Interventieschema voor fase 0
Agressor Slachtoffer
Kenmerken - Rustig - Rustig
- Normale gemoedstoestand eigen - Normale gemoedstoestand
aan de agressor
Lichaamstaal - Eigen aan agressor - Is rustig in zijn bewegingen
- Straalt rust en zelfvertrouwen uit
- Heeft een open houding
(oogcontact, lichaam gericht naar
de agressor)
- Is ontvankelijk in zijn houding
- Heeft aandacht voor
micromechanisme in zijn
handelingen
Interventie/ - Wil gehoord en gezien worden - Observerende houding (wat zijn de
actie - Zoekt op zijn eigen wijze contact met kenmerkende gedra-gingen,
de omgeving wanneer en in welke context stelt
- Zoekt rust en houvast de agressor vreemd of vervelend
gedrag, wanneer is hij rustig en
geeft hij aan tevreden te zijn)
- Zoeken naar verbinding met de
agressor (samen krant lezen,
samen spel spelen, samen soep
drinken, vragen naar welbevinden,
verwachtingen)
- Ruimte maken voor de agressor
om te participeren (overleg,
idecenbusie)
- 'Er ziin'
- Contact zoeken met de agressor
op het tempo van de agressor
- Vertrouwen geven en uitstralen
- Duideliik ziin in wat kan of wat niet
kan
- Betrokkenheid tonen door de 'stem
van de agressor' mee te brengen
naar de vergaderingen
(overlegmoment,
teamvergadering, netwerkoverleg,
klassenraad) en hem
terugkoppelen wat besproken is
, Actie- en interventieschema voor fase 1
Agressor Slachtoffer
Kenmerken - Toont zich geirriteerd en gespannen - Voelt zich geviseerd
of stelt passief verzet - Voelt de druk van de agressor
(gedragsverandering) - Kan opschrikken van de plotse
- Gaat verbaal in het verzet verande-ring in gedrag
- Tast grenzen af - Zoekt naar de oorzaak
- Zoekt de machtsstrijd op - Probeert verbaal weerstand te
- Heeft nog controle over de situatie, bieden en hanteert hiervoor alle
maar er is een lichte toename van trucies en put uit zijn ervaring
controleverlies (humor, kordaat, vragen stellen)
- Daling van realiteitsbesef (is wel nog
aanwezig)
- Is gefixeerd op dat ene feit, kan het
bredere geheel langzaam niet meer
zien
Lichaamstaal - De fase waarin de lichaamssignalen - De lichaamssignalen komen ook in
in actie komen, zoals: actie
- rode vlekken - Het is een zoeken naar de juiste
- transpireren afstand en nabiiheid tussen
- motorische onrust slachtoffer en agressor
- sneller kloppend hart - Adrenaline wordt aangemaakt en
- vuisten gaan open en dicht kan gevoel van verhoogde
- doelloos rondlopen (lisberen) spanning brengen in het lichaam
- tics in het gezicht (bv. veelvuldig
knipperen met de ogen)
- samengeperste lippen
- snelle intonatie en luide stem
- adrenaline wordt aangemaakt
(vooral bij frustratieagressie)
Interventie/ - De agressor verwacht niet dat de - Basishouding van ‘zorgdragende
actie begeleider de situatie overneemt, begrenzing)
maar naar hem luistert en begrip - Laat controle bij de agressor,
toont maar geef aan (‘jij kunt zelf
- Wil duiden dat hij niet akkoord gaat, bepalen of wij moeten ingrijpen of
maar doet dat op een inadequate niet, de controle ligt bij jou’)
manier - Oogcontact houden
- In deze fase vraagt de agressor - Respecteer de afstand tussen
vooral ondersteuning jezelf en de agressor
(frustratieagressie) en begrenzing - Erken de emotie; erkenning doet
(instrumentele agressie) de boosheid dalen
- Luister en vat samen: check of wat
je ziet ook klopt met wat je denkt
- Observeer de totale context
- Ga na wat de oorzaak is van zijn
kwaad-heid ('druppels" in zijn
emmer)
- Neem geen veroordelende
houding aan (niet te snel
interpreteren)
- Geduld en begrip, daarom niet
goedkeuren
- Afleiding kan helpen bij frustraties
- Stel open vragen (wie, wat,
waar,wanneer, hoe)
- Bied huld aan. maar neem niet
over
- Zoek een 'win-win'-oplossing