Samenvatting gedragsbeïnvloeding
Sociale psychologie - hoofdstuk 7: attitudes en attitudeverandering
7.1 De aard en oorsprong van attitudes
Attitude: een evaluatie van een attitudeobject zoals mensen, voorwerpen of ideeën. Zo’n
evaluatie bestaat uit drie componenten, die samen onze attitude vormen.
Deze drie componenten noemen we het tripartitemodel van attitudes. De verhouding
tussen de componenten is bij elke attitude anders.
1. Een affectief component: de gevoelsmatige reactie op het attitudeobject.
2. Een cognitief component: de gedachten en opvattingen over het attitudeobject.
3. Een gedragsmatig component: onze neiging tot handelen ten opzichte van het
attitudeobject.
Hoe ontstaan attitudes?
Attitudes zijn deels te herleiden tot onze genen, maar genen bepalen onze attitudes niet. Ze
zijn een indirecte functie van onze genetische opmaak. Attitudes zijn verbonden met zaken
als temperament en persoonlijkheid, die wel rechtstreeks met onze genen verbonden zijn.
Sociale ervaringen spelen een belangrijke rol in het ontstaan van attitudes.
Op cognitie gebaseerde attitudes
Als een evaluatie voornamelijk gebaseerd is op iemands opvattingen over de eigenschappen
van een attitudeobject, noem je dat een op cognitie gebaseerde attitude. Het doel van dit
soort attitudes is de plus- en minpunten van een object zo te classificeren dat je snel kan
bepalen of je er iets mee te maken wil hebben of niet. Attitudes gebaseerd op logica.
Op affect gebaseerde attitudes
Een attitude die meer op emoties en waarden berust, wordt een op affect gebaseerde
attitude genoemd. Deze attitude is meer gericht op iemands gevoelens en waarden ten
opzichte van het attitudeobject dan op zijn opvattingen over de eigenschappen.
Op affect gebaseerde attitudes kunnen uit de volgende bronnen ontstaan:
Ze kunnen geworteld zijn in de waarden die mensen hebben. De functie van op affect
gebaseerde attitudes is niet zozeer het geven van een accuraat beeld van de wereld,
maar het tot uitdrukking brengen en bekrachtigen van ons eigen fundamentele
waardesysteem.
Ze kunnen een gevolg zijn van een conditionering. Er worden twee soorten
conditionering onderscheiden: klassieke conditionering en operante conditionering.
- Klassieke conditionering: een stimulus die een emotionele respons oproept
wordt herhaaldelijk tegelijk aangeboden met een neutrale stimulus, waardoor
uiteindelijk de neutrale stimulus de emotieoproepende eigenschappen van de
eerste stimulus heeft overgenomen.
- Operante conditionering: gedrag dat mensen uit zichzelf vertonen neemt toe
of af, afhankelijk van de vraag of het gedrag wordt gevolgd door positieve
bekrachtiging of door straf.
Het kan ook een gevolg zijn van priming. Priming van een bepaald concept kan de
toegankelijkheid van een attitude versterken, wat vervolgens de manier beïnvloedt
waarop we relevante attitudeobjecten evalueren.
1
,Op gedrag gebaseerde attitudes
Op gedrag gebaseerde attitude wortelt in iemands observatie van hoe hij zich gedraagt
tegenover een object. Volgens de theorie over zelfperceptie van Daryl Bem weten mensen in
bepaalde omstandigheden niet hoe ze zich voelen totdat ze zich realiseren hoe ze zich
gedragen. Mensen beschouwen zichzelf ook als meer moreel nadat ze morele oordelen
hadden moeten vellen. Mensen zullen hun attitudes alleen onder bepaalde omstandigheden
uit hun gedrag afleiden:
De oorspronkelijk attitude moet zwak of ambigu zijn.
Attitudes worden alleen afgeleid uit gedrag wanneer ze hun gedrag niet op een
andere plausibele manier kunnen verklaren.
Expliciete attitude: attitude die we bewust onderschrijven en gemakkelijk kunnen
reproduceren. Deze zijn meer in onze recente (volwassen) ervaringen opgedaan.
Impliciete attitude: attitude die onwillekeurig, onbestuurbaar en vaak onbewust is. Deze zijn
meer in onze jeugdervaringen geworteld.
7.2 Attitudes en het voorspellen van gedrag
Gedrag volgt niet rechtstreeks uit attitudes. Het is namelijk niet zo dat als mensen hun
attitudes veranderen ze hun gedrag ook zullen veranderen. Attitudes kunnen gedrag wel
degelijk voorspellen, maar dan alleen onder bepaalde, specifieke voorwaarden. Een
sleutelfactor is dat je moet weten of het gedrag dat je probeert te voorspellen, spontaan of
gepland is.
Spontaan gedrag voorspellen
Attitudes kunnen spontaan gedrag alleen voorspellen als ze voor de betrokkene heel
toegankelijk zijn. De attitudetoegankelijkheid is de sterkte van de associatie tussen een
attitudeobject, uitgedrukt in de snelheid waarmee mensen kunnen zeggen wat ze van een
kwestie of onderwerp vinden. Zeer toegankelijke attitudes zijn betere voorspellers van
spontaan gedrag, omdat de kans dat je aan een attitude denkt tijdens je handelen groter is.
De belangrijke factor voor de attitudetoegankelijkheid is de mate waarin mensen ervaring
hebben opgedaan met het attitudeobject. Hoe meer directe, eigen ervaringen we hebben
met een attitudeobject, hoe hoger de attitudetoegankelijkheid, en hoe groter de kans dat ze
ons spontane gedrag voorspellen. Attitudetoegankelijkheid speelt een rol als we snel
moeten beslissen, zonder tijd om ergens rustig over na te denken.
Gepland gedrag voorspellen
Als mensen genoeg tijd hebben om over een onderwerp na te denken, kunnen ze zich ook
minder toegankelijk attitudes voor de geest halen en is de attitudetoegankelijkheid minder
belangrijk. Theorie van gepland gedrag: idee dat de beste voorspellers van ons geplande,
weloverwogen gedrag bestaan uit drie elementen: onze attitudes over dat specifieke gedrag,
de subjectieve normen en onze inschatting van de mate van controle die we over dat gedrag
hebben.
Specifieke attitudes: hoe specifieker een vraag wordt gesteld met betrekking tot het
gedrag, hoe beter deze attitude het gedrag kan voorspellen.
Subjectieve normen: subjectieve normen zijn de opvattingen over hoe belangrijke
mensen voor de betrokkene tegen het gedrag in kwestie aankijken.
2
, Inschatting van controle over gedrag: onze intenties worden ook beïnvloed door het
gemak waarmee we denken dat we het gedrag in kwestie kunnen vertonen, oftewel
onze inschatting van controle over het gedrag.
7.3 Attitudeverandering
Attitudes zijn niet altijd constant, soms veranderen ze. Als attitudes veranderen, is dat vaak
een reactie op sociale invloed. Alle attitudes over elk onderwerp kunnen beïnvloed worden
door wat andere mensen zeggen of doen.
Attitudes veranderen door gedrag te veranderen: opnieuw de cognitieve dissonantietheorie
Cognitieve dissonantietheorie: mensen ervaren dissonantie als ze iets doen wat hun beeld
van zichzelf als beschaafd, aardig en eerlijk in gevaar brengt, vooral als er geen manier is
waarop ze dit gedrag kunnen afdoen als het gevolg van externe omstandigheden. Om
dissonantie te reduceren moet je een interne rechtvaardiging voor je gedrag zien te vinden.
Om de attitudes van zo veel mogelijk mensen tegelijk te veranderen, zal je je toevlucht
moeten nemen tot andere technieken. Persuasieve communicatie: een overtuigend
bedoelde boodschap.
Persuasieve communicatie en attitudeverandering
Het in elkaar zetten van een effectieve persuasieve boodschap is behoorlijk gecompliceerd.
Carl Hovland > Yale Attitude Change Approach: onderzoek naar de omstandigheden
waaronder mensen het meest geneigd zijn om hun attitudes te veranderen als reactie op
persuasieve communicatie. Dit richt zich op ‘wie zei wat tegen wie’: de bron van de
boodschap, de aard van de boodschap en de aard van het publiek. Het is onduidelijk
wanneer de ene factor meer nadruk moet krijgen dan een andere.
De centrale en de perifere route naar overtuiging
Persuasieve communicatie kan de attitudes van mensen op twee manieren veranderen.
Elaboration likelihood-model: theorie over twee routes van informatieverwerking die tot
attitudeverandering kunnen leiden, de centrale route en de perifere route, en de gevolgen
van de genomen route voor de attitudeverandering.
Centrale route naar overtuiging: de informatieverwerkingsroute die gevolgd kan
worden als mensen gemotiveerd zijn en de mogelijkheid hebben om grondig
aandacht te besteden aan de argumenten in de boodschap.
Perifere route naar overtuiging: de informatieverwerkingsroute die gevolgd wordt
als mensen geen aandacht kunnen of willen besteden aan de argumenten en de
reactie op de boodschap wordt bepaald door de oppervlakkige verwerking van
perifere cues om de boodschap zoals de aantrekkelijkheid van de bron en de
vormgeving (bijvoorbeeld je laten beïnvloeden door influencers).
Onder welke omstandigheden nemen mensen de centrale route naar overtuiging en
wanneer kiezen ze voor de perifere route? Waar het om gaat, is of mensen de motivatie en
de mogelijkheid hebben om aandacht te besteden aan de feiten. Als mensen werkelijk
geïnteresseerd zijn in het onderwerp, en dus meer gemotiveerd zijn om zorgvuldig aandacht
te besteden aan de argumenten, zijn ze meer geneigd om de centrale route te nemen.
3