VRAGEN SOCIOLOGIE
Religie X was een religie waarvan we op basis van geschreven bronnen weten dat zij
polytheïstisch was. Van religie Y is geweten dat zij geen goden kende. Het was een religie
waarbij de mensen geloof hechtten aan de invloed van spirituele krachten binnen hun
alledaagse leven. Net als religie X was ook religie Z polytheïstisch, dit is echter niet geweten
op basis van geschreven bronnen. Binnen religie Z werd bovendien beweerd dat de priesters
hun macht rechtstreeks van de goden gekregen hadden, daar waar binnen religie X de
priesters een bemiddelende rol vervulden tussen het alledaagse en het goddelijke. Binnen
welk religieus systeem kunnen we de religies X, Y en Z onderbrengen?
A. X voormoderne religie, Y primitieve religie, Z archaïsche religie
B. X archaïsche religie, Y primitieve religie, Z historische religie
C. X historische religie, Y voormoderne religie, Z archaïsche religie
D. Geen van de andere antwoorden
Welke uitspraak klopt niet?
A. Weber relativeert de idee van Marx dat een gemeenschappelijke klassensituatie
aanleiding geeft tot de formele politieke organisatie van de klasse
B. De basis van economische macht bij Marx ligt in het bezit van eigendom, de
belangrijkste basis van economische macht bij Weber ligt in de positie die
mensen innemen in een hiërarchische structuur
C. Marx, in tegenstelling tot Weber, ziet geen grote belangstelling tussen de intelligentsia
en de arbeiders
D. Weber hecht meer belang aan de rol van cultuur dan Marx
Smietas Ponsjis is sociologe en doet een onderzoek over middelbare school leerlingen. De
leerlingen moeten een op aantal vragen antwoorden in hoeverre ze het eens zijn met de
vragen (1 = helemaal niet akkoord, 5 = helemaal akkoord) Een aantal vragen zijn: <Ik heb
dikwijls het gevoel dat mij van alles overkomt zonder dat ik daar iets aan kan doen>,
<Sommige leerlingen hebben altijd geluk met de vragen op de toetsen>, <Het heeft geen zin
plannen te maken op voorhand omdat de dingen meestal anders uitdraaien dan
voorzien>Leerlingen die hoog scoren op deze vragen (dus eerder akkoord dan niet akkoord
gaan) hebben vermoedelijk...
A. Een objectieve moraliteit
B. Een interne controle locus
C. Een externe controle locus
D. Een subjectieve moraliteit
Jan wilt trouwen met Sylvia, hij heeft haar leren kennen toen hij eens in Gent was. Fret woont
in de broes en is 25 jaar dus hoogtijd om te trouwen. Hij kiest voor zijn buurmeisje Sarah. Raf
is eigenlijk verliefd op zijn zus maar dit is natuurlijk ten strengste verboden. Toch trouwen ze
in het geheim. Wat voor soorten huwelijken zijn dit?
A. Jan: endogamie, Fret: exogamie, Raf: exogeen huwelijk
B. Jan: exogamie, Fret: exogeen, Raf: endogeen huwelijk
C. Jan: exogamie, Fret: endogamie, Raf: exogeen huwelijk
D. Jan: exogeen, Fret: endogamie, Raf: exogamie huwelijk
Pagina 1 van 63
,Welke van de volgende stellingen is juist?
A. Als een groep groter wordt, neemt het aantal mogelijke relaties en de relatieve
hoeveelheid indirecte kennis toe, maar de nood aan specialisatie en
arbeidsverdeling blijft onveranderd.
B. Als een institutie de status van een gewilde realiteit bereikt heeft, is het niet langer
nodig om deze te legitimeren binnen een symbolisch universum
C. Charismatische autoriteit leidt tot stabiele beheersingssystemen, waarbinnen de
macht sterk persoons-en plaatsgevonden is.
D. De betekenis van een symbool is niet af te leiden uit de materie waarin het
vervaardigd is omdat er anders geen communicatie mogelijk is tussen de
paramount reality en de eindige zingevingsdomeinen
Welke van onderstaande stellingen is JUIST?
A. Een slavernijsysteem wordt getypeerd door een zekere mate van contractuele
verbintenis tussen de slaaf en zijn meester. In een standensysteem daarentegen
behoort de lijfeigene volledig toe aan de landheer
B. Roger kwam zondagochtend pas rond 3u thuis, alhoewel hij maar de toestemming had
om tot 2u te blijven op de chirofuif. Zijn moeder straft hem niet, omdat ze als jonge
meid zelf ook wel eens te laat durfde thuiskomen. In dit geval spreken we van
secundaire deviantie
C. De industrialisatietheorie stelt dat veranderingsprocessen in gang gezet worden door
culturele veranderingen in de omringende landen
D. Interactie ontstaat door een combinatie van opdat en omdat motieven
Jan woont al 3 jaar lang op straat, hij heeft geen dak meer boven het hoofd en zijn bezittingen
beperken zich tot een aantal plastic zakken gevuld met dekens. Jans leeft van dag tot dag,
wat morgen brengt is heel onzeker en onvoorspelbaar. Jan trekt het zich niet aan dat
sommige mensen vreemd opkijken als ze hem zien. Voor hem is het jachtige leven dat de
meerderheid van de samenleving leidt, waardeloos. Welke dimensies van vervreemding
(Seeman) kenmerken de situatie van Jan?
A. Machteloosheid en normloosheid
B. Isolatie en zelfvervreemding
C. Betekenisloosheid en isolatie
D. Betekenisloosheid en zelfvervreemding
Welke stelling is fout?
A. Volgens Inglehart (postmaterialisme) is de toename van welvaart van enorm
belang geweest voor de evolutie van de Westerse cultuur.
B. Studenten die samen een groepstaakje maken, vormen volgens Elias een figuratie.
C. Alle (boeren)families uit het 17de eeuwse boerendorpje Poelkapelle menen dat de man
het grootste stuk vlees moet krijgen, want hij moet het hardste werk verrichten. Deze
gemeenschap wordt gekenmerkt door mechanische solidariteit (Durkheim).
D. Een waarde is nooit een structurele factor.
Wie is de vader van de sociologie?
A. Marx
B. Durkheim
Pagina 2 van 63
, C. Weber
D. Comte
Het idee dat de stenen piramides van Maya’s afgeleiden zouden zijn van de piramides uit
Egypte van 5000 AD, dat in de tijd het centrum van de culturele ontwikkelingen was, is een
voorbeeld van…
A. Permeabiliteit
B. Culturele diffusie
C. De cyclistische theorie
D. De economische theorie
Het kastensysteem wordt ingedeeld op basis van eer. Maar er wordt ook gebruik gemaakt van
parameters zoals religie, inkomen, onderwijs, etnie,… Welk van volgende stellingen is correct?
A. Etnie en inkomen is een nominale parameter
B. Onderwijs en religie is een graduele parameter
C. Religie en inkomen is een nominale parameter
D. Geen van bovenstaande
Welk is het best passende concept? Na een klacht van Mieke over het lange uitblijven van
haar bestelling, reageert de ober vanuit een hem nauw aan het hart liggend sociologisch
concept: “Ik heb het in de computer gestoken maar die werkt traag vandaag, sorry”.
A. Interne controle locus
B. Machteloosheid
C. Externe controle locus
D. Betekenisloosheid
Welke van de volgende personen bevindt zich in het eerste stadium van het
rolsocialisatieproces?
A. Kathy: Kathy geeft les aan het vierde leerjaar. Bij haar collega’s staat ze bekend als
een ‘zotte doos’ die altijd met gekke ideeën afkomt. Wanneer men op zoek is naar
een nieuwe voorzitter voor het feestcomité van de school waarop Kathy werkt,
verwachten alle collega’s dan ook dat Kathy zich spontaan kandidaat zal stellen.
B. Suzy: Suzy werkt sinds enkele maanden als secretaresse in een advocatenkantoor. Ze
heeft zich intussen volledig ingewerkt in de administratie en men is dan ook erg
tevreden van haar. Toch voelt ze zich niet altijd even goed in haar job, omdat ze soms
niet goed weet welke houding ze zich moet aanmeten ten opzichte van de advocaten
die in dit kantoor werken.
C. Tom: Tom werkt sinds enkele dagen als schoonmaker in een hotel. Voorlopig moet hij
nog samenwerken met een collega, die hem moet aanleren hoe hij te werk moet gaan
bij het kuisen van de kamers.
D. Bram: nadat hij getuige was van een indrukwekkende reddingsactie van de
brandweer waarbij een kind uit een brandend huis werd gered, besluit Bram
dat hij ook brandweerman wil worden. Hij is immers erg onder de indruk van
de dankbaarheid en het ontzag dat deze brandweermannen krijgen, en wil dit
later zelf ook graag realiseren.
Welke van onderstaande stellingen is JUIST?
A. In de industriële samenleving staan gecodificeerde theoretische kennis en diensten
centraal (Daniel Beli)
Pagina 3 van 63
, B. Wanneer een handelingsingenieur als bedrijfsleider van de firma ZieZO een
hoog inkomen krijgt, is er sprake van statuskristalisatie
C. Het dopen van kinderen in een rooms-katholieke gemeenschap is volgens Durkheim
een van de profane aspecten van het rooms-katholicisme
D. Karin heeft hele dagen niks te doen en houdt zich dan maar wat bezig met het
proberen hacken van overheidswebsites. Dit is het gevolg van een gebrek aan
aanhankelijkheid (Hirschi)
Karolien verklaart de verspreiding van Facebook vanuit een verschuiving van een cultuur die
de nadruk legt op introversie, zelfbeheersing en spiritualiteit naar een cultuur die meer
aandacht besteedt aan het zintuiglijke, het materiële en het vermaak. Op welke theorie van
sociale verandering baseert Karolien haar verklaring?
A. De wereldsysteemtheorie van Wallerstein
B. De postmodernisatietheorie van Inglehart
C. De cyclische theorie van Sorokin
D. De culturele diffusietheorie
Welke stelling is fout?
A. Bij symbolisch handelen is het handelen van de persoon gericht op een betekenis, die
niet inherent afhankelijk is van de fysische drager van die betekenis. Bij sociaal
handelen is het handelen van de persoon gericht op het handelen van anderen.
B. Rijke mensen, die in een buurt leven waar veel mensen nog rijker zijn dan henzelf, zijn
vaak ongelukkiger dan arme mensen die in een buurt leven waar veel mensen nog
slechter af zijn dan het arme gezin zelf. Dit is een voorbeeld van relatieve deprivatie.
C. Als de hond van Pavlov begint te kwijlen bij het horen van de bel, is dit
omdat hij het associeert met eten – je zou dit in feite een voorbeeld van een
symbool kunnen noemen.
D. Zonder coöperatie kunnen we niet spreken van conformiteit.
In het Koninklijk Lyceum van Ieper begonnen een aantal leerlingen spontaan te staken uit
onvrede met het schoolsysteem. Na de middag wilden ze geen les meer volgen omdat ze
vinden dat studeren mensen op de lange duur ongelukkig maakt. Ze baseren zich hierbij op
hun filosofie dat de nadruk in de Westerse wereld te veel ligt op presteren en te weinig op
genieten van het leven. De houding van deze studenten geeft mogelijks het begin aan van de
constructie van ...
A. Een statusconflict
B. Een subcultuur
C. Rolspanning
D. Een tegencultuur
Welke van de volgende stellingen is correct?
A. Reflexiviteit sluit traditioneel handelen uit.
B. De studie van Salloway omtrent geboorterang wordt gekenmerkt door de aandacht
voor culturele relativiteit.
C. Er zijn duidelijke historische bewijzen voor het bestaan van een matriarchaat.
D. Geslachtsrolsocialisatie gebeurt enkel door de wijze waarop er door ouders en school
verschillend met jongens en meisjes wordt omgegaan.
Welke eigenschap is niet kenmerkend voor het positivisme?
A. Het gebruik van statistische technieken is van centraal belang
Pagina 4 van 63