Inleiding
1. Wat is geschiedenis?
Contextueel/ integratief -> raadpleegt een geheel van bronnen om samen met de
belanghebbenden een inschatting van de situatie te maken
Historiserend/ evoluerend kritisch -> signaleert wrijvingen tussen de evoluerende
samenlevingen en de belanghebbenden.
Geschiedenis is een sociale (mens) wetenschap waarbij visies en interpretaties minstens zo
belangrijk zijn als harde cijfers. Hierdoor krijgt geschiedenis vaak het stigma van
‘onwetenschappelijk’ te zijn. Niets is echter minder waar.
Wat kan je zien als geschiedenis:
- Gebeurtenissen uit het verleden
- Gebeurtenissen die net gebeurd zijn (5min geleden)
Geen voorspellende wetenschap
Het moet niet wereldschokkend zijn, dagdagelijkse handelingen zijn
ook onderwerpen voor onderzoek. (vb: wat deed een huisvrouw van een boer in de 19 e
eeuw)
Feit kan je checken via bron, -> kan ook vervalst zijn. Het enige objectieve zijn de feiten die
zijn wat ze zijn, maar de waarneming van die feiten door mensen en het nalaten van sporen
door die feiten voor later zijn eigenlijk allemaal subjectief.
Wnr iemand dan opzoek gaat naar bronnen -> ook subjectief want je selecteert maar een
paar bronnen. => kan grote kloof zijn tussen effectieve feiten en interpretatie van die
feiten.
Historisch anachronisme
- De tijd evolueert van het verleden naar het heden. Als men gaat onderzoeken
rond het verleden ga je de omgekeerde weg. Je gaat tegen de tijd in -> hierdoor
worden we soms geconfronteerd met historische anachronismen (iets wat tegen
de tijd in gaat) = historische consequentie die het gevolg is van een bepaalde kijk
die men op dat moment aan de feiten geeft.
- Schilderij: moord van Julius caesar -> wat klopt er niet aan dat beeld? Kledij klopt
niet (is van de middeleeuwen) -> voorstelling is in de middeleeuwen gemaakt
maar klopt niet want ze droegen toen niet dit soort kledij. (Vb: Italiaanse
renaissance schilder maakt een werk over geboorte van jezus. -> stalletje staat in
een typisch Italiaans landschap -> klopt niet -> interpretatie is fout.)
- Soms is het ook veel subtieler -> generaal op paard na overwinning (typische
machtspose) -> historische fotoshop: er zijn 2 foto’s die door de
fotograaf boven elkaar zijn ontwikkeld. Mussolini op paard -> fotoshop
het paard wordt in werkelijkheid vastgehouden. Hij wil machtig
overkomen via deze pose maar er moet iemand zijn paard vasthouden -
> niet machtig?
1
,2. Geschiedenis als allesomvattende wetenschap
2.1 Bronnen
Primair Secundair
Rechtstreeks Afgeschreven
Feiten Interpretatie
Iemand die aanwezig was tijdens de Evangelisten leefden pas na jezus
Capitool rellen
Geschreven Ongeschreven
Liederen, roman, gedicht Standbeeld, woning, graf, = archeologie
Officiële stukken: verslag belastinggegevens, Mondelinge overdracht
cijfers, rapporten, …
Overblijfsel
Materieel
Overlevering
Ongeschreven
Immaterieel Overlevering
Primair Overlevering
Geschreven
Secundair Overlevering
2.2 Domeinen
Domeinen zijn opsplitsingen in maatschappelijke takken van de geschiedenis. Indelingen zijn
traditioneel en worden vaak toegepast. Om alles zo juist mogelijk te hebben is het noodzakelijk om
de verschillende domeinen in verband te brengen met elkaar.
Politieke geschiedenis: beleid, staatskunde, politieke stromingen, oorlogen, koningen, …
Economische geschiedenis: welvaart en materiële belangen van de mens; handel, industrie,
landbouw, economische systemen, …
Sociale geschiedenis: de mens in de maatschappij als groepslid met zijn groepsverbindingen
en – verhoudingen en de verschillende problematieken die daaruit voortvloeien.
(Werkeloosheid, criminaliteit, alcoholisme, armoede, prostitutie, huisvesting, ...)
Cultuur geschiedenis: ‘beschavingstoestand’ van de mens, zijn cultuur uitingen, interesses,
vrijetijdsinvullingen en wetenschappelijke ontwikkelingen
2.3 Indeling in tijd
In het westen zijn we gewend aan onze ‘normale’ tijdrekeningen. We beginnen te tellen
vanaf de geboorte van christus. Wereldwijd zijn er verschillende hanteerbare systemen.
- Christelijke tijdrekening: 1
- Joodse tijdrekening: 3760 vgt
- Mohammedaanse/ islamitische tijdrekening: 622
Klassieke tijdsverdeling in periodes:
Van tot
Prehistorie Ca. 2,5 milj vgt Ca. 3500 vgt
Oude nabije oosten Ca. 3500 vgt 756 vgt
Klassieke oudheid 753 vgt 476
Middeleeuwen 476 1456
Nieuwe/ vroegmoderne tijd 1453 1789
Nieuwste tijd 1789 1945
Eigen tijd 1945 ….
2
, Probleem: waarop is dit gebaseerd? Geldt dit enkel voor het westen? Het is kunstmatig
afgebakend.
De keuze voor deze date is meestal gelinkt aan een wereldschokkende gebeurtenis (vb
9/11) -> zal men dit als breekpunt zien binnen een aantal 100j?
In de geschiedenis maakt men ook onderscheid tussen de processen:
- Korte termijn/ evenementieel niveau:
Periode van ongeveer 1j. Vb: 9/11, verkiezingsjaar
- Middellange termijn/ conjunctureel niveau
Periode van ongeveer 10j. vb: huidige economische crisis, terreurdreiging van IS
- Lange termijn/ structureel niveau
Meestal periodes van tientallen jaren. Vb: industriële revolutie
Begrippen over tijd:
- Synchronisch -> alle domeinen van geschiedenis tijdens een bepaalde periode in tijd
- Diachronisch -> bepaald thema (domein) van de geschiedenis doorheen bepaalde
periodes in tijd
- Continuïteit -> ontwikkelingen die standvastig blijven
- Discontinuïteit -> ontwikkelingen die voor een breuk zorgen in de geschiedenis
2.4 Ruimte
Lokaal, Regionaal, Nationaal, Continentaal, Mondiaal/globaal
2.5 Samenlevingssystemen
Voedselverzamelaars en jagers: zwerven rond, leven van planten en dieren, langzaam naar
hedendaagse normen, verbeteren hun technologische kennis, kleine rondtrekkende
gemeenschappen.
Agrarische samenleving: ontstaan landbouw -> verandert de maatschappij -> sedentair,
samenwonen in grote groepen. Ruimte voor beroepsdifferentiatie (soldaten, priesters,
ambtenaren) steden worden gesticht, daaruit groeien rijken. (Langstdurende periode)
Industriële samenleving: na de industriële revolutie -> nog minder mensen zijn bezig met
voedselproductie. Er komt plots een hele secundaire economie op gang en deze heeft meer
jobs dan in de voedselvoorziening.
Postindustriële samenleving: het westen bevindt zich hierin. Tertiaire sector heeft het
meeste tewerkstelling. Je moet niet meer per se dicht wonen bij je werk -> veel transport
mogelijkheden.
2.6 Evolutie benadering van geschiedenis
Ze gaan feiten in een evolutief verband steken.
Proberen recurrenties (opvattingen/fenomenen/mechanismen die cyclisch terugkeren) te
herkennen en verklaren.
Historici proberen in deze benadering feiten en gebeurtenissen in een context/verband
samen te brengen. -> feiten zijn onderhevig aan veranderingen -> kunnen meer relativeren,
nuanceren en diversifiëren.
Voordelen:
- Long term veranderingen herkennen en verklaren
- Modellen en patronen herkennen en verklaren -> recurrenties
- Inzichtelijkheid en overzichtelijkheid vergroten (er ontstaat een rode draad)
Het tegenwicht van deze evolutieve benadering is een benadering in diepte, waarbij 1
gebeurtenis grondig onderzocht en uitgespit wordt. Er wordt geen rekening gehouden met
veranderingen die zich voor of na de gebeurtenis afspeelden. Vb: franse revolutie -> wat
gebeurde er in de jaren ervoor? Niet kijken oorzaken en gevolgen ervoor of erna.
3
, 2.7 Integratieve benadering
Bij deze benadering houdt het in dat men de diverse domeinen op mekaar betrekt en
onderzoekers maken gebruik van verschillende disciplines om tot 1 correcte analyse te
komen.
Het onderzoek binnen de geschiedenis wordt steeds complexer. Er wordt te veel met een
linkse, rechtse, politieke, economische, … bril gekeken -> dat gaat in tegen de complexiteit
van de wereld.
De integrale benadering probeert dus te streven naar een globale benadering te brengen
door alle afzonderlijke deelgebieden terug te integreren.
3. Theorieën binnen geschiedenis
3.1 Eurocentrisme
Opvallend binnen de geschiedenis is het Eurocentrisme. De geschiedenis is onderzocht vanuit
een westerse bril. We bekijken de wereld vanuit westerse standpunten
Onze geschiedenis vermeld pas Afrika en Azië wnr er zich Europeanen bevinden
De middeleeuwen worden gezien als de ‘dark ages’ terwijl dit juist een periode van grote
bloei was voor Azië.
Oorzaken van eurocentrisme:
- Europa was het middelpunt en machtscentrum doorheen de geschiedenis -> men schreef
de geschiedenis dan ook in een volgorde waarbij de eigen tijd het hoogtepunt van de
beschaving was. Geschiedenis moest het superioriteitsgevoel van het westen
onderbouwen. Geschiedenis wordt gezien als een lineair proces wan steeds slimmere en
machtigere beschavingen met het Europa van de 19 e en begin 20ste eeuw als toppunt.
- Bij vergelijkingen wordt Europa gezien als de norm, wat daarbuiten valt moet nog
evolueren.
3.2 Toynbee’s beschavingsleer – A study of History
De geschiedenis volgens Toynbee -> een opeenvolging van beschavingen.
Ontstaan van beschavingen: Challenge response theory:
- Ontstaan beschavingen: primitieve gemeenschap komt een uitdaging tegen:
o Optie 1: ze slagen erin om er met een innovatieve oplossing mee om te gaan en
zo antwoorden te bieden op uitdagingen.
o Optie 2: ze slagen er niet in om antwoorden te bieden op de externe uitdagingen
(ze kunnen verdwijnen)
- Externe factoren kunnen van alles zijn (natuurfenomeen, ziekte, een andere
gemeenschap).
o De uitdaging mag niet te sterk zijn want anders kan die gemeenschap daar niet
op reageren. Vb: gigantische vulkaan uitbarsting -> kunnen er niet op reageren.
o Een te zwakke uitdaging is ook niet goed -> er is niet veel innovatie nodig om de
uitdaging aan te gaan -> ze evolueren niet verder.
Groei van beschaving:
- Technische ontwikkeling -> beheersing op de natuur bereiken -> door in te grijpen gaan
ze van een natuurvolk naar een beschaving
- Vergeestelijking -> ontwikkeling van de culturele aspecten (wetenschap)
Toppunt: na de groeifase komt een samenleving op een toppunt, daarna kan het enkel
bergafwaarts gaan.
4