ANTROPOLOGISCHE THEMA’S
UIT DE HEDENDAAGSE
FILOSOFIE
1 INDTRODUCTIE: wat is filosofie?
WAT IS FILOSOFIE
Van dale:
o Mening of denkwijze
o Levens of wereldbeschouwing
o Studie van algemene beginselen
Ethymologie
-> verlangen naar inzicht, naar wijsheid
-> kritsiche reflectie op iets anders
-> antwoorden zijn uiteenlopend, zonder iets te bereiken, niets bijbrengen?? -> “stelsel van
vele wegen van nergens naar niets leiden” Amebrose Beirce
G.W.F Hegel “de uil van Minerva begint haar vlucht pas bij het aanbreken van de
avondschemering”
-> filosofie als uil pas uitvliegen als de dag verstreken is
-> filosofen iets in vraag stellen/ kritische houding -> ook over filosofie zelf (zichzelf ook
bevragen)
TWEE MOGELIJKHEDEN:
1. griekse uil (gele ogen ook overdag actief) van Minerva (godin van de wijsheid)
2. romeinse uil -> geloofden dat die uil een nachtvogel is, komt van schaamte van een meisje
omdat ze zich niet overdag durfde te tonen -> is dit dan nog een goed beeld?
Drie aspecten:
1. Attitude
o Kritisch denken: vragen opwerpen
Eigen zintuigen: kunnen we onze zintuigen wel vertrouwen? -> we kunnen ze niet altijd
vertrouwen (müller-lyer) -> lijnen zijn even lang, maar zo zien we het niet, dus we kunnen ze
niet vertrouwen optische illusie
-> René Descartes: stok in water, dan lijkt die gebroken (is eigenlijk optica) -> mag ik mijn
zintuigen dan ten allen tijden vertrouwen??
-> wat mag ik vertrouwen om tot kennis te komen?
,-> Richard Feynman: twijfel/kritische houding vinden we ook terug bij wetenschappers
het loont om te twijfelen aan de waarheid
2. Methodologie
o Intuïties:
Vanzelfsprekend vs. spontaan
V: kennis op een onmiddellijke manier verkregen -> geen redelijk mens betwijfelt dit
S: spontane overtuigingen die we in onze geest aantreffen = common sense
-> vroeger “ik denk, dus ik heb”(Descartes) -> als ik denk, besta ik (die ik valt wel te
betwijfelen)
Intuïties zijn afhankelijk van tijd en context
o Conceptuele analyse:
Concepten analyseren (losmaken, opdelen in verschillende elementen)
onderscheiden van noodzakelijke en voldoende voorwaarde
-> wetenschappers maken hier ook gebruik van (massa-gewicht) (sexen en gender)
-> concepten die ogenschijnlijk dicht bij elkaar liggen, toch kunnen onderscheiden
o Gedachte-experimenten
Creëert een setting dat in werkelijkheid niet kan plaats vinden
-> iets aantonen of iets in vraag te stellen
-> morele bezwaren en niet haalbaar in de echte wereld
Voorbeeld 1: a brain in a vat -> hoe weet je dat je echt op de wereld staat of dat je gewoon
een brein bent in een vat (door kwaadaardige wezens) -> geen zekerheid -> mag je je
zintuigen wel geloven
Voorbeeld 2: trolley problem -> beeld u in dat er een trein afkomt naar 6 personen, u staat
aan een hendel, is het juist om de trein over te halen naar 1 personen
-> 5 personen vs. 1 persoon
-> heeft u dan de morele plicht om de hendel over te schakelen
-> analoog experiment: brug, extreem dikke persoon, spoor op wekken om de trein te
stoppen om de 5 mensen te redden -> nog steeds morele plicht? Veel minder mensen zijn nu
nog overtuigd??
-> ook in andere domeinen (bv. fysica)
3. Domein van de filosofie
o Abstracte en eigenaardige vragen (vreemd)
Vertellen de wetenschappen ons hoe de wereld is?
Zijn we meer dan onze hersenen? (brain in a vat)
,Heeft de natuur een doel?
Thomas Nagel
-> filosofie buigt zich daarover, in filosofie nemen we niet alles vanzelfsprekend aan
Zonder dit te doen, zouden we niet ver komen
Wetenschap – filosofie
Centipede (duizendpoot)
-> filosofie is de pad
-> filosofie denkt na over hoe het niet zou kunnen werken -> dan loopt handeling in het
honderd
-> twijfel laten rijzen, waar geen twijfel nodig is
-> wetenschap boekt vooruitgang, werkt op zichzelf
Filosofie brengt geen vooruitgang??
o Ook in wetenschappen niet evident om altijd vooruitgang te boeken
-> incommensurabiliteit: geen overkoepeld perspectief = onvergelijkbaar
o Filosofie vaak aan de basis van vooruitgang voor de wetenschap
Newton: de mathematische principes van natuurfilosofie
Dalton: een nieuw systeem van chemische filosofie
-> Filosofie niet verwijten
Vier deeldomeinen
1. Metafysica: zijnsleer
-> Wat betekent het dat iets bestaat?
2. Logica: redeneerkunde
-> Wat zijn geldige redeneringen?
3. Epistemologie: kennisleer
-> Wat is (wetenschappelijke) kennis?
4. Ethiek: zedenleer
-> Wat is goed of juist handelen? (Moraal)
Nog steeds niet makkelijk om te verwoorden, niet definieerbaar! -> geen bevredigend
antwoord
Wetenschapsfilosofie
o Algemene wetenschapsfilosofie
-> wetenschap van niet wetenschap onderscheiden
, -> intrinsieke interesse in wetenschap
o Toegepaste wetenschapsfilosofie
-> vragen met betrekking in één bepaalde wetenschap
-> instrumentele interesse in wetenschap
Historische evolutie
o Oudheid: filosofie vs. Mythologie
-> verhalen over werkelijkheid, die een verklaring geven -> goden
-> filosofie zocht verklaringen die rationeel zijn
-> natuurfilosofen
o Middeleeuwen: filosofie vs. Religie
-> christendom dominant: ultieme verklaringsmodel
o Moderniteit: Filosofie vs. Wetenschap
-> vooruitgangsdenken naar voor te schuiven
Twee bewegingen:
1. Oude filosofische problemen oplossen via nieuwe wetenschappelijke methoden
-> nieuwe wetenschappelijke theorieën -> vooruitgangsgedachte
Door deze vooruitgang, ontstaan van nieuwe filosofische problemen
2. Ontstaan van nieuwe filosofische problemen
Wetenschappers enkel oog voor eerste beweging
= sciëntisme: enige verklaringsvorm over de werkelijkheid
Sommige problemen gaan nooit opgelost kunnen worden, maar daar moet men zich bij
neerleggen -> vraag stellen is zeer interessant op zichzelf
Besluit: geen definitief of finaal antwoord, geen blijvende antwoorden, maar kracht
vanuit blijvende vragen
Plato en Aristoteles
Wel zelfde visie op wat filosofie blijkt te zijn
Verwondering: Ontstaan en haar drijfveer
Begin en beginsel van de filosofie
Verwondering gewekt door bevreemdende dingen rondom hen