SAMENVATING H1 (DEEL 1 WETENSCHAP)
Wat is Filosofie?
o Vraag die moeilijk/niet te beantwoorden valt
o Woordenboek:
Mening of denkwijze (hoe je denkt)
Levens-of wereldbeschouwing (van wat je je leven laat afhangen)
Studie van algemene beginselen (alles in vraag stellen)
o Etymologie (herkomst van woorden)
Gr. Philein: houden van, verlangen naar
Gr. Sophia: wijsheid, inzicht
o KUL
Filosofie als radicaal kritische reflectie vaak geen finaal antwoord
Kritisch = oordeel maken
Reflectie = terugbuigen over iets
Radicaal = alles in vraag stellen
o Filosofen
Plato & Aristoteles:
Verwondering zorgt voor vragen zorgt voor filosofie
Gr. Archè = beginsel, principe, fundament
Hegel: « De uil van Minerva begint haar vlucht pas bij het aanbreken
van de avondschemering » Maakte en beeld over de filosofie
(symbool van kennis, wijsheid en scherpzinnigheid = nacht roofvogel)
Men kan pas inzicht en kennis krijgen van een gebeurtenis
wanneer het geschiedenis is geworden als een filosoof
reflecteert over iets moet dat iets afgerond zijn
Uil van Minerva (Romeins): geen kleur ogen = miss een dag
roofvogel = mag niet = moet bewezen worden vooraleer het
een goed beeld van de filosofie kan zijn
Uil van Athene (Grieks): steenuil: gele ogen = dag roofvogel =
mag niet want uil is de meester van de nacht
Mythe van Nyctimene: uil van Minerva is een dag roofvogel
Theorieën zorgen voor tegen theorieën, …
o De drie aspecten van de Filosofie
o Attitude (oordeel willen vormen over iets anders, door het in vraag te stellen)
Kritisch denken: zintuigen bedriegen ons soms niet vertrouwen
enige zekerheid is dat we bestaan
Kritiek is niet het einddoel van de filosofie, maar het begin
Niet alleen de filosofie is kritisch, maar ook de wetenschap
o Methodologie
Intuïties (spontane gedachten)
Vanzelfsprekend (kan niet in vraag gesteld worden) VS
spontaan (wel in vraag gesteld)
Conceptuele analyse
,
Wat zijn de noodzakelijke en voldoende voorwaarden om iets
te definiëren? Begrippen afbakenen
Gedachte-experimenten
Ons brein is in een vat en de realiteit is dus fake
De gedachten zijn anders ookal is het resultaat anders
o Domein
Abstracte en eigenaardige vragen
Wat voor ons vanzelfsprenkend is, onderzoekt de filosofie (tijd,
getallen)
Bv. ‘Vertellen de wetenschappen ons hoe de wereld is?’
Bv. ‘Zijn wij meer dan onze hersenen?’
Bv. ‘Heeft de natuur een doel?’
o Wetenschap VS Filosofie
o Filosofie kan verwarrend zijn want autoriteiten, tradities, normaliteiten
worden in vraag gesteld
o Filosofie en vooruitgang?
o Thomas Kuhn: incommensurabiliteit = het denken van vandaag is niet beter
dat het denken van vroeger (ook in de wetenschappen is het niet evident)
o Soms ook (oorspronkelijk) vanuit filosofie (onderscheid tussen beide kan niet)
Isaac Newton (1685) – Philosophiae Naturalis Principia Mathematica
John Dalton (1810) – A New System of Chemical Philosophy
o Vier deeldomeinen (manier om de vraag te beantwoorden?)
o Metafysica/ontologie (bestaan): zijnsleer: wat betekent het dat iets bestaat?
o Logica (redeneren): wat zijn geldige redeneringen?
o Epistemologie (kan ik zeker zijn): kennisleer: wat is (wetenschappelijke) kennis
o Ethiek (=zedenleer): wat is goed of juist handelen? Als mens?
Deeldomeinen ook moeilijk te definiëren ook geen goede manier om
vraag te beantwoorden (wat is filosofie?)
o Wetenschapsfilosofie (bestaat er een ultieme wetenschap?)
o Algemene wetenschapsfilosofie
Vragen: wetenschap vs. niet-wetenschap? Fundamentele
wetenschap?
Intrinsieke interesse in wetenschap
o Toegepaste wetenschapsfilosofie
Vragen: menselijke natuur (biologie)? Aanpassen menselijk genoom
(gentechnologie)?
(Vaak) instrumentele interesse in wetenschap
o Historische evolutie (wie is er juist?)
o Oudheid: filosofie VS mythologie
o Middeleeuwen: filosofie VS religie
o Moderniteit: filosofie VS wetenschap
, o Twee bewegingen sinds moderniteit:
o Wetenschappers beantwoorden oude filosofische problemen
o Ontstaan nieuwe filosofische problemen: Wetenschappers “enige waarheid is
de waarheid van de wetenschappers” Gevaar: sciëntisme
BESLUIT
Geen finaal antwoord kracht van blijvende vraag en geen kracht van blijvend antwoord
SAMENVATTING H2
Mechanisering en doelgerichtheid
o Manier van kijken naar de werkelijkheid (wetenschappelijke blik) die doorheen de
geschiedenis grondig is gewijzigd
1) Mechanisering van het Wereldbeeld
Antieke oudheid – middeleeuwen
WETENSCHAPPELIJKE REVOLUTIE 17de eeuw: wijziging in ons denken
Moderniteit
Verandering in het benaderen van de werkelijkheid: wat veranderde er?
o Wiskunde wordt zeer belangrijk
o Fysici (Galilei, Newton) en filosofen (Descartes, Spinoza, Leibniz)
o Mechanische oorzaken/bewerkstelligde oorzaak (nu)
o Bv: traagheidswet van Galilei (cte snelheid wordt behouden van elk voorwerp
zonder inwerkende krachten)
o Galilei: geeft antwoord op “wat is iets” adhv:
Verleden: Waardoor?
Er zijn geen doelen in de levenloze natuur
o Doeloorzaken/Finale oorzaken (vroeger):
o Bv: Antieke/middeleeuwse filosofen: voorwerpen die bewegen uit zichzelf zijn
“bezield”
o Aristoteles: geeft antwoord op “wat is iets” adhv:
Toekomst: waarom?
Vieroorzakenleer:
Formeel (vorm of structuur), materieel (materiaal),
bewerkstelligheid (hoe ontstaan), finaal (functie)
Antieke filosofen gaan de manier van kijken naar objecten die de mens
heeft vervaardigd (artefacten) ruimer toepassen op de levende natuur
om zo verklaringen te krijgen over de natuur
Ze vragen zich telkens af waarom iets zo of zo is
, Vanaf 17de eeuw: Mechanisering
Natuurfenomenen: Wind, regen, bliksem (niet meer waarom maar waardoor)
Levend lichaam: we zijn complexe automaten (mechanische eend)
Probleem: het is zeer moeilijk om in de levende natuur geen doeloorzaken te zien
o Dit is intuïtief en wetenschappelijk (zintuigen dienen op te…): we zijn geneigd om
doel te geven aan organen...
o Een eend heeft toch zwemvliezen om te kunnen zwemmen (waarom?)
2) Kant en Teleologie
o Overtuigd van Newtonfysicaans fysica
o Maar er zal nooit een “Newton van de biologie” zijn
o WE HEBBEN OORZAKEN NODIG OM VERKLARINGEN TE KUNNEN GEVEN
o Uitwendige doelen: bijkomstig, niet met de natuur te maken (neus kan bril dragen)
o Inwendige doelen: essentieel, door de natuur bepaald (neus kan ruiken)
Enerzijds: geen doelgerichtheid nodig, enkel abstracte krachten (natuurwetenschappen)
Anderzijds: Doeloorzaken kunnen we niet zomaar aan de kant schuiven
Antinomie (tegenstrijdigheid) van het oordeel: als en over de natuur spreekt worden
we geconfronteerd met een tegenstrijdigheid (reproductie, eten, overleven)
Oplossing: Doen alsof die doeloorzaken noodzakelijk zijn
3) Darwin en het Darwinisme
Moderne evolutieleer: twee belangrijke ideeën
o Op een genealogische manier te kijken naar de levende natuur (de oorsprong)
o Ook voorgangers (Jean Baptiste Lamarck): transmutationisme/transformisme
o Darwin: systematisering
o Principe van natuurlijke selectie
o Lamarck: lange nek is handig giraffen erven dat over (doeloorzaken)
o Darwin: Lange nek = overleven
Boom van het leven: vele soorten uitgestorven
Enkel gebruik maken van mechanische oorzaken en geen
doeloorzaken om evolutie te beschrijven
Begrijpen van natuurlijke selectie of principe van ‘behoud’
o Er is schaarste en reproductief overschot
o Er is variatie
o Variatie is deels erfelijk
Vb: vogeltrek naar het zuiden, arctische kabeljauw