Tara Jacobus 30/12/2021
o Anomische afasie: problemen bij het benoemen van dingen
Vaak enkel bij zicht
o Globale afasie: problemen bij alle talige functies
We kunnen de locaties van bepaalde functies niet specifiek vastleggen omdat schade aan die
locatie leidt tot afasie. De functie kan verspreid liggen, met die plaats als belangrijk punt. Ook
werd veel onderzoek uitgevoerd op overleden patiënten. Hierbij is de kans groot dat het brein
zich reeds had aangepast, aangezien we weten dat het brein zichzelf kan veranderen om schade
te herstellen.
- Split-brains: de corpus callosum die de 2 hemisferen met elkaar verbindt, wordt doorgeknipt
waardoor de hemisferen bijna onafhankelijk worden.
o Uit onderzoek blijkt dat de rechtse hemisfeer instaat voor het benoemen van
objecten.
- Dichotic listening test: deze test is een experimentele techniek om uit te zoeken welke
hemisfeer dominant is. Het berust op de contralaterale werking van het brein.
o Woorden worden eerder rechts gehoord
o Niet-spraakgeluiden worden eerder links gehoord
- Wada test: sodium amytal wordt in carotid arteries van de nek ingespoten. Het resultaat is
de de-activering van de ipsilaterale hemisfeer en dus contralaterale verlamming van het
lichaam.
- Hersenscan:
o Positron Emmison Tomography: een radioactieve isotoop wordt in het bloed
gebracht. Neuronen in actieve delen van het brein hebben meer zuurstof nodig dus
stroomt er meer bloed naar die regio. De PET scanner detecteert de locatie van de
isotoop, dus hoe groter de concentratie, hoe actiever de regio. Hiermee kunnen
specifieke taalgerichte taken onderzocht worden.
o Functional Magnetic Resonance Imaging: hersenactiviteit wordt gemeten aan de
hand van de verandering van zuurstofconcentraties, dus er moeten geen vreemde
stoffen toegevoegd worden.
Uit onderzoeken is gebleken dat taal verspreid ligt doorheen het brein en dat exacte lokalisering
enkel voor elementaire cognitieve processen mogelijk is.
Hoofdstuk 10: taalverwerving
Voornaamste kenmerken van taalverwerving bij
kinderen
De taal (of talen) die het kind verwerft, wordt bepaald door de omgeving, want een kind heeft geen
aangeboren aanleg voor een bepaalde taal. De fases van de taalverwerving lopen ongeveer gelijk
over alle (onderzochte) talen heen.
8
, Tara Jacobus 30/12/2021
Basis verloop van taalverwerving
Fase 1a en b: pre-taal fase
Cooing
Rond de leeftijd van twee maanden begint het cooing. Het kind produceert lettergrepen bestaande
uit velaire consonanten en een achterklinker.
Babbling
Rond de leeftijd van zes maanden gaat het kind rechtop zitten en produceert het ook stops, nasalen
en fricatieven. In deze babbling fase spreekt het kind met CV lettergrepen die geen woorden vormen.
Naarmate de tijd vordert gebruikt het kind ook enkel phones uit de omgevingstaal en aan het einde
van het eerste jaar komt intonatie. Dove kinderen beginnen manueel te babblen rond 10 à 14
maanden.
Fase 2: één-woord fase
Kinderen produceren hun eerste herkenbare woorden rond 12 à 18 maanden. Deze woorden staan
alleen, vandaar de naam één-woord fase of holophrastische fase. Eerste woorden zijn ongeveer
fonetisch en semantisch gelijk over alle talen heen. Ook gebruikelijk in deze fase zijn woorden voor
negatie, herhaling, aandacht en ‘het niet bestaan’, meestal gericht tot een persoon.
Fase 3: de twee-woorden fase
Een kind bezit een actieve woordenschat van 50 woorden rond 18 à 20 maanden, rond twee jaar zijn
dit al 200 tot 300 woorden. Vanaf 50 woorden plaatst het kind 2 woorden samen om nieuwe
bedoelingen te uiten: actor-action, kwaliteit-ding, actie-locatie… Woorden die dingen specifiëren
bevinden zich meestal in tweede (laatste) positie.
Fase 4: telegrafische spraak
Utterances van meerdere woorden beginnen rond de leeftijd van drie jaar als reeks van lexicale
woorden zonder grammaticale woorden of morfemen, vandaar telegrafische spraak. Function words
en morfemen komen doorheen deze fase, afhankelijk van taal tot taal.
Fase 5: basis
De meeste kinderen beheersen de basis van hun taal rond 4 à 5 jarige leeftijd.
Fase 6: doorlopende verwerving
Taalverwerving stopt nooit, zeker met lexicale items. Sommige registers leert men soms pas tijdens
volwassenheid. Ook sommige grammaticale aspecten nemen meer tijd in beslag dan andere.
Caretaker speech
Vele talen hebben specifieke registers om tegen jonge kinderen te praten. Zo wordt het typische
Westerse register gekarakteriseerd door hoge tonen, overdreven intonatie, verkleinwoorden…
terwijl men in andere regio’s juist lager gaat praten. De spraak die gepaard gaat met dit register
noemen we caretaker speech. Experimenteel bewijs toont aan dat kinderen dit prefereren boven het
volwassen register.
Verwerving van phonetics & phonology
De waarneming van geluiden begint al zeer vroeg, vroeger dan productie. Na één jaar kan een kind
fonemische geluidscontrasten onderscheiden, terwijl het onderscheiden van niet contrasterende
geluiden vermindert. Nasalen en stops zijn de eerste consonanten die het kind zelf kan produceren,
9