Samenvatting
Communicatiewetenschap
1 INLEIDING
Mediawijsheid
Interpersoonlijke communicatie (verbaal & non-verbaal)
o Avoiding Strategy (ontspannende media ipv populaire media bij verveling)
o Excitation Transfer Theory (Vb. Agressie door games)
Belang:
o Media: socialisatiebron, reflecteren over machtsverhoudingen
o Media = 4e macht
o Communicatie essentieel voor (social) profit organisaties
o Verantwoordelijkheid + omgang met pers
Ontstaan: 1950 Departementen Communicatiewetenschappen
o MAAR ook voordien onderzocht vanuit retoriek (vb. Aristoteles, psychologie)
4 invalshoeken: Communicatietheoretisch of communicatiewetenschappelijk denken
(Health & Bryant 1992)
o Retoriek
o Propaganda en media-effecten (WOI en WOII)
o Informatietheorieën
= Hoe kan info elektronisch verstuurd worden? (Studies Bell Laboratories)
o Groepsdynamica / Interpersoonlijke attributietheorie
= Onderzoek leiderschap + invloed die mensen op elkaar inoefenen in kleine
groepen (Studies Lewin)
Mead (1930): Mensen leren elkaar kennen dmv communicatie
Aristoteles: 4e eeuw v.C. : retoriek = tactieken van sprekers om gedachten/gedragingen vh
publiek te beïnvloeden 3 intrinsieke middelen om publiek te overtuigen:
o Ethos = persoonlijkheid en kenmerken/waarden spreker
Voorbeeld: vgl Bourgeois en Bart de Wever: verschillende manieren van
boodschap overbrengen puur obv persoonlijkheid
o Pathos = inspelen op de emoties van het publiek
Voorbeeld: “ik ga ervoor zorgen dat u minder belastingen moet betalen” of
“minder belastingen betalen”, de 1ste wekt de emoties van de mensen
o Logos = logica van argumentatie / hoe argumentatie opbouwen?
Voorbeeld: speech opbouwen adhv concrete verhalen (= storytelling)
, 2 Basisconcepten en modellen
2.1 Inleiding
2.2 Wat is communicatie?
Verschillende definities
o Woordenboekdefinities: transmissie vs. gemeenschappelijk maken (communicare)
o Wetenschappelijke definities: verschillende accenten
Faucconier (grondlegger com.wet. in VL): Communicatie is proces waardoor
zender bewustzijnsinhoud overdraagt of tracht over te dragen aan een of
meerdere ontvangers, dmv kanaal, signalen en tekens
Definitie communicatie is goed als:
Bruikbaar/operationeel binnen wetensch. visie
Logisch en coherent
Niet tegengesproken door waarneembare werkelijkheid
Onderscheiding van andere maatsch. verschijnselen
Nadruk op: ontvanger, zender, verbinding, vergemeenschappelijken,
transmissie, symboolgebruik…
Twee “scholen” van communicatie (Health & Bryant (1992)
Processchool
o Communicatie = transmissie/overdracht van boodschappen
o Beïnvloedingsproces
o Verschil tss output en input = ‘communicatiefout’ (andere interpretatie boodschap)
o Basis: psychologie & sociologie
o Focus op communicatieve handelingen: actoren & intenties centraal
Betekeniscreatieschool
o Communicatie = productie & uitwisseling van betekenissen
o Interactie tss boodschappen/teksten en mensen betekenissen
o Afwijkingen ≠ fout MAAR bv. culturele verschillen
o Basis: semiotiek = tekenleer
o Focus op producten van communicatie (vb. krantenartikelen)
o Teksten maken & lezen parallelle processen
2.3 Breek- of discussiepunten in de definities van
communicatie
2.3.1 Intentionaliteit (intentie/bedoeling) als breekpunt
Intentionaliteit ligt aan basis van teleologische opvatting v. communicatie
o Zender: bedoeling boodschap te sturen, ontvanger: bedoeling boodschap te
ontvangen
1: Brood bestellen, verkoper luistert
2: Luisteren naar gesprek tss treinreizigers in wagon
3: Passief luistergedrag in klas
4: Indrukken van anderen als we op straat lopen
, Teleologische opvatting (situatie 1 en evt. 3)
o Typisch processchool: communicatieve handelingen
o Massacommunicatie
o “Alle gedrag is geen communicatie, maar evt. wel informatief”
Gedragsopvatting (situatie 1,2,3,4)
o Interpersoonlijke communicatie
o “Men kan niet niet communiceren”: alle gedrag v mensen is communicatief
PROBLEEM: intentionaliteit moeilijk vast te stellen
2.3.2 Geslaagdheid als criterium?
Communicatie moet voldoen aan bepaalde normen/verwachtingen
Fauconnier (1981): GC= E + T + Ox +Ib + Ub
Wanneer er expressie ( E ) is v/e boodschap gericht op persoon ‘x’, kan het zo zijn dat er:
1) Transmissie (T) is vd boodschap, maar geen ontvangst (O)
2) Transmissie (T) en ontvangst (O) zijn, maar geen ontvangst door persoon x, wel door persoon y
3) Transmissie (T) en ontvangst door persoon x (Ox) zijn, maar geen interpretatie (I)
4) T, Ox en I zijn, maar geen juiste (bedoelde) interpretatie (Ib)
5) T, Ox, I en zelfs Ib zijn, maar de bedoelde uitwerking (Ub) blijft uit of er is een verkeerde (niet
bedoelde) uitwerking (Unb)
6) T, Ox, I, Ib en Ub zijn
Geslaagde communicatie: Geslaagde communicatie vindt plaats bij expressie (E), wanneer dat de
expressie transmitted (T) wordt naar een ontvanger (Ox met x als bedoelde ontvanger), waarbij
ontvanger bericht op juiste manier interpreteert (Ib) en waarbij ontvanger bericht op juiste manier
uitvoert (Ub).
o Kritiek: Gaat ervan uit dat er altijd een uitvoering nodig is
2.3.3 Eenrichtings- of tweerichtingsverkeer
Processchool
o Eénrichtingsverkeer voldoende (lineair) (Als A iets zegt tegen B)
o Feedback: nieuw communicatieproces (Reactie van B op A is feedback)
o Vb. Massaconsumptie
“Gedragsopvatting”
o Tweerichtingsverkeer (circulair)
o A zegt iets tegen B, B zegt iets tegen A = 1 geval van communicatie
o Interpersoonlijke communicatie & nieuwe media
2.3.4 Observatieniveau
Communicatie: algemeen of enkel “menselijke” communicatie
Niveaus:
o Intrapersoonlijk (vb. praten met jezelf)
o Interpersoonlijk (directe wisselwerking)
, o Groepscommunicatie
o Organisatiecommunicatie
o Massacommunicatie
2.4 Elementen in het communicatieproces
Procesanalyse
o Technisch-didactisch nut
o Procesmatige beschrijving: kernbegrippen + samenhang
o Verklarend kader voor het (niet) slagen van communicatie
2.4.1 Zender/bron
Bron: persoon die boodschap verstuurt (enkel in technische communicatiemodellen)
Zender: technisch apparaat, geluidssignalen omzetten, via kanaal verstuurd
o Encoderen en door zenden
2.4.2 Ontvanger/bestemmeling
Ontvanger (vb. telefoon) decoderen en interpreteren
Bestemmeling (persoon, brein, oor…)
1ste com.modellen: actieve zender, passieve ontvanger later: ook actieve ontvanger
o Vb. constructivisme: linken tss cognitieve activiteiten v mensen bij ontvangst en
verwerking boodschappen
2.4.3 Boodschap
= wat wordt uitgedrukt door zender en overgedragen naar ontvanger
Wat overgedragen? Betekenis, info en tekens
o Tekens = verbale/non-verbale stimuli die betekenis dragen
o Code = systeem v betekenissen (bestaat uit tekens, regels, conventies die bepalen
hoe tekens worden gebruikt en gecombineerd)
Tekens
o Signifiant (betekenaar) = concreet gerealiseerde teken (de uiterlijke norm)
vb. naam die je aan iets geeft (‘boom’)
o Signifié (betekende) = mentaal concept waarnaar betekenaar verwijst
vb. concept van boom: bruine stam, takken met bladeren aan…
o 3 categorieën van tekens
Symbolen: bewuste of onbewuste afspraak/conventie tss mensen om
uitdrukking te geven aan een bewustzijnsinhoud (vb. teken v/e ‘stoel’)
Iconen: fysieke gelijkenis tss betekenaar & betekende (vb. onomatopee)
Indices: sensorische ervaring A verwijst naar B (vb. rookwolken vuur)
o (En)coderen = omzetten in code die transmissie mogelijk maakt
2 keer gecodeerd: gedachte teken signaal
o Decoderen = ontdoen van codes (signaal teken gedachte)
Manier hoe we interpreteren hangt af vd context