Gehoorrevalidatie
H1: Liplezen
Inleiding
Bij het communiceren maken we allemaal gebruik van het visueel waarneembare van de boodschap. Dat
geldt zowel voor goed horende personen als voor personen met een auditieve handicap. Wanneer wij in
gesprek zijn met elkaar, zeggen oogcontact en oogbewegingen ook veel. Emoties worden onder woorden
gebracht, maar ze worden visueel veel treffender uitgedrukt. Voor gehoorgestoorden zijn het liplezen en het
spraakafzien een belangrijke compensatie en aanvulling voor het niet goed horen. Wat niet meer hoorbaar
is, kunnen we nog aanvullen via spraakafzien en liplezen.
Wat niet meer hoorbaar is voor de patiënt, kunnen we nog aanvullen via spraakafzien en liplezen.
Het is niet de bedoeling dat de patiënt alles van de mond kan aflezen. Het is de bedoeling dat de patiënt met
zijn gehoorresten, de spraak kan aanvullen door liplezen. De woorden die hij niet begrepen heeft, kan hij
gaan aflezen op de lippen. Wat niet meer hoorbaar is, moet worden afgelezen op de lippen.
Liplezen wordt getraind zonder geluid omdat er nog gehoorresten zijn. Het mag geen gehoortraining zijn.
In een echte situatie is dit nooit het geval, er zal altijd nog iets gehoord worden.
1
,De begrippen liplezen, spraakafzien en
spraakperceptie
De termen liplezen en spraakafzien zijn beide te eng. Ze kunnen misverstanden veroorzaken als je ze te
letterlijk opvat. De term audiovisuele spraakperceptie is een algemenere term die de inhoud beter dekt.
Visemen zijn groepen van klanken die dezelfde eigenschappen hebben (p, b, m → lippen zijn gesloten). Er
zijn maar 8 visemen waardoor het onmogelijk is om alle woorden af te lezen.
Liplezen
De term liplezen kan aanleiding geven tot het misverstand dat het enkel gaat om het aflezen van
mondbeelden (visemen). De term is te eng. Naast het aflezen van de lippen gaat het ook om:
- Lichaamstaal, natuurlijke expressie en non-verbale cues.
- Oogcontact en oogbewegingen kunnen in de communicatie vaak veel zeggen.
- Het verstaan van emoties. Emoties worden onder woorden gebracht, maar worden visueel vaak
treffender uitgedrukt.
Spraakafzien
Ook de term spraakafzien is te eng. De term kan de indruk wekken dat het visuele proces wordt benadrukt.
De visuele componenten van de spraak vormen de bouwstenen van het spraakafzien, maar er zijn ook
beperkingen:
- Veel spraakkenmerken zijn visueel niet waarneembaar
- Stemhebbend stemloos
- Wijze van articulatie is niet zichtbaar (bv. plosief, fricatief)
- Nasaliteit niet zichtbaar
- Verschillen in spreekgewoonten: dialecten, verschillende sprekers
- Co-articulatie en assimilaties
- Het spreektempo is te hoog om snelle visuele lipbeeldwijzigingen op te merken. Per seconde
worden gemiddeld vijftien articulatiebewegingen gemaakt, terwijl we er maar acht à negen per
seconde kunnen registreren.
- De visuele componenten vormen de bottom-up-elementen van het spraakafzien, maar de
bijdrage van top-downprocessen speelt een belangrijker rol dan bij het lees- en hoorproces.
Audiovisuele spraakperceptie
De term audiovisuele spraakperceptie dekt de inhoud beter. Het gaat om een audiovisueel proces met een
integratie van zien (spraakafzien) en horen.
DSH: meer visuele informatie toevoegen aan eigen proces van audiovisuele spraakperceptie
Emoties worden verbaal én visueel geuit.
Spraakafzien bestaat uit twee componenten: liplezen en natuurlijke expressie.
1. Liplezen: liplezen beperkt zich tot de mondbeelden (visemen). Het liplezen is een dynamisch,
successief proces en doet sterk beroep op het kortetermijngeheugen.
2. Natuurlijke expressie: oogcontact, oogbewegingen, mimiek en natuurlijke gestes.
2
,De term audiovisuele spraakperceptie houdt rekening met de integratie van horen en zien. Wat niet meer
hoorbaar is, wordt aangevuld met spraakafzien en liplezen.
Therapieprogramma
We starten met het bijbrengen en/of verbeteren van de visuele gerichtheid en de visuele aandacht om
daarna, viseem per viseem, bottom-up oefeningen aan te bieden. Tot slot werken we top-down en oefenen
we met video en op het geheugen.
Visuele gerichtheid en visuele aandacht
Een eerste stap in het behandelingsplan is het bewustmaken van de nodige visuele aandacht voor alle
omgevingsfactoren (objecten, situaties, personen, sprekers enz.). Sommige patiënten zijn zich niet bewust
van het belang van de zichtbaarheid van het mondbeeld. In het begin gaan we vaak zien dat mensen al raden
of naar hun blad kijken, terwijl de therapeut het woord of de zin nog niet volledig uitgesproken heeft. De
patiënt moet leren om het mondbeeld en het gezicht aandachtig te bekijken. Zorg voor voldoende licht, een
goede lichtinval en afstand van spreker tot liplezer (anderhalve meter of voor conversatie anderhalve tot
twee meter).
Daarnaast is het in eerste instantie belangrijk om de liplezer het doel van de therapie bij te brengen. Het is
steeds belangrijk om de patiënt duidelijk te maken dat we hen willen leren om wat niet meer hoorbaar is
aan te vullen met de vaardigheid van het liplezen/spraakafzien. Tijdens de lipleestraining gebruikt de
therapeut geen stem. De therapeut leest alle woorden/zinnen/teksten zonder stemgeluid. Het geringste
geluid van een plofklank wordt vermeden tijdens therapie. Bijna alle patiënten hebben immers
gehoorresten. Bij de hoortraining verstoppen we het mondbeeld om zeker te zijn dat we auditief trainen. Bij
lipleestraining schakelen we aanvankelijk alle auditieve informatie uit om zeker te zijn dat we het liplezen
trainen. Het uiteindelijke doel van de lipleestraining is audiovisueel. Het is de bedoeling dat de patiënt in het
dagelijks leven hetgeen hij niet goed hoorde, kan aanvullen door visuele informatie.
Bottom-up (oefeningen viseem per viseem)
Met bottom-up bedoelen we het lipleesgedeelte in enge zin. De doelstelling van deze stap is het perfect
leren zien wat er zichtbaar is. We onderscheiden acht visemen. Dit zijn spraakklanken die met (vrijwel)
hetzelfde mondbeeld geproduceerd worden. Viseemclusters zijn groepen spraakklanken met dezelfde
kenmerken. We leren het maximum aan mondbeelden opmerken en herkennen.
Bij de klinkers onderscheiden we voornamelijk twee dimensies: de mate van lipronding of -spreiding (1) en
de mate van kaakopening (2). Klinkers zijn het makkelijkst te onderscheiden. We starten steeds met de
klinkers die het verst uit elkaar liggen in de klinkerdriehoek (aa, oo, ee). Deze zijn visueel het makkelijkst te
onderscheiden. Verwarringen komen vooral voor bij klinkers die in de klinkerdriehoek dicht bij elkaar liggen.
Voor de medeklinkers is de plaats van articulatie het visueel onderscheidend criterium. De bilabiale
medeklinkers p/b/m en de labiodentale medeklinkers f/v worden als viseemcluster onderscheiden van de
overige medeklinkers. De articulatiewijze en stemhebbendheid van medeklinkers zijn niet waarneembaar.
De juiste herkenning van consonantverbindingen is heel moeilijk.
3
, Beginnen met klinkers die het verst van elkaar liggen. Die hebben meest verschil qua eigenschappen en
mondbeeld
We onderscheiden acht visemen:
4