Inleiding
Feiten in onze maatschappij geven niet altijd aanleiding tot een duidelijke mening, het gaat
over hoe we tegenover feiten staan (bv. we spreken over migrantencrisis, terwijl er zijn veel
meer daklozen, armen, slachtoffers van huiselijk geweld…)
Emancipatie, vrijheid en gelijkheid zijn ongelijk verdeeld over de wereld (binnen en tussen
natiestaten), maar emancipatie en vooruitgang van de mensheid is de laatste 200 jaar
indrukwekkend geweest
o Emancipatie: groepen en individuen krijgen steeds meer grip op
levensomstandigheden => vooruitgang (zowel op immaterieel als materieel vlak)
Geschiedenis van emancipatie is onlosmakelijk verbonden met
machtsconflicten: ideologische strijd
o Maar ongelijkheid steeg ook enorm: vooral in geïndustrialiseerde en ontwikkelde
wereld
ongelijkheid verhelpen of in stand houden: politiek
Ideologische strijd: toplaag
Verschillende sociale concepten en interpretaties: bv. gelijkheid is niet hetzelfde voor liberaal
als socialist
bv. marxistische visie op ideologie: doel van wetenschap is werkelijkheid te begrijpen die
niet makkelijk te ontdekken is of niet zomaar zichtbaar is => ideologie volgens Marx is
datgene wat tegenstrijdigheden van maatschappelijke werkelijkheid verbergt
Ideologische strijd en politiek-maatschappelijke actie (gaan hand in hand): elke ideologie
probeert een geprivilegieerde groep te mobiliseren om hun belangen te verdedigen
o Ideologie = een geheel van ideeën dat de basis vormt voor georganiseerde politieke
actie of dit nu bedoeld is om het bestaande machtssysteem te behouden, aan te
passen of omver te gooien
o Dynamisch in geschiedenis
o Ideologieën doen uitspraken over grenzen en eigendom => weerspiegelen keuzes die
in bepaalde maatschappij gemaakt worden
o Ideologie ≠ doctrine (bv. Kerk zegt “wij denken zo en niet anders”)
o Marxisme-wetenschap-ideologie (Marx is grondlegger van sociologie): alle verhalen
die ongelijkheid goedpraten zijn soort van blinddoek zodat we niet de werkelijkheid
zien zoals ze is
o Ideologie ≠ wetenschap, maar kan wel wetenschappelijke elementen bevatten =>
overlappen elkaar maar vallen niet samen
H1: De ontrafeling van de Middeleeuwse Orde (1450-1650)
Men zag verandering, maar kon het niet plaatsen => later werd het gezien als het ontstaan van het
kapitalisme
1) Wetenschappelijke vooruitgang en de geleidelijke emancipatie van de politiek
Periode van de Renaissance (wedergeboorte): mensen van toen herontdekten kennis, in
eerste instantie oude geschriften van Grieken en Romeinen
o Herontdekking en idealisering van het verleden: bv. Griekse en Romeinse bouwstijlen
nabouwen
o Werd gaandeweg meer empirisch en toekomstgericht
Leonardo Da Vinci (1452-1519)
1
, o Belichaamde het nieuwe groeiende geloof in de mogelijkheden van de mens om
kennis te verwerven en hiermee de wereld te leren kennen (wetenschap): overgang
van traditionele houding naar meer empirische houding
o De allerkleinste elementen kan de mens bestuderen: daarin kan men het geheim van
de natuur ontrafelen
geïnteresseerd in de rechtstreekse interpellatie van de natuur
o Het logische, exacte (cijfers…) en experimentele (empirisme, bekijken zodat men
weet hoe het functioneert): zitten nog bijna in alle wetenschapstakken vervat tot op
de dag van vandaag
o Veranderende economische verhoudingen in een verdeeld Italië: Mercantilisme
Italië was lappendeken van stadstaten en vorstendommen => men wou
eenmaking van het land zodat het sterker zou staan
Handel is een manier voor mensen om geld te verdienen, maar de prijs is niet
evident (bv. taxen, tol betalen bij levering van producten in andere stadstaat
via schepen)
Geld dat werd verdiend door handel vormde kern van de macht van
Italiaanse steden + deed ook de door de katholieke Kerk ondersteunde visie
op rijkdom en economische activiteiten veranderen: klassieke visie van Kerk
waarbij interest verboden was brokkelde af + lenen van geld werd noodzaak
(bv. handelsvloten bemannen) => beroep van bankier werd respectabel
Mercantilisme verwacht van de vorst, heerser dat hij actief de handelaren
helpt zodat de rijkdommen van de vorstendommen groter worden (moest
inkomen van de natie ontwikkelen): er wordt een vraag gesteld waar een
nieuw domein in de maatschappij (politiek) moet op antwoorden (wij achten
onze politici verantwoordelijk voor bepaalde zaken, en als ze niet
verantwoordelijk optreden, straffen wij dat af met onze stem)
o Ontvoogding en secularisering ook in politiek: stadstaten waren niet meer geleid
door traditie, Kerk of geestelijken, maar door mannen met visie en creativiteit
Nicollo Machiavelli (1469-1527)
o Was geïnteresseerd in hoe een koning functioneert, wat en waarom hij dingen doet,
hoe maatschappij werd geregeerd en hoe mensen zich gedroegen => neemt afstand
van waarden en normen, verwerpt moraal om te reflecteren over de politiek (brengt
al soort secularisering met zich mee: secularisering van de politiek, maar niet in de
zin van religie: ≠ antireligieus: formuleerde kritiek op de kerk als instituut, niet religie)
+ baseert zich op empirisme (ging ervan uit dat kennis voorkwam uit ervaring)
o Belangrijkste uitgangspunt: menselijke natuur is altijd en overal dezelfde: tegelijk
goed en slecht (maar voor politiek ervan uitgaan dat slecht was)
o Aanpak: wetenschappelijke methode die tracht te focussen op essentie van politiek
empirisme en rationalisme legden grondslag voor latere wetenschappelijke
aanpak van politiek
o Kritieken
De Kerk is niet zo christelijk als die beweert: “heeft door haar slechte
gedragingen de religieuze overtuiging ondermijnd”
De Kerk heeft zich niet gehouden aan de oorspronkelijke regel van de Bijbel
=> bestaat enkel voor gewin
2
, o ‘Il Principe’: 1ste moderne politiek traktaat over verandering in de politiek (zie supra
bij Leonardo Da Vinci): = analyse van politiek als kunst die is ontdaan van moraal en
religie
Machiavelli ging ervan uit dat heerser samenvalt met staat
o La raison d’Etat = staatsrede : staat moet niet gelegitimeerd worden o.b.v. religie,
traditie of geschiedenis, maar enkel o.b.v. resultaten
om te bereiken: overtuiging, list, bedrog… werden aangewend
o Pleitte voor oprichting van volksleger
o Privaat bezit : mensen voelen zich vrij als ze zeker zijn dat datgene wat ze hebben,
niet zomaar kan afgenomen worden (vrijheid gaat vooral om zekerheid) => zolang je
niet aan het privaat bezit komt van mensen, gaan ze elk politiek systeem aanvaarden
gaat niet alleen om materiële zaken, maar ook om de vrouw
=> moet staat repressiever zijn of losser? Moet de vorst geliefd of gevreesd worden?
“Toch veiliger om gevreesd dan bemind te worden”: “of men van u zal houden, hangt
van de mensen af, of men u zal vrezen, hangt van u af”
=> belangrijk om politiek en moraal van elkaar te onderscheiden + politiek zien als
iets dat op zichzelf staat met eigen regels
o Populair Machiavellisme : “sociaal cement” is wat de mensen van de sociale
gemeenschap bij elkaar houdt
Thomas More (1478-1535)
o Ziet enorm sterke groei van de armoede: te weinig huisvesting, eten, opvang =>
criminaliteit stijgt
=> was ervan overtuigd dat de staat er moest zijn voor haar leden
maar had moeilijkheden om te begrijpen vanwaar het kwam (kende logica en
wetmatigheden van markt nog niet), maar besefte dat het iets te maken had met
sociaal-economische verhoudingen
o ‘Utopia’ (boek)
Deel 1: beschrijving van de sociale en economische veranderingen in
Engeland (kapitalisme): stelt vast dat er verschillende tegenstrijdige belangen
in de maatschappij die duidelijk worden
Ontwikkeling van wolindustrie en daarmee gepaarde gewin
1ste enclosure-beweging (omheining van gronden) veranderde
traditionele landbouw die gebaseerd was op gemeenschappelijk
beheer van grond => boeren werden beroofd van
bestaansmogelijkheid
Deel 2: beschrijving van de ideale maatschappij: die in contrast staat met de
beschrijving in deel 1 (utopiërs werken samen, er is geen armoede, iedereen
is christelijk, openbare moraal wordt gerespecteerd, in harmonie met natuur
en Gods wil, gebaseerd op gemeenschappelijk bezit van productiemiddelen,
kent geen handel gebaseerd op geld…)
=> weerspiegeling van verlangen om terug te keren naar het vroegere (ideale,
christelijke, middeleeuwse ordening) dat niet meer mogelijk is: vreesde de orde
die hij zag ontstaan, maar had daar geen alternatief voor
geschrift blijft belangrijk omdat het een manier van denken is dat veel politici
nog altijd drijft
3
, o Utopisme = afwijzen van de bestaande, onrechtvaardige orde op basis van religieuze
en/of morele gronden, projectie van een ideaal in een andere, denkbeeldige wereld
o Prijs moest vastgesteld worden door vraag en aanbod (visie op geld en prijzen kwam
grotendeels overeen met standpunt van de Kerk)
2) Einde van de katholieke hegemonie: reformatie en contrareformatie
Humanisten en Scholastici
o Geeft uitdrukking aan nieuw zelfbewustzijn van menselijke geest waarin liefde voor
mens en natuur centraal staat
o Verzetten zich tegen dogmatische argumenten en redeneringen
o Bekritiseerden geestelijkheid, maar niet christendom
Luther (1483-1546)
o Enorm geshockeerd door het verschil tussen het christelijk dogma en de leer die
verspreid wordt door de Kerk: bv. aflaten => geld stroomde binnen => Kerk is handel
geworden
o 1517: stellingen van de toegeeflijkheid: kwam in opstand tegen de vergaande
commercialisering van aflaten van de Kerk, decadentie van de Kerk
o Streefde naar religieuze bevrijding van de mens
Nadruk op vroomheid van individu + feit dat voor God mensen allemaal
gelijken zijn
Geen politiek radicalisme, maar religieus radicalisme dat verbonden is met
politiek conservatisme en middeleeuwse economische visie
Benadrukte dat alle gelovigen zich moesten onderwerpen aan een sterke
overheid, gezag
≠ vrijheid
o Had veel gehoor bij Duitse vorsten omdat ze dachten dat Luther een mogelijkheid
was om een eengemaakt Duitsland te bewerkstelligen, was ideale bondgenoot =>
eindigde in oprichting van Duitse Kerk
o Zag de maatschappij als distributiesysteem
Iedereen werkt op eigen plek, goederen worden tegen eerlijke prijs
verhandeld, productie ten behoeve van productie en winst is verboden
Buitenlandse handel en import is verboden
o Thomas Munzer = humanist
Geïnspireerd door Luther => mee in opstand gekomen tegen Kerk
Pleit ook voor meer sociale gelijkheid (vooral boeren) => Luther roept
iedereen op voor opstand om alle boeren die meer sociale gelijkheid wil, te
doden => Luther verloor veel steun van boeren en stadsmensen
Calvijn (1509-1564)
o Begint met zelfde ongenoegen van Luther
o Schreef ‘Instituten van de christelijke religie’: poging om rationele en logisch
opgebouwde moraal, staatsorde en dogma te codificeren
o Menselijke voorbestemming (mens is hulpeloos wezen): bij de geboorte ligt ons lot al
vast => betekent dat we in ins leven enkel kunnen zoeken naar tekenen van God van
welk lot dat is (bv. als we falen, is dat ons lot niet; als we ons best doen en winnen, is
dat het lot) => ethos van zelfrealisatie, arbeidsethiek: mensen zijn beginnen werken
om te werken
4