CYTOLOGIE EN HISTOLOGIE
Deel 1: Cytologie
Inleiding:
1. Celafmetingen
2. Celvorm
- Macrofagen: vervormbaar zijn om functie te doen
- Weinig bewegingsvrijheid
3. Celbouw
H1: Celmembraan
1. Structuur
1) Fosfolipiden
- Basisstructuur vet: glycerol, fosfaat = sterk negatief
- Vetzuren naar elkaar gericht
- Bewegen in horizontaal vlak
- Plastisch
2) Eiwitten
- Integrale: zitten volledig over het celmembraan
- Perifere: alleen aan buitenzijde of binnenzijde
- Lekkanaal: opening waardoor moleculen van buiten naar binnen en
omgekeerd
- Functies
3) Glycocalyx
- Netwerk van suikers, verbonden met clycoproteïne en clycolipiden
- Functies
2. Speciale vormingen
1) Aan extracellulaire ruimte
- Microvilli: zwarte puntjes = microtubuli
Oppervlakte vergroting, functie uitvoeren = gemakkelijker
- Cilia: man in de zaadleider, vrouw eileider
Vuil in slijm gaan ze wegvoeren naar buiten = gecoördineerde beweging
Buitenkant: perifere 9 dupletten verbonden door dyneïne (ATP-ase -> ATP
afbreken), centraal duplet (2 microtubuli), verbinding = radiale spaken
Energie door ATP af te breken w gebruikt voor zweepslag
Basaal lichaam of kinetosoom vergelijkbare structuur, 9 tripletten, functie:
stevigheid
- Flagel spermatozoa
Basisstructuur hetzelfde maar groter
2) Aan de intercellulaire ruimte
- Zonula occludens
, Hechtstructuur, veel plasticiteit
- Zonula adherens
Plasticiteit, hechtstructuur
- Desmosoom
Blauw: cytoskelet
Groen: draad; verweven in celstructuur
Rood: hechtingsplaat
2 celmembranen
Minder vervorming, stevigere hechtstructuur
- Hemidesmosoom: half desmosoom
- Gap junction
Hemiconnexines, verbinden -> kanaal
Nexus: doorgang
Hechtstructuur, mogelijkheid tot communicatie
3. Transport door celmembraan
1) Diffusie
-
2) Transporteiwitten
- Geen permeabiliteit -> hulpmiddelen nodig
- Substraat van buitenzijde naar binnenzijde en omgekeerd
- 2 transportwijze:
Type I: gefaciliteerde diffusie: glucose geraakt anders niet door membraan
Type II: actief transport: natrium, calcium, …
- Soorten:
Uniport; 1 substantie
Symport: meerdere in dezelfde richting
Anitport: meerdere in tegengestelde richting: vb. calcium in de ene
richting actief en magnesium in de andere
3) Endocytose en exocytose
- Endocytose: opnemen
Fagocytose: membraan steekt eruit, cel omringen, cel ontstaat
(fagosoom), partikel wordt opgenomen
Pinocytose: invagineren: celmembraan naar binnen, partikels ontstaan
Macropinocytose:
Micropinocytose:
Mechanismen:
Vloeibare-fase pino: op een willekeurige plaats vagineren,
aselectief (gladde)
Adsorptiepino: locatie in met specifieke eiwitten en gaan daar
vagineren (ruwe), selectief
- Exocytose: afnemen
RER – Golgi – secretie-eiwitten – via membraan naar buitenkant
4) Osmose