Communicatie-onderzoek: Basisboek methoden & technieken
Kwantitatief praktijkgericht onderzoek op wetenschappelijke basis
Inhoud
Samenvatting door Britt Mauquoi 1
,1. Wat zijn mijn onderzoeksprobleem, doelstelling en onderzoeksvraag?
1 Wat zijn de kenmerken en wat is hun onderlinge relatie?
- Vanuit een praktisch probleem starten = aanleiding
- Doel: leveren van kennis, niet per se probleem oplossen
- Kan ook zijn om een oplossing voor een probleem te evalueren
Voor je in zee gaat met opdrachtgever, afstemmen:
Wat is precies het probleem?
Hoe groot is het probleem?
Wat is de aanleiding om onderzoek te doen?
Voor wie is het een probleem?
Wat zijn de gevolgen?
Dan: analyse van het praktijkprobleem
Daarna: afspreken met opdrachtgever welk deel van het probleem jij gaat onderzoeken en welke
informatie je daarvoor gaat verzamelen
Omschrijf eerst goed je onderzoeksbegrippen en ga na welke onderzoekstermen daaraan gekoppeld zijn.
Op basis van de analyse formuleer je een of meer onderzoeksvragen, die de basis vormen voor het
onderzoek.
1.1 Stappen formulering van de onderzoeksvraag?
1. Formuleer je voorlopige onderzoeksvraag
2. Is er sprake van sub- of deelvragen?
3. Is het een vraag?
4. Is het een gesloten vraag? Bij kwantitatief!
5. Is de onderzoeksvraag eenduidig en concreet geformuleerd?
6. Is het een normatieve vraag? Dan moet je hervormen want normatieve vragen zijn niet met
onderzoek te beantwoorden, de normatieve begrippen moeten vervangen zijn met concrete,
meetbare begrippen
7. Hierna formuleer je de definitieve onderzoeksvraag
Onderzoekseenheden = In de vraag aangeven op wie of wat de vraag betrekking heeft, eenheden kunnen
mensen zijn, maar ook groepen, bedrijven, organisaties of situaties.
Je doet in je onderzoek uitspraken over eenheden
Die eenheden hoeven niet noodzakelijk de respondenten zijn. (p.35!!)
Vaak zijn de eenheden slecht en te ruim gedefinieerd
Populatie = de personen, bedrijven, organisaties enz waarover je uitspraken wilt doen. De populatie is de
verzameling van al die eenheden.
- Populaties zijn meestal groot, daarom wordt er bij grotere populaties gewerkt met steekproeven
1.2 Spitsingstechniek
Wil je duidelijk maken wie je populatie en wie je eenheden zijn, en wil je rekeninghouden met evt.
subpopulaties? Dan kan je gebruikmaken van de splitsingstechniek
- Op p. 36 zie je een toepassing. Concreet ga je van een hoofdcategorie naar een kleinere.
Samenvatting door Britt Mauquoi 2
,2 Wat zijn de kenmerken en de onderlinge relatie?
Kenmerk Is een abstracte eigenschap van een eenheid, bijvoorbeeld het geslacht.
- Als het kenmerk in meetbare termen wordt geformuleerd dan
hebben we en variabele.
Waardering Als een kenmerk verschillende dimensies kent, bijvoorbeeld
‘deskundigheid’: dit kun je op een schaal zetten:
- Construct: is een waardering (dus ingewikkelder dan één kenmerk)
- Concept: bestaat in tegenstelling tot een construct niet uit
verschillende dimensies, maar uit één dimensie. Bijvoorbeeld
‘geslacht’.
Als er verschillende kenmerken zijn, spelen die verschillende rollen, namelijk …
1) Directe onafhankelijke kenmerken: hebben meestal gevolgen en zijn niet het gevolg van andere
kenmerken. Het is belangrijk na te gaan of er sprake is van een oorzakelijk verband.
- Veronderstel je een causaal verband tussen kenmerken? Dan teken je in het model een pijl van
het onafhankelijke kenmerk naar het afhankelijke kenmerk.
- Veronderstel je geen causaal verband, maar een relatie? Dan teken je een lijn.
Direct Onafhankelijk Afhankelijk
Sporten Ziekteverzui
m
Indirect Moderator,
Controle mediator,
confounding
Roken
Gezondheid
Welbevinden
Bij causale relatie tussen kenmerken?
- Experimenteel onderzoeksdesign (met interventie)
- Een voorwaarde voor een causale relatie is dat er sprake moet zijn van een
relatie tussen het onafhankelijke en het afhankelijke kenmerk
- Als je geen causale relatie kan onderzoeken, kun je wel nagaan of er sprake is
van een relatie
Meestal is het niet mogelijk om in een onderzoeksopzet alle beïnvloedende
kenmerken mee te nemen, maar als ze eenvoudig te meten zijn zoals leeftijd en
geslacht, moet je dat zeker doen
2) Directe, afhankelijke kenmerken: wanneer er sprake is van een gevolg
- Heb je een causale vraag? Dan moet je er zeker van zijn dat het onafhankelijk kenmerk
voorafgaand is aan de afhankelijke kenmerken (cfr. schema hierboven: sporten ziekteverzuim).
- De relatie kan ook wederkerig zijn. Dan wordt er een dubbele pijl getekend.
3) Indirecte controlemerken:
Welke kenmerken hebben mogelijk een invloed op de (causale) relatie?
- Moderatoren
- Mediatoren
- Confounding effecten
Samenvatting door Britt Mauquoi 3
, Let op: het is niet realistisch om alle mogelijke indirecte controlekenmerken op te nemen in je
onderzoek. Geef ze wél op als suggestie voor vervolgonderzoek.
2.1 Wanneer is een onderzoek ethisch verantwoord? (p. 44-46)
Een onderzoek is ethisch verantwoord als het voldoet aan de volgende 7 kenmerken:
Eisen over de respondent Eisen over de onderzoeker
- Vrijwillige medewerking -
- Juiste voorlichting
- Anonieme verwerking
- Geen nadelig effect -
o Checklist: P. 47: Hoe
ethisch is mijn onderzoek! -
Samenvatting door Britt Mauquoi 4