Voor het vak methodisch handelen heb ik een samenvatting gemaakt waar het belangrijkste in staat wat in het boek behandeld wordt in punten onder elkaar. Ook staan er bij sommige punten voorbeelden.
Gedragsobservatie: gedragingen van mensen waarnemen.
Observator: degene die observeert
Observant: degene die geobserveerd wordt.
Niet-systematische observatie: als we het hebben over alle gedragingen en gebeurtenissen die we
tijdens het werk zien, noemen we dit dagelijkse observaties. Deze zijn niet-systematisch omdat er
niks is afgesproken over waar er op gelet moet worden en zijn er geen observatieformulieren
opgemaakt. Geen observatiedoelen of observatievragen. Observatie van de observator centraal:
subjectief.
Systematische observatie: bewust en doelgericht waarnemen. Waarom, wanneer, hoe lang, op
welke gedragingen en wie? Er is een observatiedoel, observatievragen, bepaalde observatiemethode
en bepaalde observatieformulieren.
Participerende observatie: dit zijn de meeste observaties. Hierbij doet de observator mee. Het
nadeel hierbij is dat de observator invloed kan uitoefenen op de observanten. De
observatorrol/onderzoeksrol kan verhuld of niet-verhuld zijn.
Niet-participerende observatie: observator neemt niet deel aan de te observeren situatie. Kijkt van
een afstand. Verhuld.
Zelfobservatie: observant = observator. Je gebruikt hierbij helikopterview om objectief naar je eigen
te kijken. Of laat een client naar zichzelf kijken (psychologische test waar client moet nagaan bij
zichzelf hoe die zich voelt en gedraagt). Komt niet altijd overeen met een observatie van buitenaf.
1.3
Vragen om doelgericht te kunnen waarnemen.
A. Wat is het doel van de observatie? Doel moet van tevoren duidelijk en eenduidig zijn. Er is
een verschil tussen doel VAN de observatie en doel IN de observatie. Doel van de observatie
is nog geen vraag. Doel IN de observatie is ook wel de observatievraag of onderzoeksvraag.
B. Wat zijn de observatievragen? Een observatievraag is ook weer duidelijk en eenduidig. Een
observatievraag is meestal om te zetten in deelvragen. Als je de observatie gebruikt om info
te verzamelen voor een onderzoek noem je de centrale vraag een onderzoeksvraag.
C. Wat is het te observeren kenmerk? Kenmerk wat je gaat observeren staat altijd in de
observatievraag. Soms zijn er meerdere kenmerken. Soms is een kenmerk te groot, je splitst
deze dan op in dimensies. (Communicatie = verbaal + non-verbaal, waarvan hier
communicatie Het kenmerk is en verbaal en non-verbaal de dimensies.)
D. Welke gedragingen worden geobserveerd? Observaties uiteenzetten in concrete
gedragingen is operationaliseren. Gedrag moet uitgerafeld worden naar concrete
gedragingen.
, E. Is er een nulmeting? Als je wil nagaan of er veranderingen in het gedrag zijn bekijk je de
beginsituatie: nulmeting. Vaak is een nulmeting niet op te stellen. Daarom is het goed
systematische observaties te doen zodat je bij kunt houden wanneer gedrag verandert,
hierdoor hebt je toch een soort nulmeting.
F. Hoe brengen we de observatie in kaart? Er zijn bestaande registratie- en
observatiesystemen maar vaak moet je zelf een op stellen in verband met de specifieke
observatie die je doet. Voor iedere observator moet duidelijk zijn hoe gedragingen in kaart
worden gebracht, bijvoorbeeld door te turven.
G. Welke taal gebruiken we? Eenduidigheid is ook belangrijk in taal. Gebruik concrete woorden
(geen soms, vaak, erg, gemeen etc.)
2 waarnemen
2.1
Observeren is waarnemen.
2.2
Mensen nemen waar door middel van 5 zintuigen. Waarneming begint met stimulus dit is een
voorwerp of gebeurtenis uit de wereld om ons heen. Word ook wel een prikkel genoemd.
Voor we een prikkel waarnemen moet er een drempelwaarde overschreden zijn. Dit is de minimale
sterkte van een prikkel om waargenomen te kunnen worden door onze zintuigen. Een professional
kan zo bewust leren waarnemen dat we deze drempelwaarde kunnen beïnvloeden.
Zien
Horen
Voelen
Ruiken
Proeven
2.3
Perceptie: gedecodeerde prikkels. Ontvangst, resultaat van waarnemen.
Bottom-up benadering: van onderaf wordt er uit alle samengestelde onderdeeltjes van een
voorwerp een geheel gekozen. (Twee wielen + zadel + stuur = fiets)
Top-down benadering: door eerdere ervaringen zien we wat we denken te zien, we herkennen
context en nemen waar wat we verwachten waar te nemen.
Selectie: we nemen een deel van de prikkels waar, dit omdat we echt niet alle prikkels kunnen
waarnemen. We nemen waar wat dichtbij is of wat anders is dan we verwachten.
2.4
Waarnemingen moet je onthouden. Alles wat je bewust waarneemt komt eerst in het
kortetermijngeheugen, als dat verwerkt wordt gaat het naar het langetermijngeheugen. Het
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ingewitziers. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.