Management skills
Hoofdstuk 1: Introductie van management en organisatie:
1.1. Het model van Management en organisatie:
1.2. Organisatiekunde:
• = de wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van gedrag van en in
organisaties en houdt de wijze waarop organisaties bestuurd kunnen worden.
1.2.1. Management, organiseren en manager:
o Management (als proces) = het optimaal doe samenwerken van mensen en middelen
om een bepaald doel te bereiken.
o Organiseren = het optimaal laten samenwerken van mensen en middelen om een
bepaald doel te bereiken.
o Manager = een persoon die sturing geeft aan processen, mensen en middelen om
een bepaald doel te bereiken.
1.2.2. Organisaties, bedrijven en ondernemingen:
Organisatie: vb.
vakbond,
Greenpeace
Bedrijf: vb.
Hogeschool,
ziekenhuis
Onderneming:
vb. Apple,
Mediamarkt
o Profitorganisaties = gericht op winst. De winstdoelstelling is een voorwaarde voor de
continuïteit.
Vb. Facebook, Google, Starbucks
1
, o Non-profitorganisaties = gericht op maatschappelijke doelen. Bijvoorbeeld op het
gebied van kunst, educatie politiek, onderzoek of ontwikkelingshulp.
Vb. Ministerie, ziekenhuis, bibliotheek
Hoofdstuk 2: Strategie:
2.1. Wat is een strategie?
• = de langetermijndoelen van een organisatie en de inzet van middelen en activiteiten om
die doelen te realiseren.
2.1.1. Strategie volgens Porter:
o Porter heeft het over een combinatie van ondernemingsdoelen en over het beleid, de
activiteiten en de middelen die nodig zijn om die te bereiken.
o ‘Concurrentiestrategie is een combinatie van einddoelen, waar een bedrijf naar streeft
en de middelen (beleid) waarmee men tracht deze te realiseren.
▪ Beleid = het aangeven van de richting waarin, de wijze waarop en de middelen
waarmee de organisatie haar doelen wil bereiken.
▪ Effectiviteit (doeltreffendheid) = de mate waarin de beoogde doelen
daadwerkelijk worden behaald
▪ Efficiëntie (doelmatigheid) = de mate waarin activiteiten tegen de laagst
mogelijke offers worden uitgevoerd
2.1.2. Strategie volgens Hamel en Prahalad:
o Door middel van de kernbekwaamheden kunnen organisaties een goed positie op de
markt innemen en concurrentievoordeel behalen.
o 3 kenmerken waaraan kernbekwaamheden moeten voldoen:
Vb. Ikea wil ervoor zorgen dat al hun klanten hun eigen meubelen kunnen vervoeren
▪ Het is moeilijk te imiteren door andere ondernemingen
▪ Het moet de koper voordeel verschaffen en waardevol zijn
▪ Men kan de kernbekwaamheden in veel verschillende markten toepassen.
2.1.3. Strategie volgens Mintzberg:
o Mintzberg geeft 5 P’s voor strategie:
▪ Plan: geeft richting en benoemt acties. Vooruitkijken: de beoogde strategie
▪ Patroon: kijkt terug en beschrijft uitgevoerde acties. Terugkijken: de
gerealiseerde strategie.
▪ Positie: positioneert de organisatie in haar directe omgeving.
▪ Perspectief: Intern vertalen in visie en organisatiedoelen
▪ Plot: het spel van zet en tegenzet van concurrenten in de markt
2
,2.2. Het proces van strategisch management:
• = het proces van systematische analyse van de externe en interne factoren van een
organisatie om te komen tot strategische beleidsopties voor het verwerven van
duurzaam concurrentievoordeel.
• Het gaat dus om:
o Systematische analyse van externe en interne factoren
o Strategische beleidsopties
o Duurzaam concurrentievoordeel
2.2.1. Strategisch management in fasen:
o Fase 1: Huidige situatie.
▪ Goede analyse van het vertrekpunt van strategisch management
o Fase 2: Externe analyse.
▪ Omgevingsverkenning en marktanalyse
o Fase 3: Intern analyse.
▪ Analyse van het productportfolio en het vaststellen van de kernvaardigheden.
o Fase 4: SWOT-analyse.
▪ Analyse van strenghts, weaknesses, opportunities en threats, ofwel sterkten,
zwakten, kansen en bedreigingen.
o Fase 5: Strategievorming
▪ Strategische beleidsopties voor een definitieve strategie
o Fase 6: Strategie uitvoeren en evalueren
▪ Strategie uitwerken in plannen, die erop gericht zijn om het einddoel stap voor
stap te realiseren
2.2.2. Missie, visie, ambitie en kernwaarden:
o Missie = de verklaring van de bestaansredenen en de identiteit van de organisatie
3
, o Visie = een ambitieus beeld van de gewenste toekomst van de organisatie.
o Ambitie = datgene wat de organisatie uiteindelijk wil realiseren.
o Kernwaarden = zijn de leidende principes, overtuigingen en drijfveren van de
organisatie en haar leden.
2.2.3. Doelstellingen:
o = de beschrijving van de beoogde resultaten of toestand
▪ SMART doelstellingen:
➢ Specifiek: gewenste situatie moet concreet omschreven worden
➢ Meetbaar: er kan achteraf vastgesteld worden in hoeverre het doel is
bereikt
➢ Acceptabel : de betrokkenen zijn bereid zich in te spannen voor het
realiseren van het doel
➢ Realistisch: men moet het doel kunnen bereiken, het moet haalbaar zijn
➢ Tijdsgebonden: de betrokkenen weten op welk tijdstip het doel bereikt moet
zijn.
2.3. De organisatie in de omgeving:
2.4. Externe analyse:
2.4.1. De algemene omgeving:
o Algemene (macro-)omgeving omvat het geheel van omgevingsfactoren waarop een
organisatie geen of beperkt invloed kan uitoefenen.
o = DESTEP-factoren genoemd
▪ Demografische ontwikkelingen:
➢ Omvang van de bevolking
➢ Leeftijdsstructuur van de bevolking
➢ Samenstelling van de bevolking
▪ Economische ontwikkelingen:
➢ Nationaal inkomen
➢ Besteedbaar inkomen
➢ Koopkracht
➢ Consumentenvertrouwen
➢ Internationale economische ontwikkelingen
▪ Sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen:
➢ Cultuur, waarden en normen
➢ Opleiding
➢ Religieuze en etnische factoren
➢ Leefstijl en consumentengedrag
▪ Technologische ontwikkelingen:
4