Positief leefklimaat creëren
1 Iedereen welkom (pg 9 tot 40)
1.1 Positieve psychologie (pg 9)
3 belangrijke onderwerpen binnen positieve psychologie
Positieve ervaringen die mensen hebben (geluk, hoop, liefde)
Positieve eigenschappen (doorzettingsvermogen, wijsheid)
Positieve instituties (instellingen die een positief verschil maken)
Positieve emoties zorgen voor meer creativiteit, sterkere zelfontplooiing en gezonder leven. Energie
komt uit benoemen wat goed gaat. Focus op de mogelijkheden.
Selffullfilling prophecy: Positieve illusie bij koppels -> elkaars talenten hoger inschatten. Wat je vooraf
denkt over een bepaalde situatie, beïnvloedt het resultaat van die situatie. (Pygmalion effect).
Rosenthal experiment: Leraren schatten leerlingen hoger in. Door hun verwachting, geven ze meer
input en kansen -> bewust zijn van je eigen verwachtingen.
1.2 Een context van warme duidelijkheid (pg 10)
Elementen die de ontwikkeling vh gedrag vh kind en ouder beïnvloeden via opvoedkundig handelen.
Beïnvloeding van gedrag is wederzijds tussen ouder en kind.
Kindfactoren – geslacht, intelligentie, persoonlijkheid, temperament
Ouderlijk gedrag – inkomen, werkstatus, partnerrelatie, woonomgeving, eigen kindertijd
Opvoedingsvaardigheden (pg 11)
Ouder moet over draagkracht en vaardigheden beschikken als buffer voor het ontstaan van
moeilijkheden. Eigen kenmerken en stressfactoren brengen consequente steunende houding in
gedrang. 5 opvoedingsvaardigheden, 2 sturende en 3 steunende functies:
Toezicht/overzicht houden - Gericht op het voorkomen,
Discipline – verminderen of beheersbaar maken van ongewenst gedrag.
Positieve betrokkenheid
Positieve bekrachtiging
Samen problemen oplossen – Stimuleren vd jongere tot pro-sociaal gedrag.
Warme … duidelijkheid (pg 11)
Belangrijk een evenwicht te zien tussen beiden, samen met ervaringsgericht werken.
Warme – Positieve betrokkenheid (pg 12) – Spiegeltje, spiegeltje H 1, 2 en 3.
Installeren van warme en zorgende relatie, met interesse voor de eigenheid vh kind en de
leefwereld. Onvoorwaardelijk investeren in kinderen en hen accepteren.
Oogcontact, contact en lichamelijke nabijheid
Mentaliseren – bewust zijn van je gemoedstoestand, en wat er bij het kind afspeelt. Maakt
gedrag voorspelbaar. Benoem wat je denkt, waar het zou kunnen omgaan.
Warme – Positieve bekrachtiging (pg 14)
Door complimenten te geven en elk goed gedrag te bevestigen en te bekrachtigen zullen kinderen
zich vaardig en belangrijk voelen. Voorwaardelijke aanmoedigingen door en voor:
Aandacht bewust richten op positief gedrag.
1
, Positief leefklimaat creëren
Groeien door complimenten vergroot het zelfvertrouwen en verhoogt de kans om ‘nee’ te
zeggen tegen groepsdruk.
Bij negatief gedrag toch compliment geven op een positief onderdeel om een negatieve
situatie toch positief te herwaarderen.
Gewenst gedrag bekrachtigen zorgt voor een rolmodel die andere kinderen zullen imiteren
om ook beloont te worden (veilige, positieve sfeer en goede relatie met volwassenen).
Bij moeilijk aanvaarden van complimenten, de positieve houding uitvergroten en visualiseren
om zelfvertrouwen opnieuw te laten toenemen.
Bekrachtig het proces en benoem wat fijn was aan het proces ipv het resultaat. Een goede
prestatie mag geen voorwaarde zijn om geliefd te worden, genieten van faalplezier.
Warme - Probleemoplossingsvaardigheden stimuleren (pg 17)
Kinderen via voorbeeldgedrag instructies aanleren om interpersoonlijke problemen aan te pakken
door problemen te benoemen en herkennen. Door stil te staan bij een probleem denk je na over
zoveel mogelijk ideetjes -> effectieve invloed op positieve sociale vaardigheidsontwikkeling:
Zelf model staan, kinderen leren door imiteren, als volwassene woorden geven aan je eigen
moeilijkheden en hoe je hiermee omgaat, het is normaal.
Stimuleren vd creatieve ontwikkeling, stimuleren van eigen talent bij elk kind. Kind ruimte
geven om te ontdekken en falen.
Procesgericht werken, niet focussen om het eindresultaat bij, bv knutselen, met ruimte voor
initiatief en zelfstandigheid.
Duidelijkheid - Structuur (pg 18)
Kind moet weten wat kan komen, wat mag en wat niet mag, zoals vast dagritme, consequent
reglement behouden, vaste groepen en begeleiding. Geeft veiligheid en zekerheid door vaste regels
en afspraken te maken. Structuur toepassen in onderlinge relaties, tijd en ruimte:
Onderlinge relaties – Gewoonten als herkenningspunten voor kinderen, voorspelbaarheid en
sociale functie, we leren elkaar kennen door deze gewoonten.
Tijd – Dagritme als vaste dagindeling voor duidelijkheid en voorspelbaarheid.
Rituelen – Vaste steunpunten bij keerpunten en overgangen ter voorbereiding. Krachtig
middel voor emotie- en gedragsregulatie.
Duidelijkheid – Ruimte (pg 21)
Elk onderdeel gaat op een vaste en duidelijk herkenbare plaats door. Verschillende hoeken.
Duidelijkheid – Regels en afspraken (pg 22)
Kinderen hebben positieve gedragsaanwijzingen nodig, concrete aanwijzingen wat ze wél moeten
doen. Doen-regels zijn effectiever en geven een uitweg uit het conflict.
Regels om niet in chaos te vervallen. Bij regels eenvoudige taal gebruiken en zelfde
formuleren behouden op niveau van het kind. Beperkt het aantal regels. Leg uit waarom die
regel er is.
Afspraken zijn dynamisch bij het opstellen worden de kinderen betrokken.
Duidelijkheid – Grenzen stellen en consequenties (pg 23)
Empathie ontwikkelen door de gevolgen van daden uit te leggen aan het kind. Door goede
voorbeelden te geven, gedragsregels te herhalen, gewenst gedrag te benoemen kan het gedrag in
2
, Positief leefklimaat creëren
stand blijven. Vermijdt onduidelijkheid door overeenstemming te houden tussen verschillende
begeleiders. Consequentie door negeren, apart zetten of time-out, straffen:
Negeren of afleiden door compliment te geven op positieve gedrag van een ander
Apart zetten of time-out door storend gedrag te stoppen en even geen aandacht te geven,
kind tot rust laten komen. Compliment aan koppelen (flink aan de kant gestaan)
Afspraak maken bij het straffen (als … dan …) om zelfbeheersing aan te leren.
Straffen door privilege in te houden, zwaarte van de straf heeft geen effect.
Negatief gedrag ombuigen door:
Reageren met specifieke, concrete suggesties gericht op het gedrag, niet op het kind
Bijsturen met wederkerigheid, gelijkheid, verbondenheid en aanvaarding
Grenzen stellen door duidelijk de ruimte af te bakenen in wat wel en wat niet kan, en laat het
kind horen wat wel verwacht wordt.
Eens regels gekend zijn kan er flexibel mee omgegaan worden, af en toe uitzonderingen op gemaakt
worden (interactievaardigheden). Aanleren van zelfregulering en zelfcontrole door imitatie.
Duidelijkheid – Monitoring en overzicht houden (pg 29)
Controle van de grenzen, opvolgen. Het is zinvol om altijd een beeld te hebben van waar de kinderen
zich ongeveer bevinden.
1.3 Ervaringsgericht werken (pg 29)
Sensitief-responsief handelen
Kinderen hebben een behoefte aan aandacht, warmte en steun, aan samenleven in groep. Door
gevoelig te zijn voor signalen die het kind geeft en adequaat te reageren toon je betrokkenheid en
ondersteuning. Dit zorgt voor:
Gevoel van veiligheid, je vormt de veilige basis voor het kind
Kind ontwikkelt veerkrachtigheid, doorzettingsvermogen en flexibiliteit
Kind leert omgaan met stress en ontwikkelt inlevingsvermogen.
Emotionele veiligheid (pg 30)
Kind mag zijn emoties uiten, ook huilen. Kind is na een huilbui vaak ontspannen. Geef geruststellende
boodschappen, toon lichamelijke nabijheid. Toon het kind je betrokkenheid en medeleven, en voel
aan wanneer het kind zich minder voelt, met gebruik van lichaamshouding, blik, intonatie en de
emoties te benoemen.
Ervaringsgericht werken (pg 32)
= Procesgericht werken. Welbevinden en betrokkenheid zijn trefkrachtig en sluiten aan bij
opvoedingsintuïtie. Je toont interesse in hun ontwikkeling en bent gevoelig voor het kind.
Ervaringsgericht werken focust op de kwaliteit vh proces via WB en BH en draagt bij tot:
Gave emotionele ontwikkeling – Ondersteunen van moeilijke ervaringen verwerken. Leren
aanvaarden en uitdrukken van gevoelens die het groeiproces hinderen.
Fundamenteel leren – Wereld verruimen en verfijnen, leren wereld structureren, kijk en visie
verbreden, reactie en aanpak veranderen.
Factoren hierbij zijn begeleidersstijl, aanbod, sfeer, ruimte voor initiatief en de organisatie.
3