Snap je ook niks van de les of de PowerPoint van gedragneurowetenschappen? Dit is een samenvatting gemaakt aan de hand van het boek en de PowerPoint. Er staat misschien veel tekst in, maar zo is het duidelijk en kan je er een structuur aan koppelen.
- Bouwstenen: zenuwcellen die worden omringd door steuncellen.
- Steuncellen: zorgen voor de bescherming en steun van de neuronen
Orgaansysteem= ecosysteem
Het ecosysteem is in de natuur in lagen geordend als een
hiërarchisch continuüm waarbij complexere grotere eenheden zijn
samengevoegd uit minder complexere eenheden
Zenuwstelsel krijg een eigen plaats want zijn structuur en functie
komen tot stand in interactie met de omgeving
Selectiedruk: zorgt er voor dar de goede eigenschappen vinnen de soort
behouden blijven en de verbeteringen zich relatief snel binnen de
populatie zullen verspreiden
Fenotype= verschijningsvorm van organismen
Genotype= de genetische opmaak van organismen
Uitlichting, p20: Leren is noodzakelijk omdat het steeds wisselende
problemen in een steeds wisselende omgeving tot een redelijk goed einde
kan brengen. Het vermogen van leren speelt dan ook een cruciale rol bij
complexe gedragsfuncties.
Afferent= input, het wordt gebruikt om dingen te beschrijven zoals
zenuwen, bloedvaten en slagaders die naar een orgaan leiden of dingen
(zoals bloed, in het geval van slagaders) brengen, zoals het hart of de
hersenen.
Efferente= output, het wordt gebruikt om delen te beschrijven die dingen
van organen of andere delen wegvoeren of dragen.
1
,1.4 een conceptueel bio psychosociaal kader van
hersenen en gedrag
Organisme hebben een bepaalde verschijningsvorm (fenotype) die afhangt
van de genetische opmaak (endogenotype of endogeen) en de omgeving
(exofenotype of exogeen)
Fenotypisch kan de complexiteit van het zenuwstelsel kan beschreven
worden op verschillende niveaus, geordend als een Hiërarchisch
continuüm waarbij complexere grotere eenheden zijn samengevoegd uit
mindere complexere eenheden
Werkelijkheid: groot aantal lagen of beschrijvingsniveaus, waarbij
elementen uit een lagere onderliggende laag steeds de bouwblokken
vormen
De cel= wordt beschouwd als de morfologische en functionele eenheid
van leven.
Dankzij de aanwezigheid van een celmembraan wordt communicatie en
interactie tussen het intra- en extracellulaire milieu mogelijk
Als we dit doortrekken tot op het niveau van het organisme, vormt
het lichaam de interactie met de binnen- en buitenwereld.
Kader van hersen-gedrag relaties met de volgende beschrijvingsniveaus
van het zenuwstelsel:
- De zenuwcel of neuron= Biologische
basiseenheid
- Neurale circuits= zenuwcellen die
structureel en functioneel met elkaar
verbonden zijn. Ze maken deel uit van
een orgaansysteem.
- Gedragsfuncties= het gevolg van de
werking van die circuits (beweging,
emotie en cognitie)
- Activiteiten= dit kunnen we doen door die
gedragsfuncties. Hierdoor kunnen we
participeren in de maatschappij
2
, Al deze beschrijvingsniveaus zijn tijdens de levensloop beïnvloed
door iemands unieke persoonlijke factoren
Een bepaald hersenproces staat nooit op zichzelf. Er is voortdurende
interactie met de omgeving. Daarom zijn de beschrijvingsniveaus
geleidelijk ontwikkeld door de tijd heen in de richting van een toenemende
complexiteit. Die tijdsafhankelijke veranderingen zijn het resultaat van:
- Veranderingen over de generaties heen (fylogenese)
- Veranderingen tijdens de individuele levensloop (ontogenese)
- Veranderingen van moment tot moment (plasticiteit)
Klinische implicatie: de gevolgen van een aandoening van het
zenuwstelsel
Er is altijd een interne (bij het individu zelf, tumor) of externe oorzaak
(ongeval) (=etiologie). Die etiologische factoren kunnen resulteren in de
volgende stoornissen:
- Cellulaire stoornissen: stoornissen in de structuur van de
zenuwcellen
- Stoornissen in neurale circuits en hersenen: de oorzaak kan
dus leiden tot een structurele beschadiging van de hersenen of
beschadiging in het functioneren van de hersenen en de neurale
circuits
- Stoornissen in gedragsfuncties: een stoornis wordt gedefinieerd
als iedere afwezigheid of afwijking van een gedragsfunctie, onder
meer op het vlak van beweging, emotie en cognitie
- Beperkingen in het uitvoeren van activiteiten: iedere
vermindering of afwezigheid van de mogelijkheid tot een voor de
mens normale activiteit
- Problemen met de maatschappelijke participatie: een nadelige
positie van een persoon als gevolg van een stoornis of beperking die
de normale maatschappelijke rolvervulling van de betrokkene
begrenst
- Interne en externe modulerende factoren: intern zijn
voornamelijk de persoonlijkheids- en motivationele factoren
(interesses, faalangst, ...). Extern worden vooral bepaald door
sociaal en pedagogische factoren (opvoedingsstijl, gezinsstructuur)
3
, Hoofdstuk 2: cellulaire fylogenese
Hier komen geen vragen op het examen op. Bekijk dit wel ter
voorbereiding van hoofdstuk 4 en 5
Hoofdstuk 3: cellulaire neuroanatomie
Inleiding
Zenuwstelsel= opgebouwd uit weefsel. De morfologische en functionele
eenheid van het zenuwweefsel bestaat uit 2 soorten cellen:
- Neuronen of zenuwcellen: prikkelbare cellen verantwoordelijk
voor het opvangen en doorsturen van prikkels naar de hersenen, het
ordenen en interpreteren van al die binnenkomende informatie en
het voorbereiden en uitsturen van instructies naar de organen,
spieren en klieren in de periferie
- Neuroglia of steuncellen: niet-prikkelbare cellen verantwoordelijk
voor het helpen van de neuronen bij de uitoefening van hun
informatie verwerkende taak
3.1 Neuronen
= de structureel-anatomische en functionele eenheden van het
zenuwstelsels. Ze vormen de basis voor het ontvangen, vervoeren en
overdragen van signalen
Opgebouwd uit: cellichaam, dendrieten, axonheuvel, eindknopjes en
de synapsvorming
Wetenschappelijke meetmethode: elektronenmicroscoop
3.1.1 celstructuur
Aan een typische zenuwcel onderscheiden
we van buitenaf 3 grote onderdelen:
Cellichaam of soma dat de celkern bevat,
meestal een groot aantal korte uitlopers die
dendrieten noemen en daarnaast nog een
lange uitloper, het axon. De plaats waar
het cellichaam en axon in elkaar overgaan
is de axonheuvel
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur r1035307. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €9,06. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.