WOONCULTUUR
MICRO
Introductie wonen
1. Wat is wonen?
= de etymologie van wonen : wuon, wônen (blijven, zich ophouden) wuwian (tevreden zijn)
= alle huizen zijn woningen, maar alle woningen zijn niet perse huizen
= verblijven in/aan/op/bij een bepaalde plek (voor sommigen permanent, voor anderen tijdelijk)
“een thuis vindt men niet noodzakelijk in huis” – Paul Oliver
tussen de fysieke ruimt en de sociale/mentale ruimte is er een bepaalde interactie
FYSIEKE RUIMTE MENTALE/ SOCIALE
RUIMTE
interactie
in een materiële cultuur is men meer bezig met de fysieke ruimte (materiële dingen) en in de sociologie en de
antropologie meer met de sociale en mentale ruimte (hoe vormen gezinnen zich, waar gaan ze wonen, hoe
wonen ze, …) MAAR : (interieur)architectuur en stedenbouw zijn bezig met de interactie tussen deze twee
Andere manier om het huis onder te verdelen : drie lagen
1) Het fysieke huis
= de materiële cultuur
2) Het gebruik van het huis
= handelingen en rituelen die mensen toepassen in hun huis, begrijpen hoe een huis gebruikt wordt
3) De mentale thuis
= de betekenisgeving aan een huis en hoe gebeuren de relaties in het huis
De relatie tussen de fysieke en de sociale ruimte : (maatschappij)
= een gehanteerd denkmodel van de onderzoeker
Drie verschillende denkmodellen / paradigma:
1) Ruimte als neutrale achtergrond
= hoe men ruimte ziet vanuit sociologie en psychologie
= vaak binnen niet-ruimte gerelateerde disciplines
bv.: bij scheidingen kijkt men naar de conflicten en niet naar waar die mensen wonen
2) Ruimte als instrument
= hoe men naar ruimte kijkt vanuit de stedenbouw
= binnen een bepaalde planning/zonering
bv.: industriezones, recreatiezones, gevangenis (cellen zodanig zetten zodat bewaker iedereen goed kan
zien = panopticum)
3) Ruimte als podium voor verandering
= een wisselwerking tussen ruimte en de gebruikers
= je kan met architectuur een ruimte maken om mensen uit te nodigen, stil te staan, niet lang blijven, …
= minder dwingend dan bij gevangenissen, …
bv.: het interieur in de McDonalds, …
2. Toon me je huis en ik zeg je wie je bent
Een huis vertelt veel over :
- De levenswijze van de bewoners
- Wat ze belangrijk vinden
- Wie ze zijn
- Hoe ze gepercipieerd worden
- Hoe de kinderen worden opgevoed (+ andere sociale rollen)
- Hoe ze zich verhouden tov de natuur
smaak is niet neutraal maar maakt de identiteit van een persoon duidelijk
deze vaststellingen zijn er wel alleen wanneer we ervan uit gaan dat mensen hun huis inrichten volgens hun
persoonlijkheid/smaak
,3. Woonbeleid
= wat is het Vlaams beleid?
= is de Belg geboren met de baksteen in de maag? (Belg heeft drang eigen huis te bouwen)
Er zijn twee visies over hoe het land op te bouwen na de oorlog :
1) Katholieken wet De Taeyev 1948
- Privé initiatief via subsidies
- Vooral in landelijke gebieden
- Bij voorkeur eengezinswoningen (familie werd gezien als hoeksteen van de katholieke gemeenschap)
2) Socialisten wet Brunfaut 1949
- Nationaal georganiseerd via een centraal planbureau
- Vooral in stedelijke centra (waar werkgelegenheid is) hoogbouw als goede oplossing
- Vooral sociale huisvesting (omdat armsten ondersteunt moeten worden)
Katholieke huisvestingbeleid domineerde : het grootst aantal woningen was eigendomsbezit de Belgische
baksteen is door het beleid gepromoot
DUS : IMPLICIET WOONBELEID
= onrechtstreeks beleid (niet actief de woningbouw sturen, maar de burgers voorzien van faciliteiten)
- De baksteen is sterk gestimuleerd door het beleid (door CVP, christelijke volkspartij)
- Nu geen premies meer, maar belastingsvermindering is wel nog mogelijk
- Matteüseffect = rijken worden rijken, armen worden armer (degene die een woning kunnen bouwen, krijgen
belastingsvermindering, degene die huren, krijgen niks)
- Woonbonus was geldig tot december 2019 tegenwoordig huursubsidies
Meest geliefde woonvormen = de fermette
4. De spelers
Zuilen
= organisatorische gehelen die dienstverlening verschaffen aan een segment van de populatie gaande van
scholen, ziekenhuizen, bejaardentehuizen, jeugdbewegingen, sportclubs, mutualiteiten, vakbonden, .... en een
politieke partij (de dienstverlening is filosofisch of religieus onderbouwd)
Drie soorten zuilen :
1. Katholieke zuil 2. Socialistische zuil 3. Liberale zuil
CM De Voorzorg LM
Les 1 : de keuken
1. Typologische evolutie van de keuken
De keuken is het symbool van techniek en comfort
Oorsprong = jaren ’20 jaren ’50 – ’60 : rationele keuken komt binnen bereik van de gewone mens
Foto : dampkap, afwasmachine, oven, … allemaal symbolen van vooruitgang
EVOLUTIE :
- 19de eeuw : burgerhuis
= keuken bevond zich half ondergronds in de kelderverdieping en vooraan of eerder
achteraan de woning
= keuken is meer backstage men ontvangt er geen volk
= kon grote ruimte zijn (voor veel dienstpersoneel) : bij hogere bevolkingslagen)
= soms ontbeet men er wel (’s ochtends warmste plek van het huis) maar geen andere maaltijden
= vakantiewoningen hebben zelfde principe : half in kelder waar dienstmeid kon koken (= principe herenhuis)
+ goederenlift om eten naar boven te brengen en buitentrap voor keukenpersoneel
, - Begin 20ste eeuw : modernisering bij hogere klasse
= men gaat investeren in de keuken door het dienstbodenvraagstuk (= inwonend personeel was moeilijk te
vinden door de opkomende industrie dus mensen verleiden met mooiere keuken)
= Amerikaanse huishoudkundigen zijn bezig met de rationalisering van de keuken dit waaide over naar EU
gebaseerd op de rationele huishoudkunde = Schutte-Lihotsky (Frankfurter Küche) = pionier van rationele
keuken : zittend werken, kruk, vakjes, één ruimte, alles dicht op elkaar om efficiënt te kunnen werken, …
Louis-Herman De Koninck (Cubex kitchen) = met frankfurter Küche als inspiratiebron : gelijke
maatvoering, kasten konden naar wens gecombineerd worden, duur door dubbele wanden, …
- Jaren ’20 – ’30 :
= de welgestelden hadden een rationele keuken (laboratoriumkeuken/werkkeuken)
= Renaat Braem ontwierp lijnstad en ineens alle keukens : ronde vormgeving, wieltjes, … labo
Wat met de lagere lagen van de bevolking :
- Ze woonden in keuken met centraal een tafel (als werkblad) en een stoof waarop gekookt werd
- Vitrinekast voor servies
- Lade in tafel voor bestek
- Zetel en stoelen (men kon zich maar één zetel permitteren)
- Angéline Japsenne = enthousiast over rationele keuken (ze kenden en waren voor deze principes
maar hadden geen geld om het te realiseren
- Jaren ’50 – ’60 :
= de rationele keuken breekt door en wordt voor iedereen betaalbaar (= democratisering keuken)
= comfort neemt toe in deze periode : grafiek (opvallend is diepvries, kookfornuis breekt door, …)
= rationele keuken Renaat Braem : alles dicht bij elkaar, kleuren van de stijl (primair), doorgeefkast, …
= socialistische vooruitziende vrouwen pleitten voor groepsfaciliteiten (geen individuele keuken in een woning,
maar één grote gaarkeuken vrouwen moeten kunnen emanciperen)
MAAR : men had toch voorkeur voor rationele keuken
= keuken moest altijd net blijven en kinderen mogen er niet in niet zo gemakkelijk in de praktijk (samenzijn
primeert op netheid)
- Jaren ’70 – ’80 :
= er komen grotere keukens en het keukeneiland komt op (Willy van der Meeren)
= de rationele keuken bleef een voorbeeldmodel MAAR ze beseffen dat keuken eigenlijk te
klein was nodige aanpassingen
= geen pure na-aperij : Maria Van Cleemput : 1,20m – 1,50m = minimumbreedte
= later komen open keuken en eetkeuken op (eten en koken kan in zelfde ruimte)
= boerinnenbond ontwerpt open keuken die in productie gebracht wordt door Obumex
alles was ingebouwd (vaak te duur)
= nieuw concept : de sociale keuken (er werd rekening gehouden met het gezinsleven)
sociaal = hier het openstaan voor open gezinnen waarbij de leden moesten kunnen gaan
en staan waar en wanneer ze wilden
Samengevat :
Politiek links Katholiek
- Collectieve organisatie van het huishouden - rationele, individuele keuken
- Uitgesproken voor kleine werkkeuken - niet collectief
- Om vrouwen te emanciperen en buitenshuis te laten werken - het gezin staat centraal
- om vrouwen meer tijd te geven voor
familieleven
1. 19de eeuwse bediendenkeuken
2. Arbeiderswoonkeuken/leefkeuken
3. Rationele keuken
4. Open keuken / grote eetkeuken