Menswetenschappen: filosofie en sociologie
Filosofie en economie
Logica en argumentatieleer
Inleiding
Doel
-Methodes en principes ontwikkelen waarmee correct redeneren van incorrect rederen kan
onderscheiden worden
Logici houden zich bezig met
-Redeneren in allerlei specifieke contexten (bv. wetenschap, geneeskunde, ethische kwesties,
politiek, denksporten, ...) maar ook in het dagelijks leven
Resultaat
-Een arsenaal aan middelen die je als wetenschapper (in de economie of in een andere
academische discipline) en in het dagelijkse leven kan toepassen
Middelen
Reikt middelen (afkomstig uit de wijsgerige logica) aan om
-De kwaliteit van het eigen redeneren te verbeteren
-Gebreken in het redeneren van anderen te identificeren
2 grote groepen
-Middelen die te maken hebben met de vorm (structuur) van argumenten, en daardoor behoren
tot de formele logica
-Middelen die behoren tot wat gewoonlijk de ‘leer van drogredenen’ genoemd wordt – een
inventarisatie van stereotiepe ondeugdelijke vormen van argumentatie
Logische relatie tussen waarnemingen en wetenschappelijke kennis
-Op basis van een aantal logische inzichten kunnen we begrijpen dat wetenschappelijke kennis
altijd feilbaar is
Formele logica
Deductieve rederneringen
‘Redenering’
Definitie
-Geordend koppel van een eindige verzameling premissen en een conclusie
-Alle redeneringen hebben een conclusie, maar de verzameling premissen van een redenering kan
leeg zijn
Schematische voorstelling
Premisse 1
⁞
Premisse n
────────
Conclusie
Kenmerk
-Als alle premissen waar zijn, dan is de conclusie zeker ook waar
-Dus: waarheidsoverdracht is gewaarborgd
*Het is onmogelijk dat de premissen waar zijn en de conclusie vals is
Voorbeelden
Niet deductief (= tegenvoorbeelden)
Als Amsterdam in België ligt, dan ligt het in Europa.
Amsterdam ligt niet in België.
1
, Menswetenschappen: filosofie en sociologie
─────────────────────────────────────
Amsterdam ligt niet in Europa.
→ beide premissen zijn waar en de conclusie is onwaar, dus: zeker geen waarheidsoverdracht
Ik heb vandaag 5 EUR ingezet bij de Lotto.
──────────────────────────────
Bij de eerstvolgende Lotto-trekking zal ik minstens 1 miljoen EUR winnen.
→ zelfs als de premisse waar is, is het niet zeker dat de conclusie waar is
Wél deductief
Alle mensen zijn sterfelijk.
Jan is een mens.
───────────────────
Jan is sterfelijk.
→ onmogelijk dat de premissen waar zijn en de conclusie onwaar (als Jan onsterfelijk is, dan is hij
geen mens of zijn niet alle mensen sterfelijk)
De maan is groter dan de aarde.
De aarde is groter dan de zon.
──────────────────────
De maan is groter dan de zon.
→ men kan denken dat in een deductieve redenering de premissen en de conclusie steeds waar
zijn, dit is niet het geval want alle bweringen zijn onwaar
→ toch is de redenering deductief: als alle premissen waar zouden zijn, zou ook de conclusie waar
zijn
→ niet elke deductieve redenering is geschikt om mensen te overtuigen van de waarheid van de
conclusie: om mensen te overtuigen moet je deductieve redeneringen gebruiken waarvan de
premissen als waar worden aanvaard
Wat kunnen we hiermee doen?
-2 vaardigheden:
*Als je overtuigend wil argumenteren, dan kan je best deductieve redeneringen proberen op te
bouwen
*Als je argumenten wil ontkrachten van iemand waarmee je een meningsverschil hebt, dat is
het nuttig erop te kunnen wijzen dat de redenering van de andere niet deductief is
→ correcte van foutieve redeneervormen (= geen concrete redeneringen, maar abstracte
schema’s) kunnen onderscheiden
Correcte en foutieve redeneervormen
Notatie en symbolen
2
, Menswetenschappen: filosofie en sociologie
*kleine letters a, b en c: specifieke objecten/personen
kleine letters x, y en z: niet-specifieke (variabele) objecten/personen
universele quantor ( ∀ ) en existentiële quantor (∃)
hoofdletters P, Q en R: eigenschappen
Correcte redeneervorm
Voorbeeld
Als A, dan B
A
──────────
B
→ correcte redeneervorm (met A en B: schematische letters voor zinnen)
→ eigenschap: alle redeneringen die er onder vallen (= instanties) zijn deductief
Als Brussel in België ligt, dan ligt het in Europa. (Als A, dan B)
Brussel ligt in België. (A)
──────────────────────────────────
Brussel ligt in Europa. (B)
→ redenering
Wat kunnen we hiermee doen?
-Als je een aantal correcte redeneervormen kent (i.e. de abstracte vorm ervan kent) en kan
implementeren (i.e. weet hoe je de redeneervorm concreet moet invullen) dan ben je beter
gewapend om deductieve redeneringen te ontwikkelen
3
, Menswetenschappen: filosofie en sociologie
Eenvoudige correcte redeneervormen
Als Brussel in België ligt, dan ligt het in Europa.
Brussel ligt in België.
──────────────────────────────────
Brussel ligt in Europa.
Complexe correcte redeneervormen
4