Hoofdstuk 1: Kennis, wetenschap en wijsbegeerte
Uitleg Titel handboek: Herakleitos beweert dat je niet tweemaal dezelfde
rivier kan instappen (omdat het water verandert), maar toch tweemaal
dezelfde rivier kan instappen (omdat de bedding dezelfde blijft). Metafoor
voor de wijsbegeerte: doorheen de tijd groot aantal denkbeelden en
systemen voorbij gestroomd, groot aantal verschillend soorten
antwoorden, maar de vragen zijn in wezen altijd hetzelfde gebleven.
1. Wijsbegeerte als wetenschappelijke discipline
Definitie filosofie/wijsbegeerte: de studie van die problemen waar nog
geen wetenschappelijke oplossingsmethode voor is.
In de wetenschap heerst bijna over alles een consensus (een objectief
verhaal), in tegenstelling tot de filosofie: allemaal verschillende meningen,
geen algemene inzichten en uitspraken waarover iedereen het eens is.
Zelfs nog geen consensus over wat filosofie nu precies is of hoe we die
zouden moeten beoefenen.
Ieder filosofisch werk is dus subjectief. Een filosofisch werk en dus een
kritische opvatting is een opvatting die tot stand komt nadat men bewust
geworden is van het problematisch karakter van naïeve denkbeelden.
Belangrijk dat men dan afstand neemt van een dogmatische houding,
waarbij opvattingen als waarheid worden gezien zonder ernstige
argumentatie, alle argumentatie is dus overbodig, gevolg: verwarring.
Maar men mag ook niet vervallen in relativisme, twee verschillende
meningen maar allebei evenveel gelijk. Beide houdingen leiden meestal
tot pseudowetenschap, bijgeloof of sektarisme. Met een rationele,
wijsgerige benadering kan je dan wel nooit geen volledige waarheid
onderscheiden, maar wel al wat pseudo- waarheden elimineren.
Doel: lezer confronteren met wijsgerige problemen uit heden en verleden
en met de oplossingen die filosofen hebben bedacht => persoonlijke,
kritische opvatting.
2. Kennis, wetenschap en de indeling van de wetenschappen
Wijsbegeerte is gericht op kennisverwerving, soort wetenschap dus.
Wat bedoelen we met kennis? elke voorstelling, idee of elke overtuiging
die met een zekere ‘werkelijkheid’ overeenkomt. Als dat beeld
overeenkomt met de werkelijkheid, kunnen we goede voorspellingen
maken over wat zal gebeuren, planningen maken (Bv; je hond goed
kennen: weten hoe je er mee omgaat, je huis goed kennen, ook in donker
weg vinden enz..).
Wat bedoelen we met wetenschap? Een menselijke activiteit die erop
gericht is tot gesystematiseerde en betrouwbare kennis te komen. OF is
het resultaat van een specifiek activiteit: “Een” wetenschap is dan een
,geheel van uitspraken, wetten, theorieën die over een zelfde
probleemgebied gaan en aan volgende eisen voldoen:
- Men kan ze meedelen aan anderen mensen (communiceren:
openheid en duidelijkheid)
- Ze vertonen een systematisch (geordend) karakter
- Controleerbaarheid: zo veel mogelijk controlemechanisme
Als niet aan alle drie eisen voldoet (kennis die niet vatbaar is voor
communicatie en controle of die niet gesystematiseerd is), dan geen
wetenschap. Niet elke kennis is dus wetenschap. (bv landbouwer; kennis
van klimaat, maar communiceert deze niet, spreekt ze niet uit en
systematiseert ze ook niet). Maar elke betrouwbare kennis kan in elk geval
wel een wetenschappelijk karakter krijgen.
Wetenschappelijke discipline kan geïdentificeerd worden door een
overzicht te geven van de te op te lossen problemen = voorwerp/object.
En heeft vaak een eigen methode, die je op basis daarvanwetenschappen
in twee grote groepen kan onderverdelen:
- Formele of deductieve wetenschappen: bv logica en wiskunde.
Men vertrekt niet van ervaring, maar van een aantal basisformules
(axioma’s) en door logische afleiding (deductie) komt men dan tot
stellingen. Ze leren ons dus niet op directe wijze iets over de
werkelijkheid, maar bieden ons wel vormen, systemen aan, om de
werkelijkheid uit te drukken (=formeel).
- Ervaringswetenschappen of empirische wetenschappen of
inductieve wetenschappen onderzoekt men hoe de werkelijkheid (in
zijn totaliteit) in elkaar zit, waarbij men betrouwbare kennis slechts
kan bereiken door een beroep te doen op ervaring ->
ervaringsgegevens/empirische data die we zintuiglijk verkrijgen. Drie
deelgroepen:
o De natuurwetenschappen: natuurkunde, biologie, geologie,
scheikunde: bestuderen levende wezens en dode materie
o De gedragswetenschappen of sociale wetenschappen (ook:
menswetenschappen) onderzoekt het gedrag van de mens als
individu of als groep (bv: psychologie, sociologie en economie)
o De cultuurwetenschappen, met als voorwerp de producten
van menselijke creativiteit, zoals: filologie, kunst- en literatuur,
taalkunde, rechtswetenschap, archeologie en geschiedenis
3. Natuur-, gedrags- en cultuurwetenschappen
Grenzen tussen deze drie wetenschappen vaak moeilijk te trekken.
Want bv wetenschap over gedrag van dieren hoort bij 1 (ethologie) en 2
(dierenpsychologie). Ook bv techniek (1 en 3), geschiedenis als sociologie
, (2 en 3), menselijke fysiologie heeft ook raakvlak met de psychologie (1 en
2)
Natuurwetenschappen worden ook wel eens ‘exacte wetenschappen’
genoemd, wat ook betwistbaar is, want niet alle wetenschap is even exact.
Sommige takken van de psychologie zijn zelfs exacter dan sommige
onderdelen van de biologie.
Wel een zinvol onderscheid is: ‘zuivere’ wetenschappen: alleen op
kennis gericht versus ‘toegepaste’ wetenschappen: wetenschappelijke
gegevens en methodes gebruiken om praktische problemen op te lossen
en menselijke noden te bevredigen. Bv: fysica en scheikunde gebruiken
(zijn de zuivere wetenschappen) voor ingenieurswetenschappen
(toegepaste wetenschap). ‘Positieve Wetenschappen’: was term in de
19de eeuw voor wetenschappen gebaseerd op gegevens, feiten (dus de
ervaringswetenschappen), in tegenstelling tot het meer speculatieve
denken (de ‘bespiegelingen’). Maar niet echt nuttig onderscheid, want bv
geschiedenis, recht, literatuur enz. steunt ook op feiten. Alleen de echt
speculatieve delen van de wijsbegeerte en theologie kan men nu strikt
genomen nog ‘niet- positief’ noemen.
4. Waarom zoeken wij kennis, inzicht?
Wij en vele andere diersoorten hebben een zenuwstelsel ontwikkeld om
informatie op te nemen en te verwerken omdat we ons gedrag dan
kunnen aanpassen op basis van deze informatie en zodoende efficiënter
voedsel verkrijgen, gevaren ontlopen en seksuele partner vinden. Allerlei
overlevingsmechanismen die zich in de loop van de tijd ontwikkelen om
zichzelf in stand te houden in hun omgeving en om zich voort te planten.
Als men ook in staat is om te leren (Eerder opgedane ervaringen helpen
het gedrag te oriënteren), worden deze voordelen nog groter (eerdere
ervaringen bepalen huidig gedrag - gedragsaanpassingen). Bij sommige
soorten leren is er zelfs sprake van voorstelling van de omgeving maken:
mentaal problemen kunnen oplossen zonder een handeling uit te voeren.
De mens kan zelfs dergelijke voorstellingen met elkaar associëren, die hij
dan nog eens beter kan onthouden door het gebruik van taal. Dit gaat
allemaal op niet- genetische manier over van generatie tot generatie en
wordt zo cultuur.
Er zijn ook nadelen hieraan: sommige voorstellingen die gemaakt werden
in gevaarsituaties, worden met gevaar geassocieerd en zo ontstaat angst.
Er zijn dan dus ook symbolen van gevaar, die angst oproepen, hoewel er
geen gevaar is. Wat onbekend of vreemd is voor de mens, wordt dan ook
als angstwekkend ervaren, want de mens heeft behoefte om de wereld
orde en structuur te geven en te interpreteren als een samenhangend
geheel. Als men geen orde en structuur kan geven aan de verwerkte