ANATOMIE LES 3: zenuwstelsel
8.3. Positie en indeling van het zenuwstelsel
CZS (centraal zenuwstelsel) = hersenen en ruggenmerg
PZS (perifeer zenuwstelsel) = zenuwen en ganglia
• We hebben het over het willekeurig zenuwstelsel als we het hebben over bewegingsstelsel
(spieren) -> hebben we onder controle
• Autonoom zenuwstelsel (klieren) -> hebben we niet onder controle
A. topografie van het zenuwstelsel
Ruggenmerg eindigt op wervel niveau L1, L2, verder door hebben we enkel perifere zenuwen die in
paardenstaart verlopen (CAUDA EQUINA)
VRAAG: Waarom is het zo belangrijk dat wervel L1, L2 het einde is van het ruggenmerg?
ANTWOORD: als je een impact, ongeval hebt en er komt een kracht op je wervelkolom, dan is het
zwakste punt de overgang van cervicael naar thoracaal en de overgang thoracael naar lumbaal.
Omdat de thoracale wervels vasthangen op de ribben, het sternum, en dat is een redelijk stabiele
structuur. Terwijl cervicaele & lumbale wervels veel flexibeler zijn, als je een impact van kracht hebt
dan zal je een letsel zien ontstaan op de overgang van een vaste naar flexibele structuur.
In het gebied van het ruggenmerg treden FORAMEN INVERTEBRALIA uit de wervelkolom ->
verzorgingsgebieden
In de foramen invertebralia worden SPINALE ZENUWEN (= perifere zenuwen) gevormd (door
vereniging van voorste en achterste wortel) -> SPINALE GANGLIA = zwelling van de achterste wortel
In gebieden van extremiteiten vormen voorste takken van de spinale zenuwen een vlechtwerk,
PLEXUS -> hieruit vormen zich perifere zenuwen die extremiteiten innerveren
B. spinale zenuwen en hersenzenuwen
Vermits ruggenmerg stopt op wervelniveau (L1 L2), moet er een systeem gevonden worden om
zenuwen die lager liggen te laten uittreden = cauda equina
PZS: 31 spinale zenuwen, 12 hersenzenuwen
C. positie en indeling van ruggenmerg in relatie tot wervelkolom
Spinale zenuwen t.e.m. C7 treden uit boven het gelijknamige wervellichaam
Maar vanaf C8 is er een verspringing van het modulair niveau -> zenuwen treden uit onder het
wervellichaam
We hebben
• 7 halswervels CI, CII, CIII, CIV, CV, CVI, CVII
• 8 medullaire niveaus (halszenuwen) C1-C8
Einde ruggenmerg is niet het einde van de wervelkolom
1
,E. prikkelgeleidingsschema van het zenuwstelsel
Afferenten -> prikkels die binnenkomen in het centraal zenuwstelsel
Efferenten -> prikkelse die vertrekken vanuit zenuwstelsel en sturen dingen aan
Somatosensibele vezels (huid, gewrichten, skeletmusculatuur)
Viscerosensibele vezels (ingewanden, bloedvaten
Somatomotoriche vezels (skeletmotorische vezels)
Visceromotorische vezels (klieren, gladde spieren, hartspierweefsel)
Somatosensibele en somatomotorische vezels -> motorisch zenuwstelsel
Viscerosensibele en visceromotorische vezels -> autonomisch zenuwstelsel
8.4. Cellen van het zenuwstelsel
Neuronen communiceren met andere cellen via SYNAPSEN. In synaps komt TRANSMITTER vrij die
een inhiberende of een exciterende werking kunnen hebben -> prikkel wordt versterkt of prikkel
wordt verzwakt
Perifere zenuw = bundeling van AXONEN -> je hebt NEURONEN en de uitloper daarvan gaat een
gestreepte spier aansturen -> onderbroken axon die naar de spier loopt
Receptor segment -> axon = geleidingssegment -> overdrachtsegment
8.5. Overdracht van ruggenmergsegment
A. Bouw van ruggenmergsegment met spinale zenuw
Ruggenmerg is opgebouwd uit grijs lichaam waaruit langs beide zijden een voorste wortel (RADIX
VENTRALIS) en een achterste wortel (RADIX DORSALIS) komt
Radix ventralis = efferente vezels (heeft te maken met motriciteit)
Radix dorsalis = afferente vezels (heeft te maken met sensibiliteit)
1. Beide wortels van een segment verenigen zich in foramen invertebralia tot spinale zenuw
(NERVUS SPINALIS)
-> afferente en efferente zenuwen vermengen zich met elkaar -> takken waar nervus spinalis zich in
verdeeld bevatten dus motorische en sensibele vezels (behalve RAMUS MERINGEUS -> enkel
sensibel)
2
, 2. Na vereniging -> RAMUS VENTRALIS en RAMUS DORSALIS
-> eenrichtingsverkeer: radix ventralis -> efferenten die buitengaan
radix dorsalis -> afferenten die binnenkomen
Radix dorsalis heeft een verdikking = SPINAAL GANGLION, hier worden cellichamen van afferente
vezels neergelegd
3. Vertakking van spinale zenuw:
RAMUS MENINGEUS -> keert terug naar wervelkanaal en gaat naar de bezenuwen van
ruggenmergvliezen
RAMUS POSTERIOR, ramus dorsalis -> gaat naar achter, rugspieren, achterste nekspieren
bezenuwen
RAMUS ANTERIOR, ramus ventralis -> gaat naar de voorkant, voorkant en ook spieren van
ledematen bezenuwen
RAMUS COMMUNICANS
-> ramus communicans albus (gemyeliniseerd = isolatie) -> gaat naar SYMPATHISCH
GRENSSTRENGGALION, maakt daar een schakeling en keert terug via ramus communicans
griseus
-> ramus communicans griseus (niet gemyeliniseerd) -> keert van sympathisch
grensstrengganglion terug naar spinale zenuw
Ramus ventralis is dikker stuurt ledematen -> enkel bij ramus ventralis plexusvorming
B. Ruggenmergsegment
Fila radicularia -> worteldraden
C. Topografische en functionele bouw van een ruggenmergsegment
Efferente vezels
-> somatomotorische vezels en visceromotorische vezels
=> lopen via radix ventralis -> effector
• Somatomororische: uit ventrale hoorn -> spinale zenuw -> effector
• Visceromotorische: uit laterale hoorn -> radix ventralis -> nervus spinalis -> symphatisch
grensstrenggalion -> spinale zenuw -> effector
Afferente vezels
-> somatosensibele vezels en viscerosensibele vezels
=> lopen via dorsale hoorn -> radix dorsalis -> nervus spinalis -> achterhoorn
3
,8.6. Sensibele innervatie
B. Verloop van sensibele vezels van de achterwortel naar het dermatoom
Bij doorsnijden van huidzenuw zal dat deel van de huid niet zonder gevoel vallen -> er is een
overlapping van DERMATOMEN (het door een ruggenmergsegment geïnnerveerde huidgebied)
Dus: als 1 spinale zenuw uitvalt dan valt geen heel huidgebied uit
1. Sensibele vezels lopen van radix dorsalis -> foramen invertebrale -> verenigen met
motorische vezels tot spinale zenuw
2. Voorste takken van spinale zenuw vormen plexus
3. Na uitwisseling van vezels in plexus -> vezels in perifere zenuwen naar verzorgingsgebieden
(huidgebied)
4. Dermatomen overlappen
C. Voorbeeld van plexusvorming a.d.h.v. plexus brachialis
Plexus vorming: vanuit spinale zenuwen worden vezels uitgewisseld tot perifere zenuw
5 perifere zenuwen:
• Nervus ulnaris
• Nervus radialis
• Nervus medianus
• Nervus musculocutaneus
• Nervus axillaris
D. vereenvoudigd leerschema van de dermatomen
Mooie verdeling van dermatomen
Bv. deel van de schouder wordt verwerkt door medulair niveau C4
Bv. middelvinger en stukje andere vinger worden door medulair niveau C7 verwerkt
Hoe onthouden?
Th 4 = tepellijn
Th 10 = navel
Waarom belangrijk?
Bij letsel -> met scherp voorwerp langs huid van onder naar boven -> ‘zeg me wanneer je die voelt als
scherp’
4
,8.7. Sensibele innervatie: dermatomen en huidzenuwgebieden
C. Schema van perifere sensibele innervatie
Als patiënt minder voelt -> hyposensibiliteit (voor pinprik) -> gaat om letsel van een perifere ter
hoogte van medulair niveau (kan ook spinale zenuw zijn)
Letsel op perifere zenuw -> uitval sensibiliteit volgens zone die verschillende periferezenuwen voor
rekening nemen (p67)
Letsel op spinale zenuw -> uitval volgens dermatomen (p66)
D. Perifere innervatie van hoofd en hals
Voorhoofd: door craniale zenuwen verzorgt
Achterste deel achterhoofd: door hogere cervicale zenuwen verzorgd
9.3. Grijze stof (substantia grisea) indeling
-> prometheus zenuwstelsel
A. organisatieprincipe van de celzuilen in de voorzuil van het ruggenmerg
Binnen COLUMNA ANTERIOR (voorzuil) kunnen aan iedere spier specifieke zuilvormige kerngebieden
worden toegekend.
MONOSEGMENTAAL geïnnerveerde spier = een spier die door slechts 1 modulair segment wordt
bestuurd
PLURISEGMENTAAL geïnnerveerde spier = uitlopers van van meerdere modulaire segmenten zorgen
voor de innervering van deze spier
-> weergave van uitlopers: (C5, C6, C7)
!!! spier kan door meerdere ruggenmergsegmenten worden aangestuurd maar wel steeds vanuit 1
kernzuil
PLEXUS = plaats waar uitwisseling gebeurd van vezels
PERIFERE ZENUW = laatste fase
VOORDEEL: veiligheid, als je een zenuw doorsnijdt heb je nog steeds aanvoering van andere
medeculaire segmenten
5
, 9.4. Grijze stof (substantia grisea), reflexboog en propriospinaal apparaat
A. integratieve functie van de grijze stof van het ruggenmerg, het genereren van reflexen
• Motorische vezel vanaf voorhoorn via radix ventralis naar perifere zenuw -> spier
• Alfa motor neuron -> radix ventralis -> spier -> info uit spier via radix dorsalis -> spinaal
ganglion waar het neuron wordt neergelegd -> schakeling (voor reflexboog) of wordt naar
boven gestuurd
• Somatosensibiliteit in huid -> prikkels via perifere zenuw -> radix dorsalis -> cellichaam in
spinaal ganglion neerleggen -> schakeling naar volgende neuronen
A. belangrijke klinische proprioreceptieve reflexen
Monosynaptische proprioreceptieve reflexen
Polysynaptische exteroreceptieve reflexen
• Bicepspeesreflex (C5, C6) -> alfa motor neuron naar biceps -> aankloppen biceps -> afferente
prikkel -> reflexmatig ontstaat er een contractie van de spier
• Tricepspeesreflex (C6-C7) -> alfa motor neuron naar triceps -> aankloppen triceps ->
afferente prikkel -> reflexmatig ontstaat er een contractie van de spier
• Kniepeesreflex (L3, L4) -> alfa motor neuron naar kniepees -> aankloppen biceps -> afferente
prikkel -> reflexmatig ontstaat er een contractie van de spier
• Achillespeesreflex (S1, S2) -> alfa motor neuron naar achillespees -> aankloppen biceps ->
afferente prikkel -> reflexmatig ontstaat er een contractie van de spier
9.13. Topografie van het ruggenmerg
-> prometheus zenuwstelsel p290
Tussenwervelschijf tussen 2 beenderige wervels -> hier zit een bindweefselstructuur (als
schokdemper)
-> LIGAMENT LONGITUDINALE POSTERIUS: houdt tussenwervelschijven op zijn plaats
Soms scheur van ligament (bv. bij hernia) -> druk op dermatoom, en hier is dan een gevoelsuitval
Reflex testen: als letsel op niveau gelegen is op reflexboog -> geen reflex
Probleem t.h.v. hernia -> uitval volgens (biotoom patroon)
Dermatoom patroon -> medulaire indeling van sensibiliteit
Biotoom patroon -> somatomodriciteit
6