Mechanica: Sterkteleer
1. Inleiding sterkteleer
Vervorming:
Als men een kracht uitoefent op een lichaam vervormt het.
In de statica vereenvoudigen we alles naar onvervormbare of starre lichamen.
In de Sterkteleer worden vervormingen bestudeerd.
Richting:
Axiale (Fax): volgens de axis van het voorwerp.
Radiale (Frad): volgens de radius van de cirkel.
Tangentiele belasting (Ftan): volgens de omtrek (raaklijn van de cirkel)
Belasting:
2. Spanning
= De inwendige kracht die wordt uitgeoefend per oppervlakte eenheid van een voorwerp.
Een spanning is net als een kracht een vectoriële grootheid: het heeft een richting en een zin. 3.
Spanning
Er zijn 2 mogelijke richtingen:
De normaalspanning, σ (sigma): de spanningsvector staat loodrecht op het oppervlak van de
doorsnede
De tangentieelspanning, τ (tau): de spanningsvector ligt in het vlak van de doorsnede
Toelaatbare spanning:
Toelaatbare spanning = 𝜎 of τd (normaal of tangentieel)
= De maximale spanning die in een doorsnede mag optreden, rekening houdend met het feit dat =>
, De constructie niet mag breken
De vervorming moet beperkt blijven
Zeker niet blijvend zijn
Dus =
3. Trek, Druk, afschuifspanning
Trekspanning:
Axiale belasting = F
Het lichaam verlengt, A wordt kleiner
Leidt tot een normaalspanning, σt
Drukspanning:
Axiale belasting = -F (druk is altijd negatief)
Het lichaam verkort
Leidt tot normaalspanning, σd
Superpositie:
= een staaf die wordt onderworpen aan gelijktijdige meerdere krachten.
-> Waar meerdere krachten samenwerken worden opgeteld.
Afschuifspanning:
Belasting door dwarskrachten
In theorie in elkaars verlengde, in praktijk liggen ze naast elkaar
vb: schaar (maar we beschouwen toch maar 1 oppervlak)
Leidt tot een tangentieelspanning, τs
Afschuifspanningen bij verbindingselementen:
n = aantal doorsnedes
1. Inleiding sterkteleer
Vervorming:
Als men een kracht uitoefent op een lichaam vervormt het.
In de statica vereenvoudigen we alles naar onvervormbare of starre lichamen.
In de Sterkteleer worden vervormingen bestudeerd.
Richting:
Axiale (Fax): volgens de axis van het voorwerp.
Radiale (Frad): volgens de radius van de cirkel.
Tangentiele belasting (Ftan): volgens de omtrek (raaklijn van de cirkel)
Belasting:
2. Spanning
= De inwendige kracht die wordt uitgeoefend per oppervlakte eenheid van een voorwerp.
Een spanning is net als een kracht een vectoriële grootheid: het heeft een richting en een zin. 3.
Spanning
Er zijn 2 mogelijke richtingen:
De normaalspanning, σ (sigma): de spanningsvector staat loodrecht op het oppervlak van de
doorsnede
De tangentieelspanning, τ (tau): de spanningsvector ligt in het vlak van de doorsnede
Toelaatbare spanning:
Toelaatbare spanning = 𝜎 of τd (normaal of tangentieel)
= De maximale spanning die in een doorsnede mag optreden, rekening houdend met het feit dat =>
, De constructie niet mag breken
De vervorming moet beperkt blijven
Zeker niet blijvend zijn
Dus =
3. Trek, Druk, afschuifspanning
Trekspanning:
Axiale belasting = F
Het lichaam verlengt, A wordt kleiner
Leidt tot een normaalspanning, σt
Drukspanning:
Axiale belasting = -F (druk is altijd negatief)
Het lichaam verkort
Leidt tot normaalspanning, σd
Superpositie:
= een staaf die wordt onderworpen aan gelijktijdige meerdere krachten.
-> Waar meerdere krachten samenwerken worden opgeteld.
Afschuifspanning:
Belasting door dwarskrachten
In theorie in elkaars verlengde, in praktijk liggen ze naast elkaar
vb: schaar (maar we beschouwen toch maar 1 oppervlak)
Leidt tot een tangentieelspanning, τs
Afschuifspanningen bij verbindingselementen:
n = aantal doorsnedes