellen die iemand had gedood. Voor zover wij
weten, is deze studie de eerste in zijn soort om
prospectief onderzoek te doen naar de voorspellers van
moord op basis van zelfrapportagegegevens, van
jongeren, hun verzorgers en leraren, evenals van
officiële gegevens die teruggaan tot de kindertijd.
Limitaties van deze studie waren dat de sample uit
slechts één stad van de VS bestond. Daarnaast was er
niet genoeg informatie over biologische factoren (zoals
brein ontwikkeling en hoofdtrauma’s) van de participanten die waarschijnlijk wel een belangrijke rol
kunnen spelen. Het onderzoek heeft geen toegang tot de onmiddellijke omstandigheden en
besluitvormingsprocessen van alle daders van moordzaken. Ondanks deze limitaties hebben we
verschillende belangrijke bevindingen met betrekking tot de ontwikkelingsoorsprong van dodelijke
misdrijven en de voorspelling ervan.
Onder het cluster van verklarende voorspellers waren de meest opvallende ecologische en
sociaaleconomische in plaats van individuele factoren. Bovendien waren de belangrijkste
gedragsrisicofactoren die veroordeelde daders van moord voorspelden schorsing van school,
disruptive behavior disorder en attitdues favoring delinquency, welke vroege manifestaties van
, problematisch gedrag zijn en waarvan vorige studies hebben gevonden dat het belangrijke
determinanten zijn voor algemene overtredingen over de levensloop maar ook voor interpersoonlijk
geweld.
Het is belangrijk om op te merken dat de overgrote meerderheid van de daders van moord Afro-
Amerikanen waren. In dit onderzoek was ras geen voorspellende factor voor moord na controle
voor verklarende risico factoren, wat suggereert dat raciale verschillen in moord te wijten waren aan
raciaal verschil in risicofactoren. Andere conceptuele perspectieven beweren dat nadelige effecten of
subculturele processen (bv. street code) kunnen verklaren waarom Afro-Amerikaanse mannen hoge
percentages dodelijk geweld vertonen in vergelijking met andere demografische groepen.
Prior criminal offenses up to age 14 waren de meest belangrijke risicofactoren voor veroordeelde
moordenaars. Voorgaand geweld (vooral assault en wapenbezit) was erg voorspellend voor moord –
95% van de overtreders had records met geweld. Ook property offending en drugs verkopen (niet
drugs gebruiken) waren determinanten voor moord. Dus betrokken zijn bij de illegale economie kan
een voorloper zijn om moordenaar te worden. Dus niet alleen eerder gepleegd geweld is
voorspellend. Alles bij elkaar ondersteunen de resultaten het idee dat het plegen van moord een
uitkomst is die wordt voorafgegaan door een geschiedenis van disruptive, nondelinquent behavior en
delinquente handelingen. Het feit dat deze geschiedenis ook het dragen van wapens omvat, is om
praktische redenen belangrijk omdat de meerderheid van de moorden met een wapen werden
gepleegd, meestal een pistool.
Het is opvallend dat geen van de parental child-rearing factoren moord kon voorspellen, wat deels
tegengesteld is aan de verwachtingen. Er kunnen verschillende redenen zijn hiervoor. Ten eerste
lijken andere verklarende factoren binnen de familie context sterker effect te hebben op de kans op
moord, zoals het hebben van een jonge moeder en wonen in een achtergestelde buurt. Ten tweede
levert eerder onderzoek naar deze steekproef het volgende patroon op: de afwezigheid van geweld
(inclusief moord) wordt beter voorspeld door de positieve kant van opvoedingspraktijken
(bevorderende factoren), in plaats van dat de risicovolle dimensie van opvoedingspraktijken geweld
voorspellen. Bovendien bleek uit de analyses dat peer-factoren (d.w.z. peer-delinquentie) niet
onafhankelijk de dader van moord voorspelden. Deze bevinding komt overeen met eerdere analyses
die aangeven dat de peer-factoren waarschijnlijk dezelfde onderliggende constructie weerspiegelen
als de delinquentie van de deelnemers. We ontdekten ook dat gebrek aan schuld, wreedheid jegens
mensen en ongevoelig gedrag, waarvan vaak wordt gedacht dat het vroege indicatoren van
psychopathie waren, geen veroordeelde daders van moord voorspelden. De hier ontdekte resultaten
ondersteunen dus niet het idee dat vroege psychopathische kenmerken gerelateerd zijn aan
moordzaken, althans binnen een prospectief ontwerp. Het feit dat eerder empirisch onderzoek
anders heeft aangetoond, is misschien het resultaat van het gebruik van gegevens uit klinische of
geïnstitutionaliseerde steekproeven van daders van moordzaken.
Voorspelling is een belangrijke tool voor preventie wetenschap en bewijs van werkzaamheid van
voorspelling is bruikbaar voor preventie programma´s die risico factoren voor serieuze misdrijven die
zich al vroeg in het leven voordoen wil verkleinen. Een reeks analyses is uitgevoerd om te beoordelen
of daders van moordzaken in de kindertijd kunnen worden geïdentificeerd aan de hand van hun
risicoscores uit de vroegste periode van de PYS. In tegenstelling tot de resterende variabelen in het
onderzoek, zijn risicoscores beïnvloed door de kennis van de onderzoekers over wie veroordeelde
moordenaars zijn geworden. Er werd een dosis-responsrelatie waargenomen: naarmate de
risicoscore toenam, nam de kans om een dader van moord te worden toe van ongeveer 0,5% tot
8%. Het was dus mogelijk om een hoge-risico groep te identificeren van ongeveer een vijfde van de
sample in kindertijd welke ongeveer de helft van alle uiteindelijke moordenaars bevatte. Nog steeds