Daantje Lange
Huisvesting van de dieren: deel 2
H2: Situering in de stal
2.1 De stal in het kader van de wetgeving
- In West-Europa meest beperkende maatregelen betreffende oprichten van veestallen uit de
wettelijke hoek.
2.1.1 De omgevingsvergunning
- De omgevingsvergunning vervangt de stedenbouwkundige vergunning en milieuvergunning.
- Het Omgevingsvergunningsdecreet voorziet 2 soorten procedures in administratieve aanleg:
• De vereenvoudigde vergunningsprocedure zonder openbaar onderzoek
• De gewone vergunningsprocedure met openbaar onderzoek
- De procedures die bij het verlenen van een omgevingsvergunning gevolgd moeten worden,
zijn terug te vinden in het Omgevingsvergunningsdecreet en de uitvoeringsbesluiten. De
inhoudelijke bepalingen zoals de doelstellingen, de regels over wat vergunningsplichtig of
meldingsplichtig is en de beoordelingsgronden voor de melding of de vergunning zijn vervat in
de sectorregelgeving.
- Sommige voorwaarden zijn vormelijk van aard, maar toch zeer belangrijk.
- De plaatsvereiste om een stal te mogen bouwen, houdt verband met welbepaalde, door de
overheid vastgestelde gebieden.
- Bij het verlenen of weigeren van de vergunning speelt de regelgeving van de Vlaamse Codex
Ruimtelijke Ordening (VCRO) een belangrijke rol.
- De gewestplannen vormen ook de basis voor tal van verbod- en afstandsregels in het Vlaams
Regelement op de Milieuvergunning → VLAREM.
Er zijn een aantal parameters met beperkingen:
• Aantal dieren, en bij varkens, of het om een al dan niet gesloten bedrijf gaat
• Gebied van gewestplan waar de stal ligt en afstand tot andere gebieden
• Technische kenmerken van de stal
- Er wordt een aantal waarderingspunten aan de stal toegekend waardoor mogelijkheid tot
verkrijgen van een vergunning hiervan afhankelijk kan zijn.
- In een beperkt aantal gevallen vereist de vergunningverlenende overheid dat er een
uitgebreide evaluatiestudie gemaakt wordt van de te realiseren of bestaande stal. Het zijn
namelijk die gevallen waar een milieu-effect-rapport (MER) moet worden opgesteld.
2.1.2 De wetgeving aangaande de grondwaterwinning
- Voor eigen waterwinning is een pompvergunning vereist, dit is een vergunning om grondwater
te mogen oppompen. Bij het zelf maken van een pompput is er een meldingsplicht.
2.1.3 A.R.E.I.
- Het Algemeen Regelement op de Elekrische Installaties (AREI) is ook van toepassing voor
stallen en vereist een officiële controle vóór het in gebruik nemen van een gebouw.
2.1.4 De Europese richtlijnen
- Basisrichtlijn is 98/58/EG. Deze is gebaseerd op de Europese conventie voor de bescherming
van landbouwhuisdieren. Er werden regels opgesteld op het vlak van:
• Aantal personeelsleden verantwoordelijk voor de verzorging van de dieren
Pagina 1 van 61
, Daantje Lange
• Inspectie van de dieren
• Aanwezigheid van registers
• Behuizing en de uitrusting
• Voeder, water en andere stoffen die toegediend worden aan de dieren
- Voor de onderscheiden diersoorten zijn er specifieke richtlijnen:
• Varkens: 97/630/EEG gewijzigd door 2001/88/EC en 2001/93/EC
• Leghennen: 88/166/EEG vervangen door 1999/74/EG
• Kalveren: 91/629/EEG gewijzigd door 97/2/EG en 97/182/EG, 2008/119/EG
- Bij het bouwen van een nieuwe stal moet men gebruik maken van de best beschikbare
technieken (BBT). Dit is niet enkel belangrijk voor VLAREM, maar ook voor Europese IPPC-
richtlijn en Richtlijn Industriële Emissies. Voornamelijk pluimvee, rundvee en varkens.
- De IPPC-richtlijn (Integrated Pollution Prevention and Control richtlijn) verplicht de lidstaten
van de EU om grote milieuvervuilende bedrijven te reguleren middels een integrale vergunning
gebaseerd op de BBT. De IPPC-Richtlijn werd opgevolgd door de Richtlijn Industriële Emissies
(RIE). Deze bevat nog andere richtlijnen.
2.2 De stal als productiemiddel
2.2.1 Aanvoer- en afvoeraspecten
- Rekening houden met afvoer van bedrijf naar klanten en aanvoer naar bedrijf van
toeleverancier.
- Elektriciteit overal te verkrijgen, maar niet altijd gewenste vermogen. Gas ontbreekt op vele
plaatsen en voor water kunnen ook problemen bestaan.
- Hoge bevolkingsdichtheid en goede infrastructuur geven tal van wettelijke bepalingen voor de
plaatskeuze voor veestallen.
- Er is een decreet ter bescherming van het oppervlaktewater tegen verontreiniging door
meststoffen, dit is het mestdecreet. Er is sprake ven grondgebonden afzet, gedefinieerd als de
op het bedrijf geproduceerde mest die op eigen (of gepachte) gronden wordt afgezet.
- Ongewenste ‘’aanvoeren’’ ook overwegen. Denk aan overstromingen van bijv. bouwgrond.
- Aanwezige dierconcentratie in een bepaalde streek kan ook van zeer groot belang zijn.
2.2.2 Polyvalentie en flexibiliteit
- Stallen bouw je voor minstens 20 jaar.
- Polyvalentie = voor verschillende zaken gebruiken of ombouwen.
- Gebouwen met een vrije overspanning verdienen de voorkeur. Meest voorkomende beperking
bij aanpassingen is gebrek aan hoogte.
- Ander probleem zijn de mestkelder of mestkanalen.
- Tenslotte moet er geen ander kadastraal perceel worden ingenomen wanneer er aan een
bestaand gebouw wordt aangebouwd. Dit heeft te maken met het onderscheid tussen de
VLAREMM termen ‘’uitbreiding’’ en ‘’toevoeging’’ en de wetsartikelen eraan verbonden.
2.3 Ruimtelijke situering van de stal op het veeteeltbedrijf
- Beste oriëntatie is deze waarbij de lengteas loodrecht op de overheersende windrichting staat.
Dit is niet altijd mogelijk dus moeten klimaattechnische ingrepen gebeuren om optimaal
stalklimaat waarborgen.
- Voldoende ruimte laten tussen stallen. In praktijk minstens 10 meter aangeraden.
- Plaats van stallen t.o.v. de woning: stallen met meeste aandacht het dichtst bij de woning.
Pagina 2 van 61
, Daantje Lange
- Speciale voorzieningen: ‘’vuile weg’’ en ‘’propere weg’’ dus onderscheid tussen aan- en afvoer
over andere wegen dan intern transport op bedrijf. Liefst vuile weg voorzien van
ontsmettingsbad.
- Inplanting van bedrijf in omgeving: beplanting geeft aan dat veehouder zorg draagt voor
landschap. Het is een maatschappelijke plicht.
2.4 Bijzondere inrichtingen op het veeteeltbedrijf
2.4.1 Krengenplaats
- Definities:
Ophaalplaats van krengen en organen is de inrichting op het bedrijf waar dode lichamen of
lichaamsdelen en organen (o.a. nageboorte) worden opgeslagen, voor ophaling door
destructiebedrijf.
- Criteria:
Moet voldoen aan sanitaire, toegankelijkheids-, omgevings- en inrichtingsvereisten. Risico op
besmetting moet zoveel mogelijk beperkt worden (omgeving en bedrijf). Risico’s voor
besmetting vanuit vrachtwagen moeten geminimaliseerd worden. Ophaalplek moet vanaf
openbare weg goed bereikbaar zijn, mag geen visuele, geur- en/of psychologische hinder
vormen voor omwonenden en voorbijgangers.
- De wijze van bewaren:
Onderscheid tussen organen en kleine dieren en middelgrote dieren. Grote dieren worden
buiten beschouwing gelaten. Kadavertonnen moeten op verharde en reinigbare vloer staan.
Middelgrote dieren in tonnen of op vloer van ophaalplaats, met passende overkapping.
Steeds meer gekoeld krengenhuisje, voor hygiënische redenen.
- Opslagcapaciteit:
Minimaal zo groot om wettelijk voorziene maximumtermijn (2 dagen) voor het ophalen van
de krengen overbrugd kan worden onder normale bedrijfsomstandigheden. (0,5% bedrijf)
- De inplanting:
Vrachtwagen van destructiebedrijf moet zo weinig mogelijk afstand op erf afleggen, maar mag
ook niet op openbare weg blijven staan. Weg verhard en voldoende groot. Ophaalplek
herkenbaar. Slechts 1 opslagplaats. Aanbevolen beplanting om opslagplaats.
- De vloer:
Vereisten: duurzame, ondoordringbare en gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten
materialen, van voldoende dikte, met gladde afwerking (betonvloer in gewapend beton bijv.).
Bij reinigen en desinfecteren kan geen bezoedeling van oppervlaktewater optreden. Dezelfde
eisen voor laadplaats van vrachtwagen. Een opvangput kan verplicht gesteld worden. Vloer
ophaalplaats moet aanbevolen aan volgende specificaties voldoen:
• Langs minstens 3 zijden opstaande rand van 5-10cm en helling minstens 2%
• Kant zonder opstaande rand moet maatregelen hebben tegen regenwater inlopen
• Laagste punt vloer heeft afsluitbare afvoer naar afvoerput (of mestkelder of gierput)
- De afdekking:
Niet noodzakelijk bij kadavertonnen die al een afdekking hebben. Wel zo dat er geen toegang
is tot inhoud door dieren etc. Destructief bedrijf moet makkelijk en snel open kunnen maken.
Voor op de vloer zelfde eisen. Ophaalplaats met meerdere muren afgeraden. Maximale hoogte
van overkapping is 1,50m
- Brievenbus:
Bij ophaalplaats brievenbus voor destructiebedrijf om documenten voor ophalen te
deponeren.
Pagina 3 van 61
, Daantje Lange
- Het gebruik van de ophaalplaats:
De vloer van de ophaalplaats, de overkapping en de laadplaats van de destructiewagen
moeten na elk afhalen gereinigd en ontsmet worden. Hiervoor apart reinigingsmateriaal.
2.4.2 Ontsmettingsbad
- Een ontsmettingsbad bij de inrit van het bedrijf heeft de bedoeling de banden van de
voertuigen die het erg oprijden te desinfecteren. De lengte en breedte moeten voldoende
groot zijn.
Pagina 4 van 61
, Daantje Lange
H3: De delen van de stal en hun onderlinge schikking
3.1 Begrippen
- Varkens:
Zeugenbox: een door wanden (vaak buizen) begrensde en door een deurtje afsluitbare plaats
voor één zeug.
- Pluimvee:
Een legnest is bij moederdieren en in alternatieve leghennensector. Dit is een afgeschermde
plaats met ruimte voor één dier om eieren te leggen.
In alle stallen zijn er gangen. De mestgang is degene waarin door de dieren mest gemaakt
wordt en waaruit de mest eventueel wordt weggevoerd. Andere gangen zijn dienstgangen,
waarbij men kan specificeren dat een bepaalde functie overheerst.
- Rundveehouderij:
Melkhuisje (lokaal voor bewaren melk) in tegenstelling tot melkstal (waar koeien gemolken
worden).
Ligbox: individuele ligplaats in een melkveestal (jongveestal) maar vooral in loopstal.
Loopstal: stal waarin de dieren vrij kunnen bewegen. Vroeger bindstal: dieren op plaats
gebonden. Die plaats noemde je een bindstand.
Potstal: loopstal waarin dieren lopen en liggen op strolaag (1 of 2 maal per jaar verwijderd).
Komt bij varkens ook voor maar minder.
Ligplaats: oppervlak geschikt om 1 of meerdere dieren te laten liggen. Een dierplaats is de
ruimte om een dier te huisvesten. Oppervlakte dierplaats > ligplaats (want ook mest- en
voederplaats nodig voor het dier, evt gemeenschappelijk).
3.2 De lay-out van de stal
- Een goede lay-out zal een optimale arbeidsorganisatie toelaten. Dit is niet mogelijk zonder de
biologische cycli van de dieren te respecteren. Productiecyclus moet optimaal verlopen.
3.2.1 Voorbeeld van een gesloten varkensbedrijf
Pagina 5 van 61
, Daantje Lange
Veelvoorkomende schikking:
In meeste varkensbedrijven
geen specifieke voormest
afdeling (25-40kg) meer.
Dieren blijven in dezelfde
hokken van 10-12wk (25kg)
tot einde mestperiode (6-7
maanden, ongeveer 110kg).
Uit vleesvarkens kunnen zeugen
geselecteerd worden voor reproductie.
Daarom in zeugenstal ruimte voor jonge
zeugen:
Ook beer zit heir. De (zoek) beer wordt
bij voorkeur gehuisvest in de naijheid
van (jonge) zeugen omdat dit gunstig is
voor het berig worden van de zeugen. Vaak laten ze de beer lopen voor of achter de zeugen
om zo berigheidscontrole te doen.
Aangezien er in de guste zeugenstal nooit volledig rust heerst, kan men ervoor kiezen de guste
en de drachtige zeugen fysisch te scheiden door een wand en 2 compartimenten te vormen.
Een hoog-drachtige zeug wordt ongeveer 1 week voor het werpen naar de kraamstal gebracht
en meestal gewassen. Dit kan met een ‘’zeugendoucht’’ bij voorkeur bij de ingang van de
kraamstal.
Men moet ook ruimte voorzien voor sanitaire ruimte, machinekamer, opslag, bureel en
eventueel KI-labo.
3.2.2 Voorbeeld van een melkveebedrijf
- Enerzijds een jongveestal en anderzijds een
melkveestal. Wegens
gezondheidsoverwegingen
(infectieoverdracht, thermo-regulerend
vermogen) is het beter om een aparte
jongveestal te hebben.
- In de jongveestal: afdelingen voor
pasgeboren kalveren (individueel tot max.
8 weken, stro verplicht tot 2 weken), van
kalveren van ongeveer 2 evt 3 maanden,
oudere kalveren, jongvee in verschillende
gewichtsklassen tot ongeveer 2 jaar.
Jongste dieren liefst ZW zodat ze optimaal kunnen profiteren van verse lucht.
Definitie kalfsvlees: <8 maanden, karkasgewicht <185kg.
- In de melkveestal zijn de verschillende stalonderdelen niet aan de leeftijd maar wel aan de
functie van de dieren gebonden. In ligboxenstal: melkgedeelte, vreetgedeelte, loop- en
mestgedeelte en rustgedeelte met ligboxen.
Pagina 6 van 61