Handboek
De wending naar het subject
De moderne ti jd (16 e -19 e eeuw)
Inleiding
1.1.Een nieuwe tijd breekt aan
16e eeuw: westerse cultuur à nieuw klimaat
- ‘Ontdekking van het subject’
o Aandacht op de mens
o Mens als bewust denkend en handelend ‘ik’
o Mens als centrum van de wereld
- Moderne tijd door filosofen en wetenschappers zelf aangekondigd
- Radicaal andere verklaring voor wereld en dingen
Eerste fase: renaissance of humanisme
- Aansluiting bij oudheid
- Godsdienst: vernieuwingsbewegingen
o Reformatie (Luther, Calvijn)
o Kritiek op kerkelijke structuren, praktijken en instellingen
o Aandacht voor authentieke geloofsbeleving: relatie tussen God en gelovige centraal
- Filosofie (17e eeuw)
o Door opkomst wetenschappen (nieuwe ontdekkingen)
o Grote systemen uitbouwen
o Aandacht naar mens en wat deze op theoretisch en praktisch vlak kan
o Besef dat mens zich in ruimer geheel bevindt blijft
Tweede fase: verlichting (vanaf 18e eeuw)
- Klemtoon op mens als subject neemt toe
- Verschillen (bv. Frankrijk: politiek en maatschappelijk, Duitsland: cultureel en filosofisch)
- Gelijkenissen
o Kritische karakter
o Wat niet redelijk is in vraag stellen
o Vrijheid van denken ( autonomie op moreel, politiek en economisch vlak)
o Periode van geluk, ontplooiing van menselijke vrijheid, eigen talenten en vermogens
o Gedachte dat wereld zelf redelijk is
o Gedachte dat wereld onderweg
- Bekendst en invloedrijkst in Frankrijk
o Franse revolutie (1789): vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid
- Midden 18e – eind 19e eeuw: romantiek
,1.2.Een nieuw type van weten
Differentiatie van het weten
- Premoderne weten is één
o Hiërarchie binnen weten à hoogste vorm van weten bevat waarheid van alle vormen van
weten
o Grote overkoepelende synthese
- Vanaf 16e eeuw: nieuw soort weten
o Zelfstandige vorm van weten naast de filosofie
o Eind 18e eeuw: differentiatie (uitsplitsing filosofie en wetenschap)
o Wetenschap negatief tegenover niet streng wetenschappelijke vormen van kennis
à filosofie verplicht haar positie ten opzichte van weten opnieuw te bepalen
Bijzondere rol van het subject
- Mens als oorsprong en fundament van het weten
o Alle verhoudingen tot de werkelijkheid (economisch, religieus, politiek, juridisch) zijn
ontstaan uit en gefundeerd in de menselijke subjectiviteit
o Moderne subject brengt zelf kennis voort à actief kenproces
o Subject en object zijn elkaars tegengestelden
Subject = actief, geeft vorm en structuur aan objecten
Object = passief, zijn maakbaar en manipuleerbaar door subjecten
- Kant:
o Ongeordende hoeveelheid zintuigelijk materiaal haalt subject objecten van kennis
o Vorming van kenbare (fenomenale) wereld
- Plato:
o Ideeënwereld: men laat zich informeren door wat in de ideeënwereld gegeven is
- Subject-zijn is een opgave
o Men moet durven zelf te denken: kritisch afstand nemen van wat gezegd wordt en zichzelf
tot oorsprong en fundament maken van het eigen weten
- Vooruitgang wetenschap en techniek brengen vrijheid tot stand (belangrijk kenmerk verlichting)
, Rationalisme (Descartes)
Op zoek naar een nieuw en zeker uitgangspunt
Traditionele filosofie (vooral scholastiek gebaseerd op Aristoteles)
- Niet in staat weten van nieuwe wetenschap te verklaren
- Kluwen van beweringen zonder definitieve waarheid
Descartes
- Zekerheid en helderheid van wiskunde inspiratie voor filosofie
o Wiskunde en fysica bevatten waarheid en evidentie door mathematisch karakter
o Inzichten waaruit men andere stellingen bouwt à volledig doorzichtig
o Zekerheid volgt op zekerheid op voorwaarde dat men absoluut zeker is van het vertrekpunt
- Mathesis universalis
o Mathematische methode toepassen op alle kennis van werkelijkheid
- Op zoek naar absoluut onbetwijfelbaar uitgangspunt via methodische twijfel
o Doelbewuste techniek à methodisch
o Niet reëel (sceptisch, existentieel), maar theoretisch (epistemologisch)
o Indien er enige twijfel is moet deze aan de kant geschoven worden (tabula rasa)
Vroegere inzichten van filosofen geen bron van zekerheid: tegenstrijdige meningen
Zintuigen geen bron van zekerheid: illusies (zintuigen kunnen bedrieglijk zijn) en
dromen (men weet niet of men permanent in een droomwereld leeft)
Mathematische kennis geen bron van zekerheid: wiskundige zekerheid is
afhankelijk van onze geest en voorstellingen in de geest kunnen mogelijks niet
overeenkomen met de werkelijkheid à malin génie (kwade geest in wiens macht
het ligt ons denken volledig te misleiden
De zekerheid van het cogito
Eerste zekerheid: het feit dat ik twijfel
- ‘denken’ (penser)
o ‘mentale’ activiteiten (nadenken, voelen, waarnemen, enz)
o Denken over denken, voelen, waarnemen…
o à onlosmakelijk met elkaar verbonden
- Aard van het ‘ik’
o Het ik ontdekt de zekerheid los van elke andere realiteit
o Het ik bestaat in zijn denkactiviteit geheel en al op zichzelf: denkend ding, denkende
substantie
- Zekerheid van bestaan van denkactiviteit
o Inhoud denkactiviteit doet er niet toe
o Denken is zich bewust van eigen activiteit
o Je pense, donc je suis
o Activiteit en bestaan van denken vallen samen
- Onmiddellijke evidentie
o Uit zichzelf duidelijk
o Vertrekpunt filosofie moet overtuigingskracht uit zichzelf halen