Hoofdstuk 0. Kritisch denken.
0.1. Wat is kritisch denken?
2 griekse goden:
- Afkomstig van Kriterion: Norm.
- Verwijst naar Kritike: Onderscheiden.
Onafhankelijk anderen, beoordelen.
Kritisch denken is het vermogen om zelfstandig te komen tot
weloverwogen en beargumenteerde afwegingen, oordelen en beslissingen.
Hiervoor zijn denkvaardigheden noodzakelijk. Kritisch denken betekent dat
je informatie niet zonder meer accepteert.
Kritisch denken betekent dat je redeneert en reflecteert voordat je een
standpunt inneemt of een besluit neemt hoe te handelen en dat je kunt
verklaren waarop dat standpunt/besluit is gebaseerd.
0.2. Wat betekent het meestal?
Onderscheiden, actieve vaardigheden, waarnemen, verstandig oordelen,
argumenteren, redeneren, onderzoeken, vragen stellen, out of box.
0.3. Is kritisch denken moeilijk?
Mentaliteit ontwikkelen: dingen in vraag stellen.
Vroeger deden dit niet, nu altijd.
Iedereen eigen gekleurde bril van wereld, andere opzetten.
0.4. Waar kan kritisch denken toe bijdragen?
Bewustwording waarde nastreven en gedrag stuurt.
Persoonsvorming: wie ben ik/wie wil ik worden.
Burgerschapsvorming: Welke rol in maatschappij, sociale identiteit,
betekenen anderen? Sociale betrokkenheid gestimuleerd.
Helpend analyseren problemen, helder formuleren complexe zaken.
Leren sociale ervaringen.
Bevordering sociale interactie en communicatie.
Vergroten inlevingsvermogen.
Hoger niveau denken en moreel redeneren.
Conclusies onderzoek kritisch beoordelen.
Hoofdstuk 1. Observeren: Het menselijk perspectief.
1.1. Een ‘beeld’ van een mens.
Subjectief, eigen interpretatie.
Cognitief denken: Individuele stukken.
Invloed: Referentiekader en samenleving.
Zintuigelijke waarneming.
Eerst indruk die iemand heeft bepaald veel over vervolg van relatie.
1.2. Beeldvorming.
Co-regulatie: Het proces tussen mensen om acties continu aan elkaar aan
te passen, op elkaar af te stemmen.
Waarnemen: Ontvangen van signalen uit omgeving.
Pagina 1 van 21
, Observeren: Waarnemen met doel, richting interpretatie van waarneming.
Situatie waarin waarneemt en jezelf als ontvanger.
Dynamisch begrip.
Waarnemen voortdurend opnemen prikkels. Vele prikkels dringen niet
door, treedt selectie op.
Niemand garanderen hetzelfde waarnemen.
Zien wat verwachten te zien.
Gevoelens sterk bepalend.
Graag zien, zien we vlugger.
Waarnemen complex gegeven. Bepaald allerlei mechanismen, iedereen
neemt iets anders waar, afhankelijk selecties en zintuigen.
1.3. Referentiekader van de beeldvorming.
1.3.1. Cultureel bepaalde laag.
Waarden en normen.
1.3.2. De laag van de sociale groep.
Verschillende sociale netwerken.
Elke subcultuur eigen beeld mens.
1.3.3. De individuele laag.
Eigen persoonlijkheid.
1.4. Observatie?
Vaststellen
van feiten
Objectief
observeren
Geen mening
observeren
Gericht
waarnemen
Subjectief
observeren
Eigen mening
Observatie: Bewust, gericht waarneemt en betekenis geven stimuli.
Bewust proces: je weet wat je doet.
Doelgericht proces: Interpreteert wat je ziet en geeft er betekenis aan.
Observatie informatieverwerkingsproces.
Subjectieve observatie: Waarnemen en interpreteren vanuit eigen
gedachten en gevoelens zodat heel eigen mening vormt.
Meest objectieve observatie: Feiten vaststelt, geen mening koppelt.
1.5. Het tussenmenselijke.
Mensen leven samen gemeenschappen.
Mens niet gemaakt eenzaam leven, hulpeloos leven -) geboorte gericht
medemens.
Iedereen uniek, begrijpen elkaar.
Communicatie: Uitwisseling informatie over werkelijkheid waardoor over
werkelijkheid gedeeld begrip ontstaat.
Tussenmenselijke: Precognitieve besef dat er medemensen zijn en dat je
met die medemensen relatie hebt.
1.6. Co-regulatie.
Interactie, beschreven proces actie-reactie: De één doet iets en de ander
reageert.
Veel ingewikkelder -) voortdurend inspelen op elkaar, waarbij de geringste
verandering van totale verandering in proces teweegbrengt.
Pagina 2 van 21
, Co-regulatie proces: Met elkaar en in relatie tot elkaar reguleren mensen
samen de werkelijkheid, tegelijkertijd maar niet gelijk, voortdurend, maar
niet allemaal dezelfde manier.
Co-actie: Samen actie ondernemen.
Goede invloeden kunnen interpreteren van co-regulatie processen:
sociaal-emotionele vaardigheden.
1.7. Verbanden zien: De ‘relational frame theory’.
Mensen in staat verbanden leggen, zaken andere betekenis krijgen?
1.8. Gezond verstand.
Vermogen goed, helder te denken, om over bepaalde zaken te oordelen en
te beslissen.
Theory of mind: 1ste 4 jaar eigen wensen en verwachtingen van
werkelijkheid niet helemaal gelijk met wensen en verwachtingen anderen.,
leren perspectief nemen, in andere verplaatsen en anticiperen.
Responsiviteit: Deel menselijke vaardigheden die voor gedragsobservatie
onontbeerlijk is.
Mensen laten anderen liever denken.
1.9. Observeren en rapporteren.
Observeren: Manier informatie over situatie, over iemand of groep
mensen, verkrijgen door systematisch waar te nemen en waarneming
interpreteren.
Tussen observeren en rapporteren zit ‘vertaalslag’ interpreteren.
Observatie: Verantwoord, systematisch en doelgericht.
Observatie gebruikt door:
- Organiseren informatie.
- Verkrijgen inzicht gedrag.
- Preciseren hulpvraag.
- Verantwoord organiseren.
- Verantwoorden eigen inzet en activiteiten.
- Organiseren en verantwoorden.
- Vooraf, tussentijds of definitief evalueren.
Rapportage gebruikt door:
- Informatie opslaan.
- Gegevens persoon.
- Conclusies trekken uit vergelijkingen van opgeslagen gegevens.
- Eigen handelen.
- Handelen terug rapporteren.
- Handelen voortdurend te verantwoorden.
1.10. Macht en overmacht.
Machtsongelijk met cliënt.
Anonieme rapportage, ethisch onverantwoord.
Hoofdstuk 2. Oriëntering in het gebied.
2.1. Het geval Kevin.
Elke observator, eigen normen.
Kijken bepaalde bril.
Beïnvloed vaak zelf gedrag.
Pagina 3 van 21