Module 4: Gelijkheid en Vrijheid
2. Gelijkheid
2.1. Gelijkheid in vijf vragen
- De wie- en wat-vraag: een overzicht van (on)gelijkheid
à Wat willen we gelijk verdelen en tussen wie willen we gelijkheid realiseren?
- Wat verdelen we?
Onderwijs als systeem-model (CIPO); dan kan (on)gelijkheid gaan over alle vier de componenten,
met name context, input, proces en output.
Bv; Gelijkheid onderwijsinput: financiële middelen die scholen krijgen
Bv; Processen: wanneer het gaat over ongelijke behandeling van verschillende leerlingen
Bv; verschillende uitkomsten die gelijk of ongelijk verdeeld zijn. (output) à vooral hier veel
focus op in wetenschappelijke literatuur.
Uitkomsten (output); op korte termijn, bv. de leerprestaties of "academic achievement" (zoals
gemeten in een gestandaardiseerde toets of een schooltoets); op middellange termijn, bv.
het behaalde onderwijsniveau (‘attainment’), zittenblijven en schooluitval; als op lange
termijn, bv. de overgang naar de arbeidsmarkt.
Tussen wie verdelen we?
à Betrekking op verschillende groepen in de samenleving
Ongelijkheden doen zich voor tussen groepen die van elkaar verschillen op vlak van etniciteit,
sociaaleconomische status (SES), geslacht, taalachtergrond, enz.
Kinderen uit de 25% meest
welgestelde families ongeveer
100 punten meer scoren op PISA
testen dan kinderen uit de 25%
armste families. Wanneer we
weten dat een jaar lang
onderwijs neerkomt op 40 PISA
punten vooruitgang, dan kunnen
we stellen dat leerlingen uit de
25% rijke families ongeveer 3
jaar voorsprong hebben op
leerlingen uit de 25% armste
families.
Autochtone leerlingen doen het
beter op het vlak van wiskunde
en leesvaardigheid dan
leerlingen met een migratie-
achtergrond.
Autochtone leerlingen
anderhalf tot twee jaar
voorsprong hebben op
leerlingen met een
migratieachtergrond
à Deze kloof is het grootste in
Vlaanderen (internationaal gezien)
, Nederlandstalige leerlingen presteren
beter dan leerlingen die thuis een
andere taal spreken
MAAR
Anderstalige leerlingen presteren niet
noodzakelijk minder goed doordat ze
een andere taal spreken
Het spreken van de herkomsttaal met
de moeder - al dan niet in combinatie
met
Nederlands - blijkt positief samen te
hangen met de leeruitkomsten
- De wanneer-vraag: gelijke start of gelijke uitkomst?
à Moeten lln gelijk starten of gelijk eindigen in het onderwijs? (2 visies)
1. Gelijke startkansen (meritocratische visie)
= heeft vooral betrekking op input en proces van het onderwijs
à lln met gelijke kansen moeten beginnen (input) en gelijk moeten behandeld worden
(proces).
à Individuen dienen beloond te worden obv hun verdiensten (merites)
à indien een leerling beter presteert door meer moeite te doen dan zijn/haar
klasgenoten, hij/zij het ook verdient om meer succes te hebben op school en in het latere
leven.
à achtergrondkenmerken zijn geen merites, geen verwezenlijkingen, daar heeft een
leerling zelf niets voor moeten doen, dus mogen bv huidskleur, rijke familie, etnische
afkomst etc er NIET toe doen.
à belangrijke strategie van de meritocratie is dan ook om de openlijke vormen van
discriminatie aan te pakken.
à Wat WEL een rol mag spelen, is de aanleg of capaciteit van een persoon,
"talent" of "intelligentie”
à In de praktijk gaat men drempels proberen wegwerken bv door renteloos lenen
zodat iedereen gelijk kan starten, maar het is wel logisch voor deze visie dat
mensen die verschillende talenten hebben ook verschillende posities krijgen.
à ongelijkheid is hier obv biologische en genetische verschillen, dus differentiële
behandeling volgens de talenten van de leerlingen. Dit betekent dat segregatie van
leerlingen in hiërarchische onderwijsvormen en curricula wenselijk zijn. (bv het
waterval systeem ASO, KSO TSO BSO)