GPR – Doelstellingen Examen
Hoofdstuk 1
1. De pijlers van het westerse constitutionele model en de betekenis van democratie,
rechtsstaat en mensenrechten.
Democratie: Het model rust op democratische principes, met periodieke vrije verkiezingen
tussen meerdere politieke partijen, de scheiding der machten en de bescherming van vrijheid
van meningsuiting. Dit waarborgt de legitimiteit van de regering en de voortdurende aanpassing
van de democratie aan veranderende behoeften.
Mensenrechten: Bescherming van mensenrechten is van essentieel belang, met inbegrip van het
recht op eigendom en onderneming. Dit waarborgt individuele vrijheden en beschermt burgers
tegen ongepaste inmenging van de staat.
Rechtsstaat: De rechtsstaat omvat twee belangrijke dimensies: gelijke onderwerping aan de wet
voor alle burgers en beperking van de overheid door het recht. Dit zorgt ervoor dat niemand
boven de wet staat en dat de overheid handelt binnen wettelijke kaders en met verantwoording.
Vrije Markteconomie: Het model bevordert een vrijemarkteconomie, waar economische
activiteiten grotendeels vrij zijn van overheidsinmenging en gebaseerd zijn op marktprincipes.
Dit stimuleert efficiëntie en welvaart, met regelgeving om eerlijke concurrentie te waarborgen.
Samen vormen deze vier pijlers de solide basis van een samenleving die gebaseerd is op
principes van vrijheid, rechtvaardigheid en economische welvaart.
2. De historische betekenis van het Charter voor een Nieuw Europa aan het einde van de
Koude oorlog.
Het Charter voor een Nieuw Europa, opgesteld aan het einde van de Koude Oorlog, draagt een
diepgaande historische betekenis met zich mee. Het belangrijkste doel van dit charter was het
definitief begraven van de strijdbijl in Europa en het schetsen van een nieuwe constitutionele
ordening voor de Europese Unie met als overkoepelend doel "Europe whole and free".
Hieronder worden enkele cruciale elementen en gevolgen van dit historische document belicht:
Voorwaarde voor Vrede in de EU: Het Charter voor een Nieuw Europa stelde dat vrede in Europa
afhankelijk was van de overname van het westerse model van democratie, mensenrechten en
een vrijemarkteconomie. Dit idee legde de basis voor de transformatie van voormalige
Oostbloklanden en Sovjetstaten richting een meer democratische en marktgerichte
samenleving.
Rol van de OVSE: Het charter verankerde de rol van de Organisatie voor Veiligheid en
Samenwerking in Europa (OVSE) in het managen van de relatie tussen het Westen en Rusland en
het oplossen van conflicten die hiermee samenhingen. De OVSE werd een cruciale speler in het
bevorderen van vrede en samenwerking in Europa.
,Geen Bindend Verdrag, Maar Politiek Akkoord: Het document was geen bindend verdrag, maar
een politiek akkoord. Het hield een belofte in van de betrokken staten om zich aan de afspraken
te houden. Deze benadering bood de mogelijkheid voor staten om elkaar aan te spreken op hun
gedrag en daardoor de publieke opinie te mobiliseren in het geval van schendingen.
Doorbreken van de Consensus van het Oostblok: Het Charter voor een Nieuw Europa doorbrak
de consensus van de Koude Oorlog, waarin mensenrechten als politiek neutraal werden
beschouwd. Het benadrukte daarentegen de fundamentele rol van mensenrechten in de
vormgeving van de toekomst van Europa.
Einde van Gedwongen Collectivisering en Communisme: Het charter symboliseerde het einde
van de gedwongen collectivisering van productiemiddelen en het basisbeginsel van
communisme. Het opende de weg naar economische vrijheid en pluralisme in de voormalige
communistische landen.
In het kort markeert het Charter voor een Nieuw Europa een keerpunt in de geschiedenis van
Europa. De bevorderde vrede, democratie en mensenrechten, en legde de basis voor een
Europa dat verenigd en vrij was na de lange periode van verdeeldheid tijdens de Koude Oorlog.
3. De rol van de Duitse eenmaking in de transformatie van de Europese politieke en juridische
orde.
De Duitse eenmaking speelde een cruciale impact op de transformatie van de Europese politieke
en juridische orde en omvatte de volgende belangrijke elementen:
- Na de Tweede Wereldoorlog: Duitsland werd verdeeld in vier bezettingszones na de
Tweede Wereldoorlog.
- Gorbatsjov's Visie: Gorbatsjov stemde in met Duitse eenmaking onder voorwaarden
zoals het einde van de Koude Oorlog en veiligheidsgaranties voor Europese landen.
- Zelfbeschikking en Onschendbaarheid van Grenzen: Kohl benadrukte zelfbeschikking en
de onschendbaarheid van grenzen als principes voor Duitse eenmaking.
- Snelle Oplossing: De combinatie van leiderschap van Bush en Kohl, het compromis met
Mitterrand, en de verzwakking van Gorbatsjov leidden tot een snelle oplossing van het
Duitse vraagstuk.
- Val van de Berlijnse Muur: De val van de Berlijnse Muur in 1989 betekende het einde van
de Koude Oorlog en stelde de toekomst van Duitsland en Europa ter discussie.
- Timing van Duitse Eenmaking: De timing van de Duitse eenmaking was een centraal punt
van debat: moest het voorafgaan aan of volgen op de transformatie van de Europese
Unie?
- 2 + 4 Proces: Gorbatsjov ging akkoord met het "2 + 4" proces, waarbij de twee
Duitslanden en de vier geallieerde mogendheden onderhandelden over de Duitse
eenmaking. Dit was een cruciale diplomatieke stap.
- Impact op NAVO: Gorbatsjov stemde uiteindelijk in met het NAVO-lidmaatschap van
Duitsland, op voorwaarde dat de NAVO haar jurisdictie niet zou uitbreiden naar Oost-
Europese landen. Dit had belangrijke gevolgen voor de NAVO-uitbreiding in latere jaren.
,De Duitse eenmaking had dus diepgaande gevolgen voor de Europese orde, beïnvloed door
diplomatie, geopolitieke veranderingen en de visie van wereldleiders, en het leidde tot
belangrijke afspraken zoals het "2 + 4" proces en bepaalde voorwaarden voor het NAVO-
lidmaatschap.
4. Constitutionalisme en de mechanismen tot inperking van de macht van de overheid.
Constitutionalisme, het fundament van veel moderne samenlevingen, heeft twee cruciale
doelen: het organiseren van de overheid en het beperken van haar macht.
Grondwetfuncties: De grondwet speelt een essentiële rol bij het vormgeven van de overheid. Ze
bepaalt niet alleen de samenstelling van overheidsinstellingen, hun bevoegdheden en
onderlinge verhoudingen, maar reguleert ook hoe deze instellingen omgaan met burgers en
onderdanen. Bovendien schrijft de grondwet de procedures voor waarmee de overheid moet
werken, waardoor het constitutioneel recht bepaalt wat juridisch geldig is.
Mechanismen voor Beperking van Macht: Het inperken van overheidsmacht is een centraal
kenmerk van constitutioneel bestuur. Dit gebeurt op verschillende manieren, waaronder:
- Rechtsstaat: Dit principe verzekert dat de overheid binnen de grenzen van de wet
opereert. Het zorgt ervoor dat zowel burgers als de overheid gebonden zijn aan
juridische beperkingen.
- Mensenrechten: Internationale mensenrechtenverdragen, zoals het Europees Hof voor
de Rechten van de Mens (EHRM), bieden bescherming aan individuen en fungeren als
mechanismen waarmee zij hun rechten kunnen afdwingen, zelfs tegenover de staat.
- Scheiding der Machten: De functionele taakverdeling tussen wetgevende, uitvoerende
en rechterlijke machten, samen met checks and balances, voorkomt machtsmisbruik
door de overheid.
- Hiërarchie tussen Grondwet en Gewone Rechtsregels: De grondwet heeft voorrang
boven gewone rechtsregels, en haar wijziging vereist doorgaans een complexe
procedure. Bovendien voeren rechters grondwettelijke toetsingen uit om ervoor te
zorgen dat wetten in overeenstemming zijn met de grondwet.
In essentie waarborgt constitutionalisme een evenwicht tussen de overheid en de rechten van
individuen. Het zorgt ervoor dat de overheid binnen wettelijke grenzen blijft en respect heeft
voor de vrijheden van haar burgers.
5. De traditionele en moderne opvatting over de verhouding tussen overheid en recht.
Traditionele Opvatting:
In de traditionele opvatting over de verhouding tussen overheid en recht had de heerser een
centrale rol. De heerser werd gezien als de hoogste rechter en behoeder van pax et justitia, de
vrede en gerechtigheid. Rechters functioneerden als vertegenwoordigers van de heerser, met de
jurisdictie om bestaand recht te handhaven en ervoor te zorgen dat het correct werd nageleefd.
De heerser had de ultieme zeggenschap over de rechtspraak, vergelijkbaar met de rol van het
Openbaar Ministerie (OM) in de moderne context.
, Recht werd beschouwd als een op zichzelf staand gegeven dat ervoor zorgde dat eenieder in de
samenleving kreeg wat hem toekwam. Het was een objectief gegeven dat ontsnapte aan de
subjectieve wil van de overheid. Rechtsbronnen omvatten goddelijk recht, natuurrecht (recht dat
uit de natuur voortkomt), en gewoonterecht. Gewoonterecht vereiste twee voorwaarden: een
materieel element (gebruik of praktijk) en een mentale voorwaarde (opinio juris, de overtuiging
dat men het zo doet omdat het zo moet).
Wetgeving had als functie om bestaand gewoonterecht te bevestigen, te preciseren, uit te
leggen en schriftelijk vast te leggen, eerder dan nieuw recht te introduceren. In deze context viel
rechtspraak samen met wetgeving, waarbij de rol van de overheid was om het recht te
interpreteren.
Moderne Opvatting:
In de moderne opvatting is de heerser niet alleen de hoogste rechter, maar ook de wetgever.
Wetgeving wordt gezien als algemeen verbindende voorschriften die door de overheid worden
uitgevaardigd. Recht wordt beschouwd als een instrument in handen van de overheid om
politieke gemeenschappen te sturen en beleid te voeren. De rechter is degene die uitspraken
doet over geschillen en bepaalt wie van de partijen in een rechtszaak op basis van feiten en
recht in het gelijk wordt gesteld.
Rechtspositivisten verwierpen het natuurrecht en stelden dat alleen regels die stoelden op de
wil van de overheid recht vormden. John Austin formuleerde de opvatting dat "alle recht bevel
is." Hierdoor werd wetgeving de kern van het recht. Gewoonterecht, dat stoelde op consensus
tussen rechtsonderhorigen en niet op bevel, kreeg in deze opvatting een andere rol.
Kortom, in de moderne opvatting heeft de overheid niet alleen de rol van hoogste rechter, maar
ook die van wetgever, en wetgeving wordt gezien als het primaire instrument voor het sturen
van de samenleving. Recht wordt beschouwd als een door de overheid beheerd systeem van
regels en voorschriften.
Hoofdstuk 2
1. De feodaliteit, het heerlijk stelsel en hun onderling verband.
Feodaliteit:
Feodaliteit verwijst naar een complex systeem van rechtsregels en instituties dat een grote rol
speelde in de late middeleeuwen. De basis van dit systeem was het feodale contract tussen een
leenheer en een leenman of vazal. Dit contract had zijn oorsprong in de samensmelting van
twee Germaanse contracten: commendatio, waarbij een persoon onder de bescherming van een
machtigere heer werd geplaatst in ruil voor trouw, en beneficium, waarbij iemand een goed in
gebruik gaf aan een ander.
Het feodale contract was een wederzijdse overeenkomst waarbij zowel de leenheer als de vazal
rechten en plichten hadden ten opzichte van elkaar. De leenheer had de plicht om het genot van
het leengoed toe te staan voor de duur van zijn leven, terwijl de vazal met raad en daad zijn