Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Inleiding tot de sociologie () €5,49
Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Inleiding tot de sociologie ()

5 revues
 985 vues  54 fois vendu

Dit document is een samenvatting van het boek SOCIOLOGIE: Het speelveld, de spelregels en de spelers (let op: vijfde uitgave!). Leren in combinatie met de woordenlijst op BlackBoard.

Aperçu 10 sur 83  pages

  • Oui
  • 19 octobre 2017
  • 83
  • 2016/2017
  • Resume
book image

Titre de l’ouvrage:

Auteur(s):

  • Édition:
  • ISBN:
  • Édition:
Tous les documents sur ce sujet (1)

5  revues

review-writer-avatar

Par: andreascraane2002 • 3 année de cela

review-writer-avatar

Par: carojochems • 4 année de cela

review-writer-avatar

Par: merelpeeraer • 5 année de cela

review-writer-avatar

Par: thomastruyts • 6 année de cela

review-writer-avatar

Par: axelwilmssen • 6 année de cela

avatar-seller
dpl
SOCIOLOGIE: Het speelveld, de spelregels en de spelers

DEEL 1: SOCIOLOGIE, EEN WETENSCHAP VAN DE SAMENLEVING 2
H1: Op ontdekkingstocht door een bekend gebied? 2
H2: De samenleving is een veld 5
H3: Waarmee zijn sociologen bezig? 10
H4: De ene bril is de andere niet 12
DEEL 2: BLOKKEN, APART EN GESTAPELD 19
H5: Blokken uit de sociologische blokkendoos 19
H6: Een netwerk is geen groep 24
H7: Moderne samenlevingen zijn altijd multicultureel 31
H8: Levenslang leren — om in het gareel te lopen? 37
DEEL 3: SOCIALE ONGELIJKHEID WORDT GEORGANISEERD 44
H9: Ongelijkheid is van alle tijden 44
H10: Zijn de sociale klassen achterhaald? 55
H11: Ongelijkheid is van deze tijd 61
H12: Het zijn altijd dezelfde die winnen 65
H13: Organisaties: méér dan georganiseerde ongelijkheid? 71
DEEL 4: OVER MAATSCHAPPELIJKE VERANDERINGEN EN PARADIGMA’S 78
H14: Ook een film is een opeenvolging van ‘stills’ 78
Extra: De toestand vandaag 83




1
!

, DEEL 1: SOCIOLOGIE, EEN WETENSCHAP VAN DE SAMENLEVING

H1: Op ontdekkingstocht door een bekend gebied?
Over de eigen aard van de samenleving
Sociologie = “samenlevingskunde”, komt van socius (metgezel), logos (kunde). Sociologen
willen meer weten over hoe de mensen samenleven in allerhande sociale verbanden.

1.1 Een beeld van een titel
De titel drukt de fundamentele verhouding uit tussen de samenleving (het speelveld), sociale
spelregels (zoals wetten), de maatschappelijke spelers (of actoren) en het spel dat gespeeld
wordt.
Ook het maatschappelijke leven wordt beheerst door geboden en verboden, door regels en
taboes. Er gelden ook andere regels voor de publieke en voor de particuliere ruimte, voor wat
je op straat doet of binnenshuis. De samenleving is een geheel van posities, en tussen die
posities bestaat een taakverdeling. Met die posities gaan verschillende rollen gepaard, en
naargelang de positie, hebben mensen ook een hogere of lagere status. In de
ondernemingen en instellingen zijn er formele en informele leiders. De formele leiders zijn
degene die via officiële kanalen op die positie terechtkomen. Conflicten tussen formele en
informele leiders maken deel uit van het dagelijkse leven van elke organisatie.

1.2 Het dagelijkse leven door de bril van de socioloog
Sociologische verbeelding = werd gedefinieerd door Charles Wright Mills; een levendig
bewustzijn van de band tussen ervaring en de ruimere samenleving; het vermogen om
afstand te nemen van de actuele toestand; de drie componenten van “social imagination” zijn
geschiedenis, biografie en sociale structuur.

1.2.1 Over eten en drinken
Mensen eten niet altijd en overal op dezelfde wijze (mes/vork vs stokjes). Er zijn ook
verschillen binnen eenzelfde samenleving (sommige mensen brunchen, de ‘gewone’ mensen
doen dit niet). We zien ook veranderingen in de sociale patronen (vb. Ons Kookboek, elke
nieuwe uitgave verraadt een maatschappelijke verschuiving, er wordt meer op wereldkeuken
ingezet omdat de Vlaming graag reist). Men ziet eten als een primaire behoefte, maar “Koken
en Komen Eten” is een belangrijke vrijetijdsbesteding geworden.
Koffie was vroeger iets alledaags, maar nu is het weer hip (koffiebars, barista cursussen).
Koffie is ook een drug: het stimuleert de hersens en helpt ook te relaxeren. Bij ons is koffie
een sociaal aanvaardbare drug, terwijl dit in andere culturen niet het geval is. Sociaal-
economische verhouding: koffie wordt geïmporteerd; van de prijs die wij betalen voor een
kop koffie, komt maar een klein stuk terecht bij de koffieboer.

1.2.2 Over emoties
Emoties lijken spontane en individuele reacties, maar toch wordt de uitdrukking geregeld
door allerlei sociale conventies. Emoties hebben veel sociale functies. Ze verdedigen waarden
en normen en dus samenlevingsverbanden. Ze dragen bij tot het handhaven van de sociale
identiteit. Ten slotte beschermen ze ook de sociale interactie.


2
!

,1.2.3 Over sport
Veldhockey, skiën, windsurfen, tennis en zeilen scoren zeer hoog qua sociale status, terwijl
wielrennen, motorsport, boogschieten en boksen een lagere waardering meekrijgen (Smits).
Er bestaan een sociaal verschil tussen goedkopere en dure sporten. Meer culturele
verklaringen stellen dat sport een drager is van symbolische codes van smaken en leefstijlen.
Hogere sporten drukken waarden als ‘distance’ uit; lichaamscontact wordt vermeden.
Lagereklassensporten hebben een patroon van lijf-aan-lijfgevechten en sluiten beter aan bij
de arbeiderscultuur.

1.2.4 Over lijfstijl
Lifestylebladen informeren over de cultuur die richtinggevend is voor het imago van de
moderne, vrije mens. Niet wat men is, maar wat men lijkt is belangrijk. Een duidelijk voorbeeld
van lijfstijl is het ideale vrouwelijke en mannelijke lichaam.

1.2.5 Over liefde
Mensen huwen meestal binnen hetzelfde sociale milieu: met mensen met eenzelfde religieuze
overtuiging, etnische herkomst en opleiding. Met iemand uit dezelfde groep valt makkelijker te
praten en is het risico op conflicten klein. Daarenboven is er de sociale druk van de sociale
omgeving. Die leidt naar gearrangeerde huwelijken, of werkt via van mogelijke partners.
Zelfs verliefdheid wordt dus sociaal gestuurd.

1.3 Nog een stap verder
Gezond verstand = common sense; bevat een losjes samenhangend stel van feiten,
ervaringen, inzichten en “received wisdom”, dat elk van ons heeft verworven; kennis die op
onze dagelijkse ervaringen is gebaseerd; het is praktisch van aard, meer bekommerd om
onmiddellijk antwoorden op concrete problemen.
Wetenschappen onderscheiden zich van gezond verstand, omdat het wél op zoek gaat naar
de verklaringen achter de zichtbare fenomenen. Ook de sociologie legt er zich niet bij neer
dat ‘what you see is what you get’ (WYSIWYG). We bekijken nu enkele sociale toestanden.

1.3.1 Echtscheiding
Een echtscheiding is meer dan een verzameling van persoonlijke problemen; het wordt een
sociaal feit. Sociale omstandigheden zijn: de maatschappelijke trend naar
tweeverdienersgezinnen waardoor de echtgenoten economisch onafhankelijk werden van
elkaar, de verminderde sociale druk om samen te blijven voor de kinderen, de toename van
sociale contacten buiten het gezinsverband, de langere levensverwachting.
Echtscheidingsgedrag wordt verbonden met de wijze waarop de samenleving is aangericht.

1.3.2 Zelfdoding
Lager opgeleiden en werklozen, alleenstaanden, alleenwonenden en gescheiden mensen
vertonen een hogere kans op pogingen tot zelfdoding en op zelfdoding. Ook de leeftijd is
belangrijk - de helft van het aantal zelfdodingen gebeurt bij mannen en vrouwen jonger dan
50 jaar -, evenals het geslacht - mannen lopen een sterk verhoogd risico op suïcide.
Emile Durkheim verzamelde voor zijn zoektocht naar de oorzaken van zelfdoding statistieken
over zelfdoding in verschillende streken van Frankrijk en in verschillende Europese landen, en
hij berekende op basis hiervan zelfdodingsratio’s.
3
!

,Hij onderzocht met welke maatschappelijke factoren deze ratio’s systematisch varieerden en
kwam daarbij onder meer uit bij religie, burgerlijke staat, woonplaats (stad/platteland), en
aanwezigheid/afwezigheid van militaire opleiding. De correlaties die hij vond, verklaarde hij uit
de gemeenschappelijke factor ‘sociale integratie’, waarbij een teveel of een gebrek aan
sociale integratie tot meer zelfdodingsgedrag leidde.

1.3.3 Arbeid
Volgens het ‘Latente Deprivatiemodel’ van Marie Jahoda vervult betaalde arbeid een
aantal functies die cruciaal zijn voor het welzijn. Naast de manifeste functie van arbeid (het
verwerven van een inkomen), bevat arbeid een hele reeks latente functies:
- arbeid structureert de tijd van individuen
- arbeid is een belangrijke bron van sociale contacten en sociale ervaringen
- arbeid verbindt een individu met doeleinden die de persoonlijke preferenties overstijgen
- arbeid zorgt voor status en identiteit
- arbeid dwingt tot activiteit en biedt kansen om handelingen te stellen met zichtbare
gevolgen en tot het ontwikkelen en uitdrukken van competenties en vaardigheden
De relatie tussen jobsdesign en ziekte werk door Karasek geconceptualiseerd in zijn klassiek
geworden job demand-job control-model.




1.3.4 Ziekte en dood
Opgedeeld naar onderwijsniveau zien we dat lageropgeleiden een kortere levensverwachting
hebben dan hongeropgeleiden en eveneens minder jaren in goede gezondheid leven.
Verklaringen hiervoor zijn (1) de artefactverklaringen, (2) de verklaringen gebaseerd op het
mechanisme van de selectieve sociale mobiliteit en (3) de sociaaloorzakelijke verklaringen.
Artefactverklaring — de verschillen in sterfte, ziekte en gezondheid tussen verschillende
sociaaleconomische groepen zijn het gevolg van de gebruikte onderzoeksmethoden en
meetinstrumenten. Veel onderzoek naar de gezondheidsverschillen is gebaseerd op zelf
gerapporteerde gegevens. Mensen met een lagere opleiding zijn ‘toleranter’ ten aanzien van
verschijnselen die door hongeropgeleiden als een gezondheidsprobleem worden aangevoeld.
Sociale mobiliteit — Een sociale daling zou het gevolg zijn van een slechte
gezondheidstoestand, en een goede gezondheid zou bijdragen tot sociale stijging. Dit zorgt
voor een concentratie van mensen met meer gezondheidsproblemen en meer kans op
overlijden in de laagste sociale klassen.

4
!

,Sociaaleconomische status (SES) — Deze invloed verloopt meestal via tal van
tussenliggende factoren, zoals de materiële en niet-materiële levensomstandigheden: leef-,
woon en arbeidsomstandigheden, levensstijl, kennis en houdingen i.v.m. gezondheid.
Personen met een lage sociale status kunnen minder een beroep doen op de sociale
netwerken. Het ‘gevoel van machteloosheid’, de afwezigheid van een ‘locus of control’ speelt
hier een grote rol.


H2: De samenleving is een veld
… van tegengestelde krachten
Wat bevorderlijk lijkt voor het welzijn van de mensen en de welvaart van het land, vertoont
dikwijls onbedoelde en soms perverse effecten, en verkeert daardoor in het tegengestelde.
Volgens Marx zou het kapitalisme een klasse van verpauperde en vervreemde arbeiders in
het leven roepen, die uiteindelijk tot de omverwerping van datzelfde kapitalisme zal leiden.
De protestantse ethiek, die volgens Weber een belangrijke factor was voor het ontstaan van
het moderne kapitalisme, werd juist sterk verzwakt door de geest van datzelfde kapitalisme.
Voor Durkheim kan de toename van de collectieve welvaart leiden tot het uiteenvallen en het
verzwakken van de solidariteit en de morele normen, met als gevolg anomie en de
vermindering van het individuele welzijn bewerkstelligen.
Merton stelt dat de puriteinse waarden die de studie naar de natuur stimuleerden, leidden tot
inzichten die op den duur de religieuze leerstellingen ondergroeven.
In de samenleving zijn centrifugale en centripetale krachten aan het werk. Centrifugale
rukken het sociale weefsel stuk, centripetale houden de samenleving samen. Een voorbeeld
is dat sociale cohesie en sociale uitsluiting dikwijls samengaan.
Achtereenvolgens komen volgende krachten uit dit krachtenveld aan bod: individu vs
samenleving (of nog, actor vs factor, agent vs structuur), mogelijkheden vs beperkingen,
solidariteit vs strijd, gelijkheid vs ongelijkheid.

2.1 Individu en samenleving: een strijd van goed tegen kwaad?
Individuen zijn niet vrij en ongebonden, en de samenleving is geen onpersoonlijk gedrocht dat
hun vrijheid beknot en belemmert. Elk individu maakt onontkoombaar deel uit van een
samenlevingsverband. Dit is zo omdat anderen ons, vanaf onze geboorte, de individuele
vaardigheden en de sociale verkeersregels aanleren die we nodig hebben om in die
samenleving te overleven. Een mens is een essentieel Mangelwesen (Gehlen); doorheen ons
leven gaan we voortdurend relaties aan met anderen en ondergaan we ook hun invloed.
De menselijke conditie (Malraux) bestaat erin dat mensen weliswaar ‘in de wereld zijn
geworpen’, maar ook dat ze die wereld kunnen en zelf moeten veranderen. Maar de mens
gebruikt de begaafdheden van zijn in-de-wereld-geworpen-zijn als excuus om aan die vrijheid
te ontsnappen en een ‘en-soi’ te blijven.
Marx zag de vervreemding van de arbeid als het typische kenmerk van de kapitalistische
productiewijze. De arbeider vervreemdt van het product dat hij voortbrengt, van het
arbeidsproces, van zijn medemensen en uiteindelijk van zichzelf. De arbeider moet de waarde
die hij toevoegt aan de stof die hij bewerkt (de meerwaarde), afstaan aan de kapitaalbezitter.


5
!

,We geven dus niet alleen vorm aan de samenleving, we ondergaan ook haar invloeden.
Degenen die buiten de samenleving staan, kunnen dat enkel maar dat ze erin zijn opgegroeid
en (op)gevoed. Iedereen neemt deel aan de samenleving, gewild of ongewild.
Actor-factor-dilemma = Sommige sociologen leggen de nadruk op maatschappelijke
structuren of factoren. Soms krijg je zelfs de indruk dat er voor sociologen geen spelers zijn in
de samenleving. Dat is het moment waarop he factorperspectief komt aanzetten; een
perspectief dat plaats geeft aan de actoren in de samenleving door ze een rol van betekenis
te geven bij het creëren ervan. Er zijn individuele en collectieve actoren. Ook organisaties en
andere netwerken maken mee het spel van het samenleven, waarbij de individuele actoren
positioneel verbonden zijn met die collectieve actoren: als gezinshoofd, bedrijfsleider, …
De samenleving is een statisch gebeuren, maar paradoxaal genoeg voortdurend toe aan
verandering. Dat samenspel tussen statica en dynamica leiden er volgens Comte toe dat
grondige maatschappelijke verschuivingen meestal lang duren.
Het dilemma actor/factor maakt deel uit van een klassiek debat: het nature-versus-nurture-
debat. Nature gaat over de genetische aanleg van een persoon (uiterlijk, karakter, …).
Nurture staat voor de maatschappelijke omgeving waarin een persoon opgroeit en de
invloed die deze omgeving heeft op de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid (school,
vriendenkring). Sociologisch gaat het over het belang van het socialisatieproces.

2.2 De samenleving: een vat vol mogelijkheden en beperkingen
Mogelijkheden — Allerlei dingen die vanzelfsprekend lijken, zijn enkel mogelijk omdat we
deel uitmaken van een sociaal verband, meer bepaald omdat we hier en nu leven.
Het feit dat vandaag zovele jongeren hogere studies beginnen is op het eerste gezicht een
teken van de democratisering. Maar is er wel sprake van democratisering of is het gewoon
maar massificatie? Heeft het beleid voor onderwijsparticipatie er voor gezorgd dat kinderen
uit de armere gezinnen meer aanwezig zijn in het hoger onderwijs of is de sociale ongelijkheid
gebleven? Een onderzoek bevestigt de massificatie van het hoger onderwijs - meer
studenten en vervrouwelijking van de studentenpopulatie - maar stelt tevens vast dat de
verhouding tussen de diverse sociale lagen ongewijzigd is gebleven.
Uit de SONAR-enquête blijkt dat er een verband is tussen het opleidingsniveau en de
tewerkstelling van de ouders en het starten in het hoger onderwijs. De massificatie leidde dus
niet tot democratisering in termen van gelijke kansen, want de positie van arbeidskinderen
tegenover andere sociale categorieën is niet verbeterd. Ondanks het beleid is de sociale
ongelijkheid gebleven.
Met beperkingen bedoelt men niet enkel geboden en verboden onder de vorm van wetten.
Sociale krachten verkleinen of vergroten de sociale speelruimte van mensen. De samenleving
legt handelsmarges op. Drempels zijn er in alle soorten: reglementaire/wettelijke, informatieve,
dispositionele, situationele en institutionele drempels.
Institutionele en situationele drempels kunnen zich voordoen van de kant van de dienst,
van de kant van de potentiële gebruiker en kunnen slaan op de verbinding tussen beide. Van
de kant van de dienst gaat het over omstandigheden die potentiële deelnemers uitsluiten of
ontmoedigen voor deelname (talenkennis, tijdstip van openingsuren, …). Van de kant van de
gebruikers zijn er drempels die voortkomen uit concrete levensomstandigheden, zoals een
gebrek aan geld, kinderopvang, …


6
!

,Dispositionele drempels zijn gebaseerd op attitudes en percepties ten aanzien van
bijvoorbeeld ‘leren’ en ‘school’. Ze kunnen ertoe leiden dat men de behoefte aan een of
andere voorziening niet ervaart of dat men die niet wil vragen en opnemen, ook al heeft men
er recht op.
Beperkingen zorgen voor vrijheid, ‘eindige vrijheid’. Bijvoorbeeld verkeersregels: rood licht
is stoppen, maar groen betekent dan weer doorrijden. Het samenleven is onmogelijk zonder
een zekere voorspelbaarheid van het handelen, zonder routines.

2.3 Solidariteit versus strijd
De opbouw en het functioneren van de maatschappij zijn getekend door diepe sociale
ongelijkheden en structurele conflicten, maar worden tegelijk gekenmerkt door interactie en
communicatie, en door verscheidenheden die samenwerking noodzakelijk maken. Het
dubbelzinnige karakter van de samenleving blijkt des te meer uit de gelijktijdige
aanwezigheid van strijd en solidariteit. Strijd lijkt de centrifugale sociale kracht, solidariteit
de centripetale, samenhoudende sociale kracht; toch ligt het gecompliceerder. Het is een
complex samenspel van beide dat de samenleving samen- en levend houdt.

2.3.1 Solidariteit & cohesie
Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. Zonder solidariteit mist een
samenlevingsverband het cement voor de nodige sociale cohesie.
Solidariteit is niet noodzakelijk zichtbaar: we vertrouwen er bijvoorbeeld op dat bakkers brood
bakken en boeren groenten kweken. De doorgedreven vormen van arbeidsdeling heeft
geleid tot ‘veralgemeende afhankelijkheid’. Wat in de moderne samenleving opvalt, is dat
maatschappelijke welvaart samengaat met individuele hulpeloosheid: sociologen noemen dat
de ‘paradox van de individualisering’.
Mattheuseffect — De kosten die de ouders maken om hun kinderen te laten studeren,
vormen slechts een deel van de totale studiekost. De rest wordt betaald uit
overheidsmiddelen (gebouwen, …) en deze worden gefinancierd door belastingen. Dit
betekent dat gezinnen die hun kinderen niet naar de universiteit kunnen sturen, omdat ze
daar het geld niet voor hebben, meebetalen voor de universitaire studies van kinderen uit
beter begoede gezinnen.
Meest indrukwekkende systeem van solidariteit is de sociale zekerheid. Men noemt dit ook
de horizontale inkomensverdeling, en iedereen bevindt zich in de loop van het leven een
tijd aan de betalende kant en een tijd aan de ontvangende kant van dit stelsel.
Durkheim ontwikkelde en typologie die aangeeft hoe sociale solidariteit in de loop van het
moderniseringsproces van aard veranderde. Hij onderscheidt twee types samenlevingen:
- traditionele: geringe arbeidsdeling met een relatief eenvoudige sociale structuur
- moderne: complexe en ver voortgeschreden arbeidsverdeling


Traditionele samenleving Moderne samenleving

Arbeidsverdeling Eenvoudig Complex

Solidariteit Mechanisch Organisch


7
!

,Mechanische solidariteit veronderstelt een lage graad van arbeidsdeling, een homogene
cultuur, repressieve normen, gemeenschapsbezit, totemistische religie en altruïstische
zelfdoding. Organische solidariteit veronderstelt een complexe arbeidsdeling, verhoogd
individualisme, restitutie normen, privébezit en contractuele verhoudingen, persoonlijke
vormen van godsdienstbeleving en anomische & egoïstische vormen van zelfdoding. Doordat
het mechanische vervangen wordt door het organische, wordt het alsmaar moeilijker om
noodzakelijke maatschappelijke consensus en samenwerking te organiseren.
Collectief bewustzijn —Dit is een besef dat men samen met anderen een gemeenschap
vormt en daarom moreel verplicht is de eisen van de gemeenschap te honoreren. Het is de
som van de gedeelde overtuigingen. Het individu ontleent zijn sociale identiteit aan het
collectieve bewustzijn.
Individueel en collectief bewustzijn vallen grotendeels samen in een samenleving die door
mechanische solidariteit wordt gedomineerd. Dat collectief bewustzijn wordt in stand
gehouden door instituties zoals de nationale staat en zijn réligion civile (Rousseau), het
patriottisme. Er heerst m.a.w. een hoge graad van conformisme.
Deze samenlevingsvorm werd volgens Durkheim geleidelijk aan doordrongen van organische
solidariteit. Mensen werden steeds afhankelijker van elkaar (door de arbeidsdeling en
specialisatie). Tegelijk nam de bevolking toe en werd het contact met anderen frequenter. De
geslotenheid die heerste bij de traditionele, mechanische samenleving kwam onder druk te
staan. Ook het collectief bewustzijn verloor zijn greep op individuen.
Zuilengemeenschap (vroeger) — Men was ‘katholiek’ of ‘socialist’ en dit ‘voor het leven’.
Op basis van de zuil waartoe men behoorde, kon voorspeld worden welk soort school men
bezocht, welke krant men las, de politieke partij waarop men stemde, … Maar tegenwoordig
kan het handelen van mensen minder dan vroeger voorspeld worden.
Moderne mensen moeten steeds meer energie steken in de relaties die ze wensen. Een
hechte relatie is niet langer vanzelfsprekend. De verzwakte greep van het collectieve
bewustzijn op mensen zou, volgens Durkheim, moeten leiden tot anomie (normloosheid) en
maatschappelijke desintegratie. Dit wil niet zeggen dat er geen solidariteit is! Zij is eerder
abstract dan direct zichtbaar.
Donkere zijde van solidariteit — Solidariteit en cohesie maken groepen sterk en bieden
geborgenheid voor de leden van die groep, maar sluiten die leden ook dikwijls op. Denk aan
sektes; geringe mobiliteitskansen voor zijn leden.

2.3.2 Strijd & conflict
Conflicten zijn onvermijdelijk, omdat sociale actoren verschillende en soms tegengestelde
belangen hebben en uiteenlopende doelstellingen nastreven. Conflicten zijn ook nodig. Ze
schenken een samenlevingsverband de dynamiek om te innoveren, te veranderen.
Conservatieven vinden de toestand best zoals hij nu is, progressieven zijn de mening
toegedaan da het altijd nog beter kan, reactionairen verlangen terug naar een premoderne tijd
en revolutionairen vinden het huidige maatschappelijke gebouw niets en willen het volledig
vernieuwen.
Ordesociologen — de functionalisten. Volgens hen is de samenleving een systeem dat
naar evenwicht streeft en elk conflict en elke afwijking van de norm zijn negatief, omdat zij het
voortbestaan van het geheel bedreigen. Conservatieve politiek.

8
!

,Conflictsociologen — Zij beklemtonen dat conflicten inherent zijn aan samenlevingen. Op
sociaaleconomisch vlak is er het klassenconflict (burgerij versus proletariaat). Vandaag is deze
strijd om de verdeling van de meerderde geïnstitutionaliseerd, d.w.z. dat hij plaatsgrijpt
binnen het georganiseerde sociaal overleg tussen vakbonden en werkgeversorganisaties.
Een belangenconflict en een waardeconflict kunnen, maar moeten niet samenvallen. Een
belangenconflict is er wanneer in een situatie van relatieve schaarste twee actoren dezelfde
sociale goederen opeisen. Een waardeconflict is er wanneer de ene actor wordt gedreven
door de vurige overtuiging van het eigen morele gelijk en aan de andere actor de eigen
opvattingen wil opleggen. Beide staan meestal niet los van elkaar. Zo zullen waardeconflicten
pas goed losbreken wanneer ook belangentegenstellingen meespelen of wordt een
belangenconflict toegedekt door een waardeconflict, omdat het netter staat voor verheven
waarden te strijden dan voor plat eigenbelang.
Conflicten kunnen manifest of latent zijn. Een manifest conflict is een open conflict: zichtbaar
voor actoren en toeschouwers. Het gaat om een oorlog, debat, staking, … Een latent
conflict is feitelijk wel aanwezig, maar wordt niet waargenomen door de betrokkenen en zeker
niet door buitenstaanders.
Conflicten kunnen leiden tot het behoud van de bestaande ordening of tot sociale
verandering. Positief benaderd is een conflict functioneel. het zal bijdragen tot de continuïteit
of de groei van het samenlevingsverband. Negatief gesteld kan een conflict disfunctioneel
zijn, omdat de vlotte werking van het vertrokken verband wordt gehinderd. De
conflictenparadox ziet de functionaliteit van een conflict in, maar stelt vast dat conflicten
vaak vermeden worden.

2.4 Ongelijkheid versus gelijkheid
Sinds enkele jaren wordt ongelijkheid terug als een belangrijk sociaal probleem beschouwd.
De economische crisis en haar maatschappelijke gevolgen maken duidelijk dat dit geen
goede zaak is voor het goed functioneren van economie en samenleving. Vroeger werd
ongelijkheid gezien als een goede zaak.
In landen met een hogere inkomensongelijkheid (VS en VK) komen meer sociale problemen
(obesitas, onderwijsprestaties) voor dan in landen waar het inkomen gelijker is verdeeld.
We kunnen 3 perspectieven op gelijkheid onderscheiden:
1. Juridische gelijkheid: alle mensen in een democratisch geordende samenleving vertrekken
gelijk, en de achterstand die ze tijdens hun level oplopen heeft te maken met de
onvermijdelijke risico’s van het leven of met hun eigen gedrag.
2. Gelijkheid als uitkomst: het vraagt een voortdurend sturend optreden van de overheid op
alle terreinen van het leven: publiek en privé, economisch en cultureel, …
3. Gelijke kansen: mensen hebben gelijke rechten bij hun geboorte, maar daar gaan geen
gelijke middelen mee gepaard.
De meningen lopen ook uiteen over de impact van belangrijke historische trends op de
ongelijkheid die zo kenmerken was voor de periode van het vroege kapitalisme en de
industrialisatie. Er zijn twee stellingen. De eerste - optimistische - ging ervan uit dat er in de
verdere economische ontwikkelingen krachten sluimerden die de ergste vormen van
ongelijkheid zouden doen afnemen - totdat ze een aanvaardbare vorm zouden aannemen.
Daarmee zaten ze overigens op dezelfde golflengte als hun geestelijke vader, Durkheim, die

9
!

, ongelijkheid als zodanig aanvaardde, maar wel vond dat in een samenleving geen andere
vormen van ongelijkheid horen te bestaan dan die gebaseerd zijn op de verschillende bijdrage
van individuen aan het maatschappelijk geheel. De tweede stelling aanvaardt wel dat de
economische en technologische ontwikkelingen voor meer sociale mobiliteit zullen zorgen en
de scheidingslijnen tussen de oude klassen helpen vervagen, maar in de plaats zullen nieuwe
ongelijkheden ontstaan. Ze verwijzen dan naar het ontstaan van een stedelijke onderklasse,
naar de verarming van de middenklassen, naar het ontstaan van een precariaat.


H3: Waarmee zijn sociologen bezig?
Sociologen doen aan … sociologie
De sociologie is een wetenschap die systematisch zoekt naar regelmaat in de waarneembare
verschijnselen. Het is een bijzondere wetenschap. Ze houdt zich bezig met een eigensoortige
werkelijkheid: het sociale. De bouwstenen van onze werkelijkheid zijn ‘sociale feiten’, die met
elkaar zijn verbonden in een gestructureerd geheel.

3.1 De sociologie, een wetenschap als (g)een ander?
Waarom kwam de ‘sociologie’ zo laat tot leven? We ervoeren onze omgeving als
vanzelfsprekend (zoals een vis in het water). Samenlevingsverbanden vormen onze identiteit
en onze waarneming, zonder dat we ons daarvan bewust zijn. ‘Sociologie’ ontstond toen de
samenleving niet langer als een door God gegeven orde werd ervaren. Wetenschappelijke
ervaringen namen de rol van mythen/goden over. De Verlichting, de Franse revolutie en de
industrialisering spelen een rol.
Entzaüberung der Welt (Weber) — De wereld moest worden onttoverd.

3.1.1 Er is meer wetenschap onder de zon dan enkel natuurwetenschap
De sociologie kan haar materieele voorwerp (de samenleving) niet op dezelfde manier
bestuderen als de natuurwetenschappen dat doen met de natuur. De natuur bestaat uit
identieke en volkomen reproduceerbare elementen die hun bestaan ondergaan en er geen
vorm aan geven. Bij een samenleving hebben we te maken met elementen (actoren) die
fundamenteel vergelijkbaar zijn, maar niet verwisselbaar.
Natuurwetten zijn overal dezelfde en altijd geldig en de opgedane kennis is cumulatief. De
samenleving daarentegen functioneert volgens particuliere wetmatigheden. Het gaat telkens
om uitspraken ‘ceteris paribus’, bij gelijkblijvende omstandigheden.
Natuurwetten kunnen niet worden veranderd of afgeschaft. Door de onveranderbaarheid,
kunnen we deze wetten gebruiken voor toepassingen. De samenleving, aan de andere kant,
kan veranderd worden door collectief handelende factoren. Dit kan bewust (via economisch/
sociaal beleid) of onbewust (vb. self-destroying prophecy) gebeuren.
Self-destroying prophecy — vb. de publicatie van peilingen over de kiesintenties heeft er al
toegeleid dat een aantal kiezers van de partij die aan de winnende hand bleek thuisbleven.
Daardoor kwam de voorspelde zege juist niet, en won de tegenstander.
Self-fulfilling prophecy — vb. het gerucht gaat dat een bepaalde bank niet betrouwbaar is.
Grote aantallen klanten komen langs om hun geld op te nemen. Dit heeft tot gevolg dat de
bank niet meer kan uitbetalen en dus onbetrouwbaar geworden is.


1
! 0

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur dpl. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

52510 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€5,49  54x  vendu
  • (5)
Ajouter au panier
Ajouté