Onderzoeksmethoden
Hoofdstuk 1
Onderzoekers lossen in principe de problemen niet op, ze zoeken info op (mogen
probleem oplossen) de mensen uit praktijk moeten dit doen.
Toegepast onderzoek: praktijk probleem bv. gebrek aan voeding zonder gluten
Fundamenteel onderzoek: theoretisch probleem (= cruciaal)
Probleemstelling
Bij een praktisch probleem volgt er een onderzoek, waaruit men kan vaststellen hoe
groot het probleem is, wat de voor-en nadelen zijn. Hieruit volgt de onderzoeksvraag.
Onderzoeksvraag
Bekom je na de analyse van het praktisch probleem. Het is een gesloten vraag (ja/nee
of 1 bepaald antwoord) met betrekking tot een kwantitatief onderzoek. Het moet
concreet en éénduidig zijn, duidelijk voor iedereen en mag geen normatieve vraag
zijn (slecht/goed, hoe doen we het beter?, wat moeten we doen? management-
en beleidsvragen).
(langdurig proces, steeds hervormen van je vraag.) (kwantitatief feiten: cijfers,
statistiek)
Gesloten vragen: hieruit bestaat een gestructureerd interview voornamelijk. Vragen,
waarbij je de antwoordmogelijkheden bij de vraag vindt,
voorgecodeerde antwoorden ze staan vast.
Veel voorkennis
Geprecodeerde antwoorden = vragen die vanop voorhand vastgelegd werden.
Voordelen:
percentage per antwoordcategorie
Verwerking: weinig tijd
Betrouwbaarheid = hoger
Bv. de uitleg van mijn docent tijdens het college, is voor mij duidelijk.
° helemaal mee eens
° eens
° noch mee eens, noch mee oneens
° oneens
° helemaal mee oneens
° ik ga nooit naar het college
,Open vraag: de antwoordmogelijkheden zijn vooraf niet gegeven. Respondent krijgt
de gelegenheid te antwoorden wat spontaan in hem opkomt. Bv. Wat vind je de
positiefste punten van je opleiding?
- Onvoorziene antwoorden
- Halfopen vraag
Voordelen
Genuanceerde antwoorden
Kennis
Mooie afronding
Vermijden: bv. eerst een voorstudie/ -onderzoek doen met een kleinere groep.
En daaruit dan je antwoordmogelijkheden uit opstellen.
Doelstelling
Doel van het onderzoek, je verkrijgt inzicht in de grootte, aard en mogelijke oorzaken.
“het onderzoek heeft tot doel, het verkrijgen van kennis en inzicht bij… om …”.
Is er al info aanwezig?
Is er bestaande informatie?
1st oriëntatie
- Overleg met anderen: collega’s, opdrachtgevers
- Wat is er al voorhanden?
Wat is het nut van het gebruik van bestaande informatie?
Bronnenonderzoek/ literatuuronderzoek
Waar baseren andere onderzoekers hun theorie op?
Wat voor opzet gebruiken andere onderzoekers voor vergelijkbaar onderzoek?
Hoe definiëren en meten onderzoekers vergelijkbare kenmerken?
Hoe ga je opzoek naar info?
- Vertaal & definieer de onderzoeksbegrippen (bv vanuit het Engels)
- Waar ga je zoeken? Bv. Google scholar
- Kies een goede zoekstrategie bv. lezen in een boek
- Controleer op volledigheid, recentste met oudste vergelijken, wat komt overeen?
Onderzoekstermen: 1st onderzoeksbegrippen omschrijven nagaan welke
onderzoekstermen hieraan gekoppeld zijn. Vanuit het Engels, goed vertalen.
Eenheden
Bij wie/ wat je iets gaat meten Mensen, bedrijven, groepen, organisaties of
situaties waarover je uitspraken wil doen. Er mag geen variatie zijn. bv. 1 appel
Eigenschappen/kenmerken
Wat je gaat meten, abstracte eigenschappen. Er mag variatie zijn.
, Bv. van het kenmerk (winkelruimtes) kan je meten of ze al dan niet verhuurd zijn, wat
de huurprijs is, om hoeveel vierkante meters het gaat.
Bv. Worden vrouwelijke managers door de mensen voor wie zij verantwoordelijk zijn
positiever gewaardeerd dan mannelijke managers?
Eenheden: managers
Kenmerken: geslacht, waardering die zijn krijgen van de mensen voor wie zij
verantwoordelijk zijn.
Informanten/ respondenten
Bv. je wil weten of er een relatie is tussen de economische welvaart van een land en de
mate waarin de inwoners gelukkig zijn.
Eenheden: het land
Kenmerken: economische welvaart en de mate waarin de inwoners gelukkig zijn.
Kan geen vragen aan een land stellen, je zal het aan de inwoners moeten
vragen (= informanten)
Gemiddelde geluksscore van de steekproef van inwoners, vormt het
gelukskenmerk van het land.
Bv. je wil weten of vrouwelijke managers positiever gewaardeerd worden dan
mannelijke best niet aan hen zelf vragen, wel aan mensen voor wie zij
verantwoordelijk zijn informanten
Bv. gedragspsychologie info over kinderen (eenheden) door ouders (informanten).
Populatie
De eenheden zijn dus de bedrijven, mensen , groepen, organisaties of situaties,
waarover je uitspraken wil doen. De populatie is de verzameling van al deze
eenheden.
Splitsingstechniek
Hulpmiddel om uit te maken wie je populatie en wie je een heden zijn en om vast te
stellen of er binnen de populatie, subpopulaties zijn.
Een groep mensen binnen een populatie. Bv. populatie: de aanwezigheid van
een bepaalde ziekte die interessant is voor onderzoekers. Een subpopulatie
heeft nog meer eigenschappen (zoals ernst van de ziekte of eerdere niet
gelukte behandelingen) die ook interessant zijn.
Excel: kolommen (variabelen) en rijen (eenheden)
Wat zijn ethische problemen?
Ethiek = de studie die nagaat wat het meest wenselijke handelen is. (verantwoord)