HISTORISCHE KRITIEK
DEEL 1: DE BRON, BOUWSTOF VOOR DE KENNIS
VAN HET VERLEDEN
1. DE NOTIE BRON
Bronnen?
Overblijfselen = voorwerpen (artefacten) die alleen al door hun bestaan aan de onderzoeker
een spoor van het verleden opleveren. Behandeld binnen archeologie
Overleveringen = mondelinge of geschreven getuigenissen, die een eenvoudige of complexe
gebeurtenis beschrijven, verhalen of van commentaar voorzien. (bv. Oorkonde of politieke
redevoering). Behandeld binnen de geschiedenis
CASUS : WOI 25-28 augustus 1914, Leuven
1.1 BRONNEN BEWUSTE CREATIES?
Typologie in functie van intentie = het onderverdelen in functie van de bedoeling
Artefacten en getuigenissen kunnen bewust gecreëerd worden om een bepaald doel te bereiken (vb.
hakbijl, vastleggen van een bezitstitel, ..), maar kunnen ook per ongeluk of onbewust ontstaan (vb.
etensresten: leert ons wat het menu was in die tijd).
Artefacten: voorwerpen uit dagelijks leven, hebben niet intentie van historische bron. ‘Bron’ ontstaat
door de historicus-archeoloog.
1. ‘Unwitting testimony’ = ongewilde getuigenis
Iets vastleggen, dat niet de bedoeling was (adhv de media). In theorie bewust gemaakt.
Bv: putsch 1981 in Spaans parlement door kolonel Tejero op Spaanse tv. Is
nu veel makkelijker dan vroeger (zie Amerikaanse gevangenis Abu Graib in Irak)
CASUS : unwitting Testimony: Zapruder film 22 november 1963, Texas
Zowel feiten als ideeën en meningen zijn belangrijk voor historici.
1.2 DE VORMEIGENSCHAPPEN: GESCHREVEN EN ONGESCHREVEN
BRONNEN
1.2.1 GESCHREVEN
- Verhalende of literaire teksten – egodocumenten
Opgesteld in verhalende of narratieve vorm. Doel is om een bepaalde boodschap te doen
overkomen. (bv. Tijdgenoot of nageslacht inlichten via wetenschappelijk traktaat, opinie opdringen
via krant, of feiten weergeven in een kroniek) Maar ook teksten ter ontspanning.
1
, Egodocumenten = documenten waarin een ego zich met een opzettelijk of onopzettelijk
onthult of verbergt. Het zijn bronnen met een opzettelijk ik- of wij-perspectief, bewust
gecreëerd voor de auteur zelf, maar vaak ook voor anderen. Bv. Brieven, dagboeken
interviews. Werden als onbetrouwbaar gezien. (door Jacques Presser, 1958)
o 1750-1850: bloeitijd voor egodocumenten (Rousseau, Goethe)
o Dichtung und Wahrheit Egodocumenten geven meer een beeld van wat de auteur
buiten zichtzelf waarneemt, dan zijn eigen ervaring.
o Vertonen tendens van teleologisering en rationalisatie en gaan doelbewust het
accent leggen op een breuk of continuiteit.
o Selectieve operatie van het geheugen (functioneel vergeten) of narcisme zorgen voor
vervorming. Met welke vooroordelen schrijft auteur? Wanneer schrijft hij tov de
gebeurtenissen? Welk doel streeft hij na?
o Kunnen ook schilderijen zijn: Zelfportretten van Jood Nussbaum in
concentratiekampen
CASUS: Boek Leopold III ‘Kroongetuige. Over de belangrijkste gebeurtenissen tijdens mijn
koningschap’, 2001
CASUS: Egodocumenten Picasso
CASUS: Brieven Leopold I, 19e eeuw
- Diplomatische teksten
= teksten die een rechtssituatie vaststellen of een nieuwe rechtssituatie scheppen
Oorkonde = tekst voorzien van een handteken of zegel, die tot doel heeft getuigenis af te leggen over
een doorgaans vooraf voltrokken rechtshandeling, of over het bestaan van een rechtsfeit. Bewijsstuk
bij betwisting. Bij wetgevende, juridische activiteiten en vrijwillige rechtspraak. Worden bestudeerd
door de diplomatiek.
Vorm vertoont strikte en formele eigenschappen, die wisselend zijn in tijd en ruimte. Bestaat uit 3
delen: protocol (auteur, bestemmeling, formule van begroeting, aanroeping van het opperwezen), de
context (narratief gedeelte, verhaal van motieven en beslissing), het eschatocol (getuigen, datering,
aankondiging van validatietekens).
- Bronnen van sociale boekhouding
= teksten die schriftelijke neerslag vormen van de uitvoerende macht of het beheer van
administraties, ondernemingen of verenigingen.
Economisch, sociaal, politiek en gerechtelijke praktijk. Verslag over opdracht, vergadering,
bezitsstructuur, fiscale structuur, sociale structuur, politieke structuur.
1.2.2 ONGESCHREVEN
- Materiele verwerpen
o Archeologische bronnen: alle materiële voorwerpen die een spoor zijn van
menselijke activiteit in het verleden, dagelijkse gebruiksvoorwerpen
kunstvoorwerpen (halssnoer, vaas), woningen, graven, wegen, kerken,
versterkingen, ..;
o Overblijfselen (zie eerder)
o Munten, die informeren over personen;
2
, o Manueel vervaardigde afbeeldingen (kunst als schilderijen, bijvoorbeeld Picasso)
o Mechanisch vervaardigde afbeeldingen (foto’s en film).
- Orale tradities
o Uit ver verleden: volksverhalen en sagen, volksliederen uit de middeleeuwen
o Eigen tijd: protestliederen, folk, interview
CASUS: Hans Eisler ‘der Hemliche Aufmarsch‘, WOI
Oorspronkelijk zuiver oraal, later opgeschreven, geluidsband, film, of digitale drager
2. ONDERSCHEID TUSSEN BRON EN HISTORISCH WERK
Bron = een voorwerp of getuigenis uit of over het verleden waarop de historicus steunt om
een beeld te scheppen
Historisch werk = resultaat van die scheppingsdaad
CASUS: Dagboek van Galbert van Brugge, 12e eeuw
Onderscheid primaire (vb. brieven en kronieken waarin tijdgenoten meedelen wat ze lezen en hoe ze
zicht cultureel ontspannen) & secundaire informatie ( zich baseren op inventarissen van bibliotheken
en testamenten, werkend met deductie dus minder zekerheid)
In Oudheid schreven Herodotos en Thucydides vooral over eigen belevenissen maar worden toch
historiografen genoemd, hoewel ze het karakter van een getuigenis, een bron dus, vertonen.
Bij grote schaarste aan bronnen kan het historische werk de bron worden.
o Herodotos: etnoloog, vergelijkt gelijkenissen tussen Grieken en niet-Grieken.
o Thucydides: stelt feiten vast en zoekt naar logische en causale verbanden, verklaring!
grondleggen van de wetenschappelijk geschiedbeoefening en niet enkel verslaggever
o Eusebius van Caesarea: citeerde tal van teksten die verloren zijn gegaan (indirecte bron)
Hoe verder terug in de tijd, hoe meer de grens tussen bron en historisch werk vervaagt.
o Fundamentele deontologie van wetenschappers en journalisten: Ze moeten in hun studies
duidelijk aangeven wat letterlijk uit bronnen stamt en wat interpretatie is. ‘kritisch apparaat’
3. VAN GESPROKEN NAAR GESCHREVEN WOORD EN TERUG? EVOLUTIE
VAN DE BRONNENTYPES EN HUN COMPLEMENTARITEIT
3.1 SCHRIFT EN ALFABET
Door prehistorie (de eeuwen voor de geschreven bronnen) zijn we geïnformeerd door monumentale
en orale bronnen
De Grieks-romeinse beschaving heeft het schrift uitgebouwd tot het communicatiemedium bij
uitstek (= reden waarom gedachtes en techniek van deze samenleving zoveel impact had)
3
, 3.2 DE DRUKPERS: SCHAALVERGROTING EN UITDIEPING
= toename overlevingskans van boodschappen.
Boekdrukkunst cruciaal voor het vollediger en preciezer overleveren van de reflectie van
onderzoekers op de theorieën van hun voorgangers
Papier goedkoop en gemakkelijk aan te maken in tegenstelling tot papyrus en perkament. In Europa
via Spaanse Arabieren, die het zelf uit het oosten haalden.
(denkbeelden van Luther)
Godsdienstoorlog 16e eeuw = propagandaoorlog (pamfletten, spotprenten)
15e eeuw: controle op elk gepubliceerd boek, door kardinaal Caraffa = paus Paulus IV, Index librorum
prohibitorum (1559-1966) door katholieke kerk
Minder controle in de Republiek der Verenigde Provinciën: Nederlandse uitgevers boekten dan ook
grote winsten door in alle talen verboden boeken doorheen Europa te drukken
Eind 15de begin 16e eeuw: eerste westerse ‘kenniseconomie’ (Jan-Luiten Van Zanden, 2005):
Kosten voor de aanmaak van de producten was veel kleiner in vgl met handschriftelijke producten
spreiding over hele westerse wereld mogelijk.
19e eeuw: Machinaalvervaardigd papier (houtpulp) > handgeschept papier (textiel). Metalen machine
ipv houten. Cilinder, letterzettermachine.
Resultaat: productiekosten daalden, schaalvergrotingen commercialisering van informatie
3.3 WOORD EN BEELD
19e eeuw: eeuw van het gedrukte woord
Eind 19e eeuw – 20e eeuw: foto, cinema en radio (terugkeer van 2 oude communicatiemiddelen:
woord en beeld)
Massificatie van communicatie
Probleem media:
o opslag en blijvende consultatiemogelijkheid
o informatie was eenmalig
o uitwissing boekhouding op computers door verstrooidheid of technische kortsluiting
o Snelle technologische innovaties (vb. diskettes niet meer bruikbaar), overzetten is meestal
geen probleem, maar vaak geen zin om te investeren
3.4 MONDELINGE BRONNEN: ORALE OVERLEVERING, ORALE
GESCHIEDENIS
Complementariteit bronnentypes: mondelinge tradities als aanvullen op de geschreven bronnen (vb.
Homeros schreef Ilias niet, maar gevolg van generaties vertellers)
CASUS: Jan Vansina 1961, Vlaming in VS
Pleidooi gehouden voor orale tradities als een evenwaardige manier van overlevering van kennis en
ervaring. Veel culturen geven alles mondeling door (religieuze overtuigingen, tradities, sociaal-
politiek verkeer)
4