1. DE VOLWASSENHEID ALS LEVENSFASE: ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
- Veruit de langste fase van de levensloop
- De ontwikkeling stopt allerminst met het bereiken van de volwassenheid
- Het is geen statische periode
Indeling
- Jongvolwassenheid (20 à 25 tot 30 à 35 jaar):
o Fase waarin jongeren er na enige tijd toe komen om – zowel relationeel als professioneel – vaste bindingen
aan te gaan
- Middenvolwassenheid (30 à 35 tot 50 à 55 jaar)
o Men is ten volle geëngageerd in de keuzes die men heeft gemaakt. Doorgaans is het de actiefste periode van
het leen, omdat zowel de opgroeiende kinderen aan het werk buitenshuis alle aandacht opeisen.
- Laatvolwassenheid (50 à 55 tot 60 à 65 jaar)
o Een soort overgangsperiode waarin de activiteiten in werk en gezin geleidelijk op hun einde lopen
- Oudere volwassenheid of ouderdom
o Een tijd waarin men de mogelijkheid krijgt om vanuit een nieuw verworven vrijheid zijn leven helemaal
opnieuw in te richten.
1.1 LICHAMELIJKE ONTWIKKELING EN PSYCHISCH WELBEVINDEN
1.1.1 LICHAMELIJKE VERANDERINGEN
ZINTUIGEN EN MOTORIEK
- Verslechtering gezichtsvermogen, gehoor (vanaf +/- 40 jaar)
o Gezichtsvermogen: ooglens word minder soepel -> moeilijker lezen van kleine letters in de krant
o Gehoor: gevoeligheid voor de hoge frequentie laat het afweten -> verschil tussen bepaalde taalklanken word
minder duidelijk, hierdoor word het vanaf 60 jaar in een lawaaierige omgeving moeilijk elkaar te horen.
- Motoriek: sterk afhankelijk van de mate waarin het individu zijn/haar/hun conditie onderhoudt
o Als de persoon altijd zijn/haar conditie heeft onderhouden zal motoriek beter zijn dan mensen die dit niet
deden
VITALE ORGANEN
- Hart en longen verliezen geleidelijk een deel van hun optimale capaciteit (leid normaal niet tot problemen)
o Kan je merken bij fysieke inspanningen
UITZICHT VAN HET LICHAAM
- Grijze haren, rimpels (doordat huid dunner word), pigmentvlekken
- Spiermassa krimpt in, meer vet
1.1.2 HET CLIMACTERIUM OF DE OVERGANGSJAREN
= het fenomeen dat traditioneel gezien iets is wat zich enkel bij vrouwen voordoet. De periode waarin de vrouwelijke
hormoonproductie drastisch afneemt waardoor na een zekere tijd de menopauze intreed en de vruchtbaarheid van de vrouw
ten einde loopt
1
,OVERGANG EN MENOPAUZE
- Premenopauze: periode voor menopauze (enkele jaren voor laatste menstruatie), gekenmerkt door het onregelmatig
worden van de vrouwelijke hormoonproductie
o Vertraging in productie van oestrogeen
o Begin van opvliegers en van eventuele andere overgangsproblemen
- Menopauze: moment van de laatste menstruatie -> vruchtbare periode is voorbij
o Je kan van een menopauze spreken als je al 1 jaar geen menstruatie meer hebt
- Postmenopauze: periode na de menopauze, lichaam kan stilaan nieuw evenwicht vinden
Belangrijke problemen/klachten:
- Vapeurs, hartkloppingen, hoofdpijn, duizeligheid, slapeloosheid, concentratieproblemen
- Toenemend botverlies/osteoporose (botten worden zwakker)
Bij mannen:
- Er zijn mannen die een reeks van gelijkmatige klachten hebben als vrouwen die in de menopauze zitten
- Andropauze/ testosterondefficiëntiesyndrooom: een reeks gelijkaardige klachten als bij de menopauze, die het gevolg
zijn van een abnormaal sterke daling van de testosteronspiegel in het bloed (per jaar dealt 1% van testosteronspiegel)
- Penopauze: een louter psychisch fenomeen dat veroorzaakt wordt door spanningen waar men geen vat op krijgt (werk,
partnerrelatie, ouder worden)
1.2 COGNITIEVE ONTWIKKELING
1.2.1 HET POSTFORMELE DENKEN
- Post-formeel denken is volgens Labouvie-Vief het denken dat verder gaat dan Piaget’s puur logische denken. Het post-
formeel denken houdt rekening met de relativerende wijze waarmee sommige situaties moeten worden opgelost. Post-
formeel denken bevat ook dialectisch denken; belangstellingen en waardering voor argumenten, tegenargumenten en
debat. Post-formele denkers kunnen switchen tussen de abstracte en logische oplossing en de beperkende realiteit
waardoor die oplossing misschien niet zou werken.
REALITEITSBETROKKEN
- Denken krijgt een andere finaliteit (denken word instrument om werkelijk iets te doen aan het probleem)
o Meest logische oplossing is niet altijd de beste, je houdt rekening met de realiteit
- Denken wordt pragmatischer (doelgericht, zakelijk,…)
RELATIVEREND
- Overgang van dualistisch (goed of slecht, zwart of wit) naar relativistisch denken (wat is de waarheid?)
- Genuanceerder denken
PERSOONLIJK GEÏNTEGREERD
- Door toenemende ervaring eigen inzichten en technieken verwerven
- Persoonlijke stijl ontwikkelen
CREATIEF
- Vanzelfsprekendheden in vraag stellen
- Werkelijkheid op een originele manier benaderen
2
,1.2.2 EVOLUTIE VAN DE INTELLECTUELE VERMOGENS
Belangrijk onderscheid tussen vloeibare en gekristalliseerde intelligentie
- Vloeibare intelligentie: de algemene vaardigheid om nieuwe informatie op te nemen, te analyseren en er allerlei
bewerkingen op door te voeren (gebaseerd op de neurofysiologie/hardware)
o Relatief jong verlies van “vloeibare intelligentie”
- Gekristalliseerde intelligentie: verworven kennis en vaardigheden (die we opdoen via persoonlijke ontwikkelingen en
cultuur gebaseerd/software)
o Blijft meestal doorgroeien tot ver over de middenvolwassenheid (mensen die blijven studeren, kennis opdoen
hebben langer gekristaliseerde inteligentie
3
, o onder invloed van opleiding, onderwijs
Al vanaf relatief jonge leeftijd vermogens op het gebied van de ‘fluïde
intelligentie’ verliezen, terwijl vermogens van ‘gekristalliseerde intelligentie’
pas rond het zeventigste levensjaar pieken.
Mogelijk de belangrijkste implicatie van figuur 1 heeft betrekking op het feit
dat de spreiding in vermogens toeneemt met de leeftijd: de verschillen tussen
de capaciteiten van 70-jarigen zijn veel groter dan die van 40-jarigen. In het
ongunstige geval kunnen mensen vroeg vastroesten of aftakelen. Maar als de
ontwikkeling voorspoedig/gunstig verloopt zijn 65- of 70-jarigen in staat tot
uitmuntende prestaties in het dagelijks leven of op professioneel, bestuurlijk,
artistiek, wetenschappelijk of politiek vlak (cfr Joe Biden / Angela Merkel)
1.3 SOCIALE EN PERSOONLIJKHEIDSONTWIKKELING
1.3.1 SOCIALE ONTWIKKELING
DE PARTNERRELATIE
- De evolutie van de partnerrelatie doorheen de tijd driehoekstheorie van de liefde (Sternberg)
Sternberg onderzocht de liefde en kwam uit op drie basiscomponenten: intimiteit, passie en
toewijding
Intimiteit (de gevoelsmatige component van de relatie): het verlangen naar openhartig en teder
contact met de ander en het meevoelen met de dingen die hem of haar te beurt vallen
Passie: de emotionele opwinding die samengaat met de verliefdheidsgevoelens en met het
verlangen naar seksueel contact
Inzet: vooral cognitief en motivationeel van aard en heeft betrekking op de beslistheid om de
relatie n stand te houden en er samen aan te werken.
In begin van relatie is passie groot, na paar jaar daalt dit, maar dan is er meer intimiteit
OUDERSCHAP
- Ouderschap: meer dan vroeger een eigen keuze
- Betekenis:
o Financiële consequenties
o Minder vrijheid
o Nieuw levensritme
o Risico’s (kinderen kunnen effect hebben op psychisch welzijn, op vlak van partnerrelaties)
leven ondersteboven, grote aanpassing, paradoxaal
4