STRAFVORDERING
TITEL 3: ALGEMENE BEGINSELEN
Er is in onze maatschappij bijzonder veel strafbaar. Er zijn op papier veel misdrijven. Dit komt niet omdat we in
een repressieve maatschappij leven (= maatschappij die de vrijheid onderdrukt), maar vooral omdat we leven
in een complexe maatschappij waar omwille van de maatschappelijke noodzaak bepaalde dingen strafbaar
gesteld worden. We hebben bv. een sociale zekerheid die we in stand kunnen houden als we lang genoeg
werken.
Als je een werkloosheidsuitkering ontvangt is het verboden van in het zwart bij te werken. Dan belazer je het
systeem en je medeburgers. Komt dat uit, dan riskeer je vervolgd te worden.
Een sociale welvaartsstaat kan je maar in stand houden door de mensen die de regels niet respecteren te gaan
vervolgen. Ons systeem heeft niet voldoende middelen om alle misdrijven te vervolgen. Het strafrechtelijk
beleid bestaat om prioriteiten te stellen. Welke misdrijven gaan we zeker vervolgen? Momenteel zijn dat
zedendelicten, terroristische misdrijven en nog een aantal andere. Van andere misdrijven gaan ze dan zeggen
van oké het is een misdrijf, maar we gaan het niet vervolgen, want er zijn andere zaken die prioriteit krijgen.
We gaan het administratief gaan afhandelen bijvoorbeeld.
DEFINITIE
BEGRIP
Het strafprocesrecht is een geheel van rechtsregels betreffende de opsporing de vervolging en de berechting
van personen die verdacht worden een misdrijf te hebben gepleegd. De vergelijking met het materieel
strafrecht is van groot belang.
HET ONDERSCHEID TUSSEN HET MATERIEEL EN FORMEEL STRAFRECHT
Materieel en formeel strafrecht hebben elkaar nodig, maar zijn totaal verschillend:
Het materieel strafrecht is eigenlijk een code die zegt hoe je je moet gedragen. Het strafwetboek zegt wanneer
je gesanctioneerd kan worden en welke de straf is die daarop staat. Het is gericht op iedereen.
Het formeel strafrecht richt zich tot de overheid. Dit omdat het strafprocesrecht de verhouding regelt tussen
de overheid en de burger. We zijn allemaal burgers met bepaalde rechten, maar hebben geen onbeperkte
rechten. Het sociaal contract is een verbintenis tussen de overheid en de burgers. De burger leeft de wet na en
de overheid gaat de burger beschermen. Het formeel strafrecht zegt dus wat de overheid zich mag permitteren
ten aanzien van de burger (vb. onder welke voorwaarden je een huiszoeking mag doen…). De regels richten
zich in de eerste plaats tot de politie die op het terrein aanwezig is en tot bepaalde regels gebonden is. Ze
richten zich ook tot de staande magistratuur en de rechter, waaronder de onderzoeksrechter.
INHOUD VAN DEZE REGELS
Bij het materieel strafrecht zijn het regels met een vanzelfsprekende inhoud, iedereen is het daar min of meer
over eens. Dat diefstal strafbaar moet zijn, zedenfeiten strafbaar moeten zijn… daarover is iedereen het
nagenoeg eens.
Bij het formeel strafrecht is dat niet zo. De verjaring van de strafvordering betekent dat de mogelijkheid om
iemand te vervolgen voor een misdrijf na een bepaalde tijd komt te vervallen. Er zijn mensen die zich afvragen
of dit eigenlijk moet. Velen vinden dit niet zo vanzelfsprekend.
,SANCTIONERING VAN SCHENDING VAN DEZE REGELS
In het materieel strafrecht bepaalt de wet de straf. Het feit wordt omschreven en de straf die erop staat wordt
ook beschreven. Als het gaat om sanctionering van procedureregels dan moet het bewijs soms uitgesloten
worden, maar soms wordt het toch gebruikt in de procedure. De rechter heeft daarbinnen een grote
beslissingsmacht. Bij het materieel strafrecht betekent een schending meestal dat de dader wordt bestraft,
bijvoorbeeld met een boete, taakstraf of gevangenisstraf. In het formeel strafrecht leidt een overtreding echter
niet altijd tot een vaste sanctie. Soms kan de strafvordering komen te vervallen, kan bewijs worden uitgesloten,
of kan er sprake zijn van strafvermindering. Dit hangt af van de specifieke omstandigheden van de zaak en de
ernst van de schending.
DOELSTELLINGEN VAN HET STRAFPROCES
Het strafproces heeft 2 doelstellingen:
• De waarheid achterhalen, wat is er gebeurd. Als je met een cliënt spreekt, moet je eerst weten wat er
gebeurd is. Je begint niet meteen over juridische begrippen en procedures. Het is pas sinds je de feiten
kent dat het juridische start. Is het een misdrijf, dan moet je je afvragen over welk misdrijf het gaat.
Het strafprocesrecht is er om de waarheid te achterhalen. Men spreekt soms over de juridische
waarheid en de waarheid. Bij bepaalde zaken zullen we de volledige waarheid niet altijd kennen.
Bescherming van individuele grondrechten. In de middeleeuwen dacht men de waarheid te
achterhalen. Als iemand niet meteen zei wat de waarheid was, dan gingen ze hem slaan of folteren.
Meestal zei men dan ook wel iets, maar heb je de formele waarheid en misschien niet de echte
waarheid. Als je iemand martelt zegt die persoon uiteindelijk wat je wil horen zodat de martelingen
zouden stoppen.
• Onderlinge afweging is de kern van het strafproces. Historisch gezien heeft de waarheidsvinding altijd
centraal gestaan. Het is pas in de 20e eeuw dat men aan individuele grondrechten een belang heeft
gehecht, voornamelijk sinds de 2e helft van de 20e eeuw. Men deed dit na WOII omdat er dan een
algemeen besef kwam dat zoiets nooit meer mocht gebeuren. Dat was na WOI ook al zo, maar door
het ongelukkig afhandelen van die oorlog is WOII uitgebroken. Duitsland werd vernederd na WOI en
dan zie je dat ze 20 jaar nadien opnieuw oorlog voeren. WOII komt er en historisch zie je dat er veel
initiatieven komen om te zorgen dat zoiets nooit meer kan gebeuren, zoals de oprichting van de VN en
het EVRM. Na WOII zijn er veel instellingen opgericht omdat ze niet meer willen dat er nog zoiets
gebeurt zoals in 40-45.
CONCRETE AFWEGING IN DE RECHTSPRAAK: SLINGERBEWEGING
Na WOII kwam de nadruk te liggen op individuele rechten en mensenrechten. De nadruk kwam ook te liggen
op rechtshandhaving. Je hebt de afrekeningen in het criminele milieu (Brussel en Antwerpen) en daardoor
ontstaat er een repressief klimaat met de nadruk op rechtshandhaving. De overheid moet/mag bepaalde
dingen over je weten maar mag niet alles over je weten.
ACCUSATOIRE EN INQUISITOIRE RECHTSPLEGING
ACCUSATOIR
In de VSA hanteert men een accusatoir systeem. Het betekent dat je 2 partijen hebt die met elkaar strijden
(beklaagde en openbare aanklager). De rechter komt weinig tussen inhoudelijk, hij is meer arbiter.
,INQUISITOIR
Bij ons heb je een systeem met een verticale rechtsstructuur, het is de rechter die het proces leidt. De rechter
heeft een actieve rol.
In de VSA kent men het kruisverhoor. Advocaten laten de persoonlijkheid van de getuige die gaat komen al
analyseren. Ze kunnen die dan ondervragen en mogelijks ook zelfs in de val lokken. Bij ons (West-Europa)
hebben we een inquisitoir en geheim vooronderzoek. Eens iemand voor de rechter komt is het een publieke
procedure. Het vooronderzoek verloopt achter gesloten deuren. Toch lekt er veel. Je kan in België niets
vertrouwen. Advocaten mogen mededelingen doen aan de pers zonder details, beperkt en zonder een debat in
de pers te organiseren. Je moet als advocaat weten wat je aan de pers mag zeggen, mag geven (NIETS). Het is
altijd zo dat het vonnis, de uitspraak, openbaar moet zijn. De debatten kunnen zich dan wel nog achter gesloten
deuren bevinden, maar is geen verplichting, de rechter is niet verplicht om daarop in te gaan.
VERLOOP VAN HET STRAFPROCES
DOEL VAN HET VOORONDERZOEK: EVENTUEEL BESTAAN VAN VOLDOENDE BEZWAREN
Een strafzaak begint met een afhankelijk proces-verbaal. Dat kan een persoon zijn die bij de politie binnenstapt
en zegt van ja mijn buurman is een rare mens, er rijden altijd auto’s af en aan en hij heeft achter zijn huis een
serre en dat ligt brandt daar dag en nacht. Het is er zeer warm. De politie gaat in eerste plaats denken aan
cannabis. Een strafproces komt zo op gang. Een vooronderzoek is nodig omdat als er iemand bij jou komt met
een verhaal over zijn buurman, dan gaat dat naar het parket. Als je parketmagistraat bent, dan mag je er niet
zomaar van uitgaan dat dat waar is. Je kan die buurman niet meteen dagvaarden. Je mag dat maar doen als je
een dossier hebt waar bezwaren zijn. Er moeten elementen instaan die wijzen op een gepleegd misdrijf door
die buurman.
TWEE TYPES: HET OPSPORINGSONDERZOEK EN HET GERECHTELIJK ONDERZOEK
Het vooronderzoek kan gebeuren door de procureur zelf zonder dat er een onderzoeksrechter wordt
betrokken (>95% van de strafzaken). Dit heet het opsporingsonderzoek. Het is het parket dat een onderzoek
doet. Dat cijfer is zo hoog omdat het gaat over misdrijven waar geen indringende onderzoeksmaatregelen
noodzakelijk zijn. Daarvoor heb je een onderzoeksrechter nodig. Die procureur gaat eerst inlichtingen laten
inwinnen. Hij gaat misschien een andere buur eens verhoren en eens informeren. Hij kan ook het strafregister
raadplegen om te kijken als die vroeger al eens veroordeeld is voor bepaalde misdrijven. Lijkt het erop als er
een misdrijf is, dan zullen ze eens naar die buurman gaan. Het kan dat de procureur dat zegt dat ze zijn serre
eens willen zien en eens gaan kijken. Geeft de buurman toestemming daarvoor, dan heb je geen
huiszoekingsbevel nodig. Gaat hij niet akkoord, dan wel. Het kan eindigen met een huiszoeking, maar het kan
ook zijn dat ze de buurman ondervragen en dat hij een uitleg geeft die totaal niet geloofwaardig is en ze die
gaan vervolgen.
Het gerechtelijk onderzoek is hetzelfde, maar gebeurt door de onderzoeksrechter. Het gaat over 4 à 5% van de
zaken. Je hebt een onderzoeksrechter nodig als je indringende maatregelen wil nemen. Je kan iemand niet
aanhouden als procureur. Je kan iemand aanhouden voor 48u maar nadien is het gedaan. Je moet een bevel
hebben van de onderzoeksrechter om een huiszoeking te doen, om een telefoontap te doen… Levensdelicten
behoren tot hetgeen de onderzoeksrechter doet.
Het verschil tussen de 2 onderzoeken is puur de procedure. Bij een opsporingsonderzoek beslist de procureur
zelf wat ermee gebeurt (vb. buurman die met een verhaal bij de politie komt. Men verzamelt inlichtingen, gaat
bij die man en vragen om zijn serre te bezoeken. Hij zegt dat hij een kuikenkwekerij heeft. De procureur gaat
het dan seponeren). Als er een gerechtelijk onderzoek is, dan is het een andere rechter die gaat beslissen wat
er met de zaak gebeurt. Het doel is hetzelfde: nagaan of er voldoende elementen zijn om met een zaak naar de
, rechter te stappen. Je kan niet naar een rechter stappen met vermoedens en geen bewijzen. Dat is niet genoeg
om iemand schuldig te verklaren.
KENMERKEN VAN HET VOORONDERZOEK
Het vooronderzoek is geheim, niet-tegensprekelijk en schriftelijk (art 28quinquies Sv & art 57 Sv). Het is
geheim ten aanzien van de partijen en ten aanzien van derden. In principe hebben de partijen dus geen inzage
in het dossier. De beklaagde en het slachtoffer hebben geen inzage. Er zijn mogelijkheden om dat te krijgen,
maar in principe is dat niet zo. Derden krijgen zeker geen inzage.
Vanaf 1998 heeft eenieder die ondervraagt wordt recht op een kopie van zijn ondervraging. De procureur kan
dat recht wel uitstellen en kan bijvoorbeeld beslissen dat je het maar 3 maanden later mag ontvangen.
Wanneer hij aan de politie de opdracht gegeven heeft om een 10-tal personen te ondervragen, dan duurt dat
even. Als je iemand ondervraagt, dan lijkt het logisch dat die persoon het gaat doorvertellen aan de anderen
die nog ondervraagd moeten worden. Niet iedereen is slim en criminelen maken ook fouten (gsm niet afleggen
en getraceerd worden). Men kan de kopie van de ondervraging niet weigeren maar wel uitstellen. Je kan als
partij ook inzage vragen in het dossier. In feite is het een recht om inzage te vragen, maar als dusdanig heb je
geen recht op inzage. In het gerechtelijk onderzoek kan je dat vragen aan de onderzoeksrechter. Weigert men
dat, dan kan je daartegen in beroep gaan bij de kamer van inbeschuldigingstelling. Als je inzage krijgt betekent
dat automatisch een recht op kopij name, zelfs met eigen middelen (bv. met je gsm).
De parketwoordvoerder mag persmededelingen doen. Je wordt er meestal niet veel wijzer van, maar dat is ook
de bedoeling. Je weet op dat moment als parketmagistraat nog niet hoe het onderzoek verder zal verlopen. Je
mag als procureur niet beginnen met super veel info te geven aan de pers. Ook de advocaat moet zijn
deontologie respecteren.
SANCTIONERING
Als het geheim van het onderzoek wordt geschonden zijn er gevolgen. Die zijn moeilijk in kaart te brengen,
want het gebeurt soms dat in de pers bepaalde zaken verschijnen waarvan je weet dat ze uit het strafdossier
komen. Dat mag niet, maar je kan dit eigenlijk ook niet sanctioneren. Dit kan niet omdat journalisten een
bronnengeheim hebben. Wanneer ze bepaalde zaken publiceren en worden ondervraagd daarover, dan gaan
ze zeggen ‘een bron’ ik kan die niet geven en ik hoef dat niet te zeggen (wet 7 april 2005). Er zijn soms
advocaten die wegens hun cliënt klacht indienen wegens schending van het geheim van het vooronderzoek.
Deze klachten draaien meestal op niets uit (bronnengeheim journalisten). Voor de vonnisrechter kan je er ook
weinig mee doen. Er is geen wettelijke sanctie. Het kan dat je iemand kan identificeren die misbruik gemaakt
heeft van zijn inzagerecht, maar dit gebeurt zelden. Als rechter moet je onbevangen over het dossier kunnen
oordelen, ongeacht wat ze over die persoon hebben geschreven. Je oordeelt op basis van het dossier en van
wat je ziet en hoort op de zitting. Wat je leest is belangrijk, maar je moet ook met de persoon zelf rekening
houden.
Het niet-tegensprekelijk karakter. In een opsporingsonderzoek is er weinig mogelijkheid voor de verdachte om
actief deel te nemen of in te grijpen (geen participatierecht), behalve in enkele uitzonderlijke gevallen. Bij een
gerechtelijk onderzoek is er meer ruimte voor participatie van de verdachte of zijn advocaat, bijvoorbeeld door
het vragen van bijkomende onderzoeksdaden of het aanvragen van een tegenexpertise, zoals een tweede DNA-
test. Hierdoor heeft de verdachte meer mogelijkheden om zich te verdedigen of om het onderzoek te
beïnvloeden. Het kan zijn in een gerechtelijk onderzoek dat je inzage vraagt in het dossier, je dat krijgt en je ziet
dat men een hele reeks getuigen ondervraagt heeft. Er zijn er 2 die niet ondervraagt werden en die wel
interessant zijn om te ondervragen. Dan kan je een verzoekschrift richten tot de onderzoeksrechter waarin je
vraagt om een bevel te geven aan de politie om die 2 personen ook nog te ondervragen. Bij het recht op
tegenexpertise (DNA) zegt de wet dat als iemand bv. wordt verdacht en men op de plaats van het misdrijf
sporen van die persoon gevonden hebben, men op basis daarvan een DNA-profiel kan opmaken. Men vraagt