Celine Vanmeenen 2BaTP
Therapeutische modellen
Hoofdstuk 1: psychologie, een palet vol theorieën
1.1. Inleiding
1.2. Wat is psychologie?
Het studieonderwerp van een wetenschap = het object
àbij wetenschappen die de mens bestuderen is het object zowel intern als extern niet eenduidig
• Intern: binnen de wetenschap
• Extern: vanuit andere wetenschappen
De psychologische wetenschappen heeft verschillende theoretische stromingen
1. De ene onderzoekt het onbewuste
2. De andere onderzoekt het gedrag en cognities
àde methode waarmee kennis wordt verworven verschilt vaak ook
Psychologie is extern niet goed afgebakend, onderwerpen worden in verschillende andere
wetenschappen ook bestudeerd.
Gevolg van de onduidelijkheid: binnen de psychologie en andere wetenschappen zijn er rivaliserende
beschrijvingen en verklaringen aan te treffen over eenzelfde onderwerp
Psychologie – is een wetenschap waarbij zowel het gedrag van mensen wordt bestudeerd als de
gevoelens en gedachten die mensen hebben bij het ervaren van hun gedrag en de omstandigheden
waarin dat plaatsvindt
àpsychologen kijken meer naar de beleving en de waardering van gedrag zowel voor de persoon
zelf als voor zijn directe omgeving
Een wetenschap wordt getypeerd door:
1. De soorten vragen en problemen
2. De methoden en theorieën
3. Het maatschappelijk draagvlak van een wetenschap
àde westerse cultuur is een gepsychologiseerde wereld of ibidem dat wil zeggen dat hoe een
doorsneeburger gebeurtenissen ervaart mede bepaald worden door psychologische theorieën
àmaar dit maatschappelijk draagvlak kan doorheen de tijd veranderen
1.3. Theorieën
Theorieën – referentiekaders van waaruit psychologen te werk gaan
Functies van theorieën:
1. Systematiserende of ordenende functie
2. Verklarende en voorspellende functie
3. Heuristische functie
1. SYSTEMATISERENDE OF ORDENENDE FUNCTIE
Ordenende functie: In een wetenschap is het belangrijk dat een kennisverwerving verloopt via
expliciete regels, hierbij is het belangrijk dat het herhaalbaar is.
Therapeutische modellen 1
, Celine Vanmeenen 2BaTP
Systematiserende functie: de menselijke waarneming wordt gekleurd door behoeften, emoties en
kennis. Wetenschappers hun waarneming wordt bepaalt door hun referentiekader, het bepaalt wat
ze zien, waar ze de nadruk op leggen en wat ze verwaarlozen.
2. VERKLARENDE EN VOORSPELLENDE FUNCTIE
De resultaten van het gehoorzaamheidsexperiment kan verklaard worden doordat deze zich afspeelt
in specifieke omstandigheden en kan op zich dan voorspellen dat in een experiment waar de ppn
minder afhankelijk is, ze ook minder gehoorzaam zullen zijn.
3. HEURISTISCHE FUNCTIE
Op grond van het inzicht dat een theorie heeft opgeleverd kunnen er nieuwe voorspellingen gedaan
worden.
Wetenschappelijke theorieën hebben drie functies:
o Ordenen van de werkelijkheid
o Verklaren en voorspellen van gedrag
o Het stimuleren van nieuwe ideeën
1.4. Kenmerken van psychologische stromingen
1.4.1. Geschiedenis van theoretische stromingen
HISTORISCHE ONTWIKKELING
De theoretische stromingen in de psychologie kennen vaak een lange geschiedenis en komen niet
zomaar uit de lucht vallen, vaak vinden we hun wortels in oude filosofische tradities en nieuwe
maatschappelijke ontwikkelingen.
Vroeger dacht men dat de toekomstige psychologie de mens zou helpen met het vinden van zijn
bestemming, over de manier waarop dat doel gerealiseerd zou worden lopen de meningen uit een.
o Psychologie is de allesomvattende theorie van het psychisch functioneren, deze moest men
eerst hebben voor men kon beginnen aan praktische toepassingen
o Kennis moet dienstbaar zijn aan concrete maatschappelijke doelstellingen, de
maatschappelijke problemen moesten de theorievorming bepalen
àzo ontstonden er meerdere stromingen die bestonden uit wetenschappers met hun eigen,
specifieke vraagstellingen en onderzoeksmethoden.
Er ontstond dan ook schoolvorming, wat erg goed is zolang men de standpunten van andere
stromingen kent en er eventueel gebruik van maakt, wat toen niet gebeurde. Integendeel de
stromingen bestreden elkaar, andere bevindingen waren irrelevant of gevaarlijk.
De laatste jaren is er een toenemende samenwerking tussen de scholen, men bestrijdt elkaar niet
meer maar gaat samenwerken.
CULTUURHISTORISCHE BEPAALDHEID
Psychologische stromingen zijn een product van de tijd, na het ontstaan van een stroming kunnen we
precies zien waarom zo’n stroming net op die specifieke moment ontstond. Want ze voorzagen
namelijk in de behoefte van die periode en vertegenwoordigde de waarden en normen die op dat
moment erg van maatschappelijk belang waren.
Therapeutische modellen 2
, Celine Vanmeenen 2BaTP
OP ELKAAR REAGEREN
En als bestaande partijen een belangrijk maatschappelijk probleem verwaarlozen dan wordt er vaak
een nieuwe partij opgericht die net zijn focus legt op datgene wat verwaarloosd wordt in andere
partijen.
SLINGERBEWEGING
Rogers kwam in de jaren vijftig met een non-directieve vorm van hulpverlening, wat een reactie was
op de autoritaire vorm van hulpverlening die toen erg heerste. In de jaren tachtig was de slinger
alweer op de terugweg naar de directieve hulpverleningstechnieken.
GEBRUIKMAKEN VAN ELKAAR
We zien dat verschillende stromingen standpunten en begrippen van elkaar over nemen, in een
ander referentiekader plaatsen en bestuderen. Daarnaast zien we ook stromingen verdwijnen en
andere stromingen samen komen.
De samenwerking in de psychologie is historisch en cultureel bepaald en er is in toenemende mate
behoefte aan flexibele en pragmatische opvattingen. Men is geneigd om pragmatisch te werk te
gaan, de ambities niet te hoog te stellen en overal wat in te zien.
NADRUK OP EFFECTIVITEIT
Vanaf de jaren negentig werd in toenemende mate verwacht dat bewezen kon worden dat
hulpverleningsmethoden effectief en werkzaam waren. (evidence-based)
Er wordt dan ook verwacht dat methoden onderzocht worden op effectiviteit, wanneer dit niet
bewezen kan worden dan kan er bv. Geen geld beschikbaar worden gesteld of zal de verzekering de
hulpverlening niet meer dekken.
Als we aan de hand van de slingerbeweging gaan voorspellen, zal na deze periode van pragmatisch
werken en samenwerken opnieuw een periode komen waarin iedereen zijn eigen gelijk probeert te
bewijzen. Maar elke visie kent zijn sterke en zwakke punten.
1.4.2. Mensbeelden bij theoretische stromingen
Elke psychologische stroming is voor te stellen aan de hand van een bepaald mensbeeld, hierin zien
we hoe de mens opgevat wordt. Ook deze mensbeelden zijn historisch, cultureel en religieus
bepaald.
Een mensbeeld kent twee aspecten:
o Een beschrijving van de kenmerkende eigenschappen (vb. verschil tussen mens en dier of het
verschil tussen kind en volwassene)
o Een verwijzing hoe mensen behoren te zijn (vb. eerder een morele visie, hoe een mens zich
hoort te gedragen)
àMensbeelden hebben ook gevolgen voor de opvattingen rond gezondheid en ziekte. (vb. in het
westen staan de hersenen centraal, men mag pas donor zijn wanneer men hersendood is, terwijl in
Japan het hart centraal staat, iemand is dood wanneer het hart niet meer klopt)
1.5. Indeling van theoretische stromingen
Theoretische stromingen kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld en onderscheiden.
o via de mensbeelden die achter de theorie zit, er wordt dan aangegeven hoe de mensbeelden
zich verhouden tot wetenschappelijke en hulpverleningsmethoden.
o Via het biopsychosociaal model, de menselijke werkelijkheid kan in verschillende niveaus
opgedeeld worden (bio-psycho-sociaal).
Therapeutische modellen 3
, Celine Vanmeenen 2BaTP
1.5.1. Mensbeelden in de psychologie
We maken een onderscheid tussen drie niveaus van menselijk gedrag, elk niveau gaat samen met
een mensbeeld.
Persoonlijk niveau Het personalistische mensbeeld
Organisch niveau Het organistische mensbeeld
Mechanistisch niveau Het mechanistisch mensbeeld
àin de moderne opvattingen zien we dat alle drie de niveaus in het menselijk gedrag aanwezig zijn,
waarbij het persoonlijke niveau het hoogste en meest complexe is, dit omvat ook de twee andere.
1. Het mechanistisch mensbeeld
Hier wordt de mens als een mechanisme opgevat, hij is dan samengesteld uit afzonderlijke delen.
Waarin alle onderdelen hun afzonderlijke eigenschappen behouden, ook al zijn ze onderdeel van een
groter geheel.
De mechanieken worden door externe krachten voortbewogen.
Hierin kunnen de delen van de mensen zelfstandig bestudeerd worden en worden mensen
gereduceerd tot kleine onderdelen.
Mensen kunnen ook bestudeerd worden los van de sociale of materiële omgeving waarin ze
functioneren.
Dit mensbeeld komt voor bij:
o Het behaviorisme
o Biologische psychologie
o Cognitieve psychologie
De vier implicaties van het mechanistisch mensbeeld:
o Er is geen onderscheid tussen mensen en dieren, beiden zijn machines
o Het verklaringsmodel in lineair causaal, er is steeds een oorzaak voor het gedrag en het
verband tussen oorzaak en gevolg is lineair
o Als alle onderdelen bekend zijn, kennen we het geheel en weten we hoe ze als geheel
functioneren (het geheel is gelijk aan de som van de delen)
o Mensen en hun onderdelen kunnen zelfstandig bestudeerd worden zonder rekening te
houden met de omgeving waarin ze werken
2. Het organistisch mensbeeld
Hier worden mensen opgevat als een groeiend organisme, als één geheel, er is geen opdeling.
Het organisme heeft
o Een interne dynamiek: de onderdelen beïnvloeden elkaar en zijn niet los van elkaar te zien.
o Een externe dynamiek: het organisme staat in wisselwerking met zijn omgeving, het wordt
beïnvloed door zijn omgeving en beïnvloedt zelf ook de omgeving
Dit mensbeeld komt voor bij:
o Gezinsinteractiesysteem
o Omgevingspsychologie
o Cognitieve psychologie
o Biologische psychologie
Therapeutische modellen 4