Week 1
Van data naar informatie
Formule van relevante vragen. (informatiebehoefte)
Verzamelen van gegevens
Rangschikken van gegevens
Analyseren van gegevens
Trekken van conclusie
Doel : informatie halen uit data (=gegevens)
Onderzoek aspecten
Houden van een steek proef om aan de date te komen voorwaarden:
1. Afgestemd op onderzoek
2. Voldoende groot
3. Representatief
4. Aselect
Soorten gegevens/ variabelen
Variavelen: grootheid die verschillende waarden kan aannemen
Kwalitatief : niet in getallen uit te drukken (let op : soms wel als getal gecodeerd)
Kwantitatief: wel in getal of grootheid uit te drukken
Continu: aan een gesloten interval van waarden tussen twee uitkosten.
Discreet: alleen losliggende waarden (bv gehele getallen
Het aantal studenten in een klas = 24
4 type meetschalen
Nominale schaal
Alleen onderscheid geen ordering ( kleur, beroep, geslacht)
Ordinale schaal
Welke order “nominaal +rangorde (oordeel; slecht, voldoende, opleiding; Hbo Mbo)
Interval schaal
Wel order +verschillende betekenissen (ordinaal + gelijke verschillen)
Graden celsius of jaartallen
Ratio schaal
Wel orde +verschillende betekenis
+ natuurlijk nulpunt
Rangschikken gegevens
> doel = ordening aanbrengen in gegevens met behulp van tabellen en/of grafieken
> gevolg = overzicht van data
Eerste stap bv;
Bepalen van frequenties = aantal maal dat uitkomsten voorkomen in data
Frequentietabellen
bij kwalitatieve data (nominale of ordinale gegevens)
>aantallen per klasse
bij kwantitieve data (interval of ratio)
.>aantal per klasse
, Notaties bij klassen
Tekens bij frequentietabel:
< : kleiner dan
> : groter dan
- : tot en met (bovengrens inclusief, discrete variabel)
-< : tot aan (exclusief bovengrens, continue variabel)
Categorische systeem: indeling is duidelijk en eenduidig
Iedere waarneming kan in precies een klasse!
Indeling in klassen : aantal klassen
Tussen 5 en 20
Vuistregel : √ N met n: aantal gegevens
o Bij 500 waarnemingen 20 klassen
o Bij 100 waarnemingen 10 klassen
Goede balans tussen niet te veel en niet te weinig
o Te veel = onoverzichtelijk
o Te weinig = informatieverlies
Indeling in klassen : klassenbreedte
Vuistregel : (grootste-kleinste)/aantal klassen
Voordeel gelijke breedte: klassen makkelijker vergelijkbaar
Nadeel gelijke breedte: sommige klassen (bijna) leeg
Soorten frequenties
Absoluut = aantal waarnemingen in een klasse.
Relatief = aantal waarnemingen in klassen ten opzichte van totaal aantal.
Cumulatief = totaal aantal absolute waarnemingen tot een klassengrens
Relatief cumulatief = cumulatief ten opzichte van het totaal aantal
Week 2
Histogram
Grafische weergave van de frequenties van kwantitatieve variabelen
Horizontaal : klassen
frequentie
Verticaal ; = frequentiedichtheid
aantal maal gekozen klassebreete
Frequentiedichtheid is van belang bij ongelijke klassenbreedtes
Andere grafieken
Staafdiagram
aantallen
nominaal/ ordinaal
Cirkeldiagram
relatief
nominaal/ ordinaal