Samenvatting Kinderwens periode (1VV-K)
Erfelijkheidsleer
DNA
46 strengen → in alle cellen, m.u.v. rode bloedcellen en geslachtscellen.
Dubbele keten van nucleotiden: bestaat uit een suikermolecuul, fosfaatgroep en een base (4
verschillende soorten: Adine (A), Cytosine (C), Guanine (G) en Thymine (T)).
Vormt complementaire base paren A ↔ T, C ↔ G.
Functies: code gedeelte = codeert eiwitten (1 eiwit wordt gecodeerd door 1 gen) +
regelgedeelte = bepaald wanneer welke genen geactiveerd en afgelezen moeten worden.
RNA
Enkele keten van nucleotiden: bestaat uit een suikermolecuul, fosfaatgroep en een base (4
verschillende soorten: Adine (A), Cytosine (C), Guanine (G) en Uracil (U)).
Vormt complementaire base paren A ↔ U, C ↔ G.
Functies: transportmiddel voor genetische informatie uit het DNA = mRNA + eiwitsynthese.
DNA wordt gekopieerd → RNA ontstaat = transcriptie.
De dubbele DNA keten moet zich openen en gaat zich vervolgens kopiëren
tot het een stopcodon ( = UAA, UAG, UGA) krijgt. Het gekopieerde DNA =
RNA gaat uit de cel waarna het DNA weer sluit. tRNA brengt de kopie naar de
ribosomen die het RNA uitleest en het behoevende eiwit aanmaakt.
Cytoplasma leest het RNA uit → eiwit wordt gemaakt = translatie.
Chromosomen
Chromosomen die qua grootte én vorm gelijk zijn = homologe chromosomen. Deze vormen
paren met 1 chromosoom van de moeder en 1 chromosoom van de vader. We hebben 22
paar lichaamschromosomen en 1 paar geslachtschromosomen.
Eicellen en zaadcellen hebben 23 chromosomen en deze vormen geen paren, dit zijn
haploïde chromosomen. Chromosomen die wel paren vormen zijn diploïde chromosomen.
Voortplantingscellen = gameten.
Er is maar 1 X of Y nodig voor het ontwikkelen van het geslacht.
Y heeft geen andere taken dan het ontwikkelen van het geslacht.
X heeft naast het ontwikkelen van het geslacht nog andere taken = X geboden genen.
In een karyogram worden verschillende chromosomen op karyotype gerangschikt.
Celcyclus
1. G1 fase = eiwitsynthese
2. S fase = verdubbeling van erfelijk materiaal, waarbij zuster chromatide ontstaan.
3. G2 fase = structuren voor celdeling worden aangemaakt.
4. M fase = mitose of meiose vindt plaats.
Celdeling
Mitose → groei en reparatie
Meiose → voortplanting
Chromosomen met dezelfde genen (stukje om dezelfde eiwitten aan te maken) =
homozygoot.
Chromosomen met verschillende genen = heterozygoot.
Genen die alleen overgedragen kunnen worden via het X chromosoom = hemizygoot.
Altijd dominant VS recessief.
Intermediair dominant = 2 dominanten eigenschappen die altijd tot uiting komen,
alleen of in een mengeling (bijv. haarkleur).
Codominantie = 2 dominanten eigenschappen, die beide tot uiting komen (bijv.
bloedgroep AB).
Begrippen
, Allel = elk soort gen.
Allelenpaar = een gen, dat op één lichaamskenmerk inwerkt en op dezelfde locus van
een homoloog chromosomen paar ligt.
Multipele allel = als een gen meer dan 2 varianten heeft (bijv. rood, bruin, blond,
zwart haar).
Genotype =wat daadwerkelijk in je genen zit.
Fenotype = Hoe je je uiteindelijk zal ontwikkelen. Een combinatie van je genen en alle
invloeden van buiten af.
Modificatie = alle invloeden van buitenaf (bijv. vrienden, school, omgeving, etc.).
Polygenie = meerdere genen bepalen de uiting van het fenotype.
Multifactoriële overerving = bijv. je lichaamsbouw. Een deel is erfelijk, maar een deel is ook
afhankelijk van voedingsgewoontes.
Anticonceptie
Wat is anticonceptie? Een verzamelnaam voor alle methode en middelen, die tot doel hebben de
bevruchting van de eicel door de zaadcel, dan wel innesteling van de bevruchte eicel, te voorkomen.
Hoe werkt anticonceptie?
Het kan de productie van ei- en zaadcellen verhinderen = hormonale anticonceptie.
Het kan de zaadcellen verhinderen via de baarmoeder de eileiders te bereiken door
veranderingen in het baarmoederslijmvlies te veroorzaken en de bewegelijkheid van de
zaadcel te beïnvloeden = intra-uteriene anticonceptie.
Afzien van geslachtsgemeenschap tijdens vruchtbare dagen van de vrouw = natuurlijke
methode van geboorteregeling.
Door te verhinderen dat de zaadcel de eicel kan bereiken = barrièremethode en sterilisatie
(definitief).
Soa’s
Het gebruik van een condoom is noodzakelijk om de overdracht van soa’s te verminderen.
De betrouwbaarheid van een condoom ter bescherming tegen zwangerschap is minder dan
hormonale en intra-uteriene methodes.
Methode Soort anticonceptie Werking Betrouwbaarheid *