Historische Kritiek
Algemene inleiding
1. Kernprobleem: relatie feit - verhaal
1. De bron (bijvoorbeeld ooggetuige) geeft reeds interpretatie van de feiten
2. De onderzoeker evolueert & interpreteert deze bron opnieuw
3. De onderzoeker bouwt een bredere interpretatie tot rapport
2. Feiten vs. uitspraken over feiten
Empirisme: via directe (zintuigelijke waarneming) tot waarachtige kennis komen
à MAAR waarneming berust op detectie- en identificatieprocessen
Detectie- en waarnemingsprocessen worden aangeleerd door:
o Leefmilieu, opvoeding, taal culturele constellatie,…
o Elk informatiesysteem, en meer bepaald de mens, kan de wereld slechts benaderen vanuit zijn eigen
referentiekaders, kan slechts die aspecten van de wereld als “feiten” onderscheiden waarop zijn
referentiekader het meest is ingesteld
à Geen waarneming zonder interpretatie
à Geen “objectieve” toegang tot feiten
à Getuigenissen geven GEEN feiten, MAAR uitspraken over feiten
3. De illusie van “objectieve waarneming”
Elke weergave van feiten = selectief
Elke waarneming = interpretatie = subjectief
o Observatie = niet passief, maar actief via begrippen & taal
GEEN principieel verschil in weergeven van feiten & interpreteren van feiten
Opgelet voor naïeve interpretatie subjectief – objectief
o Subjectiviteit van waarneming duidelijker aan de orde bij controversiële (aspecten) van feiten /
contrasterende waarnemingen
o “Objectieve feiten” = algemeen geaccepteerde interpretaties
1
,Deel 1: Typologie van de bronnen
1. Bronnen
Historische bronnen
Wat is een bron?
o Alles waaruit men bewijzen put voor wat men beweert
Wat zijn historische bronnen?
o Artefacten: materiële overblijfselen door de mens gemaakt (bijvoorbeeld werktuigen)
o Natuurlijke overblijfselen (bot, …)
o Landschap
o Teksten (technisch gezien ook een artefact)
o Visuele bronnen: afbeeldingen, schilderijen, foto, film, … (artefact + verhaal)
Overblijfsel VS getuigenis (overlevering)
Overblijfselen ‘van’ het verleden
o Materiële voorwerpen
o Domein van archeologie
Getuigenissen ‘over’ het verleden
o Geschreven “teksten”
o Domein van geschiedenis
MAAR er is een overlap!
è Belang van ontstaanscontext (Hoe is de bron tot stand gekomen? Waarom is ze tot stand gekomen? Waar is ze
tot stand gekomen? Wat is de context waarin ze tot stand is gekomen?)
o Bewuste ↔ onbewuste creatie
1) Bewuste bronnen: gecreëerd met een doel (Kan subjectief of objectief zijn. Inhoud, vorm en
ontstaanscontext moet kritisch bekeken worden)
• Bijvoorbeeld: maken van een hakbijl, vastleggen van een bezitstitel
2) Onbewuste bronnen: geen intentie om van belang te zijn
• Bijvoorbeeld: scherven of etensresten die in afvalput belanden
• Unwitting testimony (ongewilde getuigenis): bronnen die ontstonden met een bepaalde
intentie maar door historicus een totaal andere functie krijgt
- Voorbeeld: Kleermaker die per ongeluk beelden maakt van dood JFK
- Met de sociale media en opnameapparatuur van nu gebeurt het veel vaker dat
iemand per ongeluk iets belangrijks filmt en kan het veel makkelijker ‘viraal’
gaan dan nu (niet per sé beter dan vroeger)
o Moeilijker om iets in de doofpot te steken, maar betekent dit dan een
definitieve doorbraak die naar ongebreidelde openheid en dus meer
democratie en participatie voert?
Bron kan nooit simpele weergave van feiten zijn. Elke bron heeft selectiviteit en vertekening van de feiten. Zowel
bij onbewuste als bewuste bronnen à kritisch omgaan
2
, Primaire VS secundaire bronnen
Primaire bron Secundaire bron
Rechtstreekse informatie Onrechtstreeks
Gelijktijdig met gebeurtenis Werk van onderzoekers
Niveau van reflectie en interpretatie
Gebruikt andere (primaire en secundaire) bronnen om
onderwerp te beschrijven
Voorbeelden: Voorbeelden:
o Brief van Plinius de jongere over uitbarsting o Livius: schreef over oorlog tegen Hannibal
Vesuvius in 79 v. Chr. 150 jaar na gebeurtenis
o Middeleeuwse oorkonde mbt landerijen o Henri Pirenne, Histoire de Belgique, 7 delen,
klooster 1900-1932
o Verslag van vergadering in het Parlement
« Historische bron » « Historisch werk »
Een bron levert ons na kritische analyse een bewijs Een historisch werk is een bewijsvoering over een
voor het voorkomen van een gebeurtenis gebeurtenis, een ‘lezing’ door een historicus die niet
noodzakelijk de enige of laatste lezing hoeft te zijn
Primaire bron = ‘bron’ op schema
Secundaire bron = ‘verhaal’ op schema à over het algemeen ‘wetenschappelijke literatuur’ genoemd
Geen ondubbelzinnig onderscheid
Statuut van primaire/secundaire bron is afhankelijk van de vraagstelling en beschikbare bronnen.
Er is geen intrinsiek verschil tussen de betrouwbaarheid van primaire of secundaire bronnen!
2. Typologie van bronnen
Geschreven bronnen Niet-verhalend (archivalische bronnen)
Verhalend (narratieve bronnen)
Ongeschreven bronnen Materiële voorwerpen
Mondelinge bronnen
Geschreven bronnen
Niet-verhalend (archivalische bronnen)
Opgesteld door openbare of private instantie, instelling of administratie
Regelen belangen tussen partijen of scheppen rechtssituatie
Verder onderscheid:
o Diplomatische bronnen
- Creëren of vaststellen rechtssituatie (wetteksten, vonnis, arrest, contract, oorkonden, …)
§ Oorkonden bestaan uit 3 delen:
• Het protocol + de context + het eschatocol
o Bronnen van sociale boekhouding
- Weerslag van machtsuitvoering en beheer van administraties (notulen van vergaderingen,
belastingslijst, parochieregisters,…)
Verhalende geschreven bronnen
“Narratieve teksten”
o Geen praktische rol in één of andere administratie
o Opgesteld om tijdgenoot of nageslacht te beïnvloeden, te informeren en/of te ontspannen
Verder onderscheid:
o Informatieve geschriften
- Pamfletten, kranten, tijdschriften,…
3
, o Literaire bronnen
- Romans, toneelstukken, gedichten, verhalen,…
o Ego-documenten (auteur staat centraal, ik- of wij-perspectief) (begrip door Jacques Presser)
- Autobiografie, memoires, dagboek, brieven, interviews,…
MAAR niet altijd even betrouwbaar: moet rekening houden met:
• zelfbedrog & narcisme
• functioneel vergeten
• tendens naar teleologisering (zoeken naar doeleinde achter dingen)
• kans dat auteru rekening hie
- Dichtung und Wahrheit: de auteur beseft dat hij zijn eigen zegel (Dichtung) op de feiten kleeft,
maar ziet het ook als zijn Wahrheit, die van zichzelf. De Dichtung-Wahrheit ís een waarheid,
maar een andere dan die van de ‘harde feiten’
Ongeschreven bronnen
Materiële voorwerpen
o Archeologische sporen: voorwerpen die een spoor zijn van menselijke activiteit in het verleden
o Landschappen, botten, pollen, gebouwen, gebruiksvoorwerpen, afval, schilderijen, munten, foto’s, …
o Visuele bronnen op grens met “teksten” want kunnen aanzien worden als een soort schrift dat moet
ontcijferd worden.
Mondelinge overlevering
o Vele gebieden hebben enkel of langdurige mondelinge tradities.
o Doorgegeven van ene generatie op andere.
o Slechts incidenteel bewaard via vastlegging (opschriftstelling, interviews, …)
o Kan ook eigentijds zijn: het interview
Evoluties in brontypes
Veranderende “dragers” van informatie
o Schrift & alfabet
o Drukpers
- Uitvinder boekdrukkunst: Johan Gutenberg
o Nieuwe audiovisuele media
- Te reduceren tot het gesproken woord en beeld
o Internet
Versnelling in transport & communicatie
o Te voet – te paard
o Mechanisch transport
o Instant communicatie
Functies van massamedia?
o Informatiefunctie
o Vrijheid VS censuur
o Propaganda
o Commerciële concentratie
The age of mass communication
o A global village
- De wereld is één groot dorp geworden, iedereen krijgt bijna hetzelfde te horen en voornamelijk
dezelfde beelden te zien en bijgevolg identiek gaan denken en handelen
4