1
Samenvatting doelgroepen B
Kinderen en jongeren met een autismespectrumstoornis
Definitie volgens DSM -5
Autismespectrumstoornis (ASS) is een neurobiologische ontwikkelingsstoornis, die gekenmerkt
wordt door hardnekkige problemen in sociale communicatie en sociale interactie in combinatie met
een beperkt, herhaaldelijk patroon van gedragingen, interesse of activiteiten.
Ontwikkelingsstoornis: vanaf de vroege kindertijd, ontstaan problemen in de ontwikkeling die
het dagdagelijks leven kan belemmeren
Hardnekkige problemen: de symptomen blijven, ze gaan niet weg
Sociale communicatie en sociale interactie: moeilijkheden met (non) verbale communicatie,
relaties met andere personen verlopen moeizaam
Beperkt, herhaaldelijk patroon van gedragingen, interesse of activiteiten: het gedrag is vaak
ééntonig, de gedragspatronen herhalen zich vaak. En mensen met autisme houden niet van
afwisseling
Spectrum: bestaat in verschillende verschijningsvormen, waar je in meer of mindere mate last van
kan hebben. Symptomen kunnen sterk variëren. Sommige personen kunnen zelfstandig functioneren,
terwijl anderen voortdurend toezicht nodig hebben.
Classificatie, terminologie
Het ASS wordt onderverdeeld op 3 niveau’s naargelang van ernst van de benodigde
ondersteuning
o Ondersteuning niveau: de problemen zijn niet altijd zichtbaar. Door ondersteuning
zijn tekorten in sociale communicatie minder zichtbaar
o Substantiële ondersteuning: de problemen zijn voor iedereen duidelijk. Zonder
ondersteuning komt betrokkene in nood
o Zeer substantiële ondersteuning: de problemen zijn voor iedereen overduidelijk.
Ernstige stoornissen in het functioneren. Zeer beperkt aangaan van sociale interactie
en minimale respons door anderen uitgelokt contact.
Het word verder ook beïnvloed door het mentale niveau van de persoon, het taalniveau, de leeftijd,
bijkomende stoornissen, omgevingsfactoren.
, 2
Autisme op 4 niveau’s
1) Fenotype (gedragskernmerken)
2) Cognitie (denken)
3) Neurobiologische (hersenen)
4) Genotype (genen)
1: fenotype
Primaire gedragskenmerken:
1) Hardnekkige problemen in de sociale communicatie en sociale interactie
2) Beperkte, repetitieve gedragingen, interesses of activiteiten
Men spreekt ook wel over autisme dyade
Hardnekkige problemen in de sociale communicatie en sociale interactie
Er zijn te korten op het vlak van:
1: sociale communicatie = het wederzijds contact is soms verstoord of niet aanwezig, komt niet tot
een vlot heen en weer lopende sociale interactie en het lijkt alsof personen met autisme niet
geïnteresseerd zijn in hun omgeving en dat uit zich op diverse manieren.
o Afzijdige type: sluit zich af voor contact met anderen
o Passief type: staat open voor toenadering maar maakt zelf geen contact
o Actief maar bizar type: gaat spontaan in contact maar op een naïeve, storende manier en
steeds van eigen beleving en interesse
o Hoogdravend: zijn overdreven beleefd en zeer formeel in taalgebruik waardoor ze soms
verwaand overkomen.
2: non-verbaal communicatiegedrag = niet concreet ondersteunend met lichaamstaal, gebaren en
mimiek. Kan deze ook niet voldoende herkennen en interpreteren van anderen
Dit kan zich uiten in:
o Abnormaal oogcontact
o Abnormale lichaamstaal
o Minder gebruik van gebaren
o Totale afwezigheid van gezichtsuitdrukkingen en non-verbale communicatie
3: sociale interactie = het aangaan van relaties, deze in stand te houden en zich gepast gedragen in
sociale situaties verlopen moeilijk.
o Moeilijk vrienden maken niet juist gedrag stellen om vrienden te behouden
o Gedrag moeilijk aan te passen aan verschillende sociale omstandigheden
o Moeite hebben deel te nemen aan fantasiespel van anderen
o Volledige afwezigheid van belangstelling in leeftijdsgenoten
, 3
Beperkte, repetitieve gedragingen, interesses of activiteiten
Aanwezigheid van minstens twee van de 4 kenmerken:
1: stereotiep gedragingen = stereotiep gedragingen en bewegingen (fladderen met de handen,
wiegen), op stereotiepe manier omgaan met voorwerpen (aanraken, tikken, ronddraaien,..),
stereotiep omgaan met taal (echolalie)
2: hardnekkig vasthouden aan routines en vaste patronen van gedrag= moeite met flexibel inspelen
op veranderingen
Overstuur geraken bij verandering afspraken
Moeilijk van ene naar andere activiteit
Elke dag zelfde rituelen op zelfde manier
Dezelfde weg gevolgen
3: beperkte interesses of fixaties, waarop men abnormaal intens gefocust is = de persoon kan er te
pas en ontepas blijven over praten of er steeds opnieuw over beginnen.
4: hyper of hyporeactiviteit op zintuigelijke prikkels
5 externe zintuigen: reuk, zicht, gehoor, smaak en tast
Gehoor:
, 4
Zicht:
Reuk:
Smaak: