Samenvatting Sociale Ethiek
INHOUDSTAFEL DBSL
1. Algemene inleiding 21
1.1. Historische probleemcontext: van oude beschaving naar 22
netwerksamenleving
1.2. Afbakening thema 30
1.3. Relevantie van het onderzoek 31
1.4. Sociale ordening in functie van moresvorming: stand van zaken 33
1.5. Twee perspectieven: morele coherentie en institutionele inrichting 38
1.6. Onderzoeksvragen 40
1.7. Methodologie 41
1.8. Opbouw van het boek 53
2. Kanttekeningen bij de improvisatiemaatschappij 57
2.1. Inleiding 57
2.2. Verbetering: een moeilijk concept 58
2.3. Methodologische annotaties, structuur en conceptuele opbouw 64
2.3.1.Op zoek naar een laterale oplossing 65
2.3.2.Concept engineering 67
2.4. Weeffouten, vreemde patronen en open gaten 72
2.4.1.Morele weeffouten (type 6) 75
2.4.2.Complexiteitstheorie: geen geruststellende patronen 82
2.4.3.Gaten in onze informatie, cognitieve en morele vermogens 92
2.5. Conclusie en reflecties 94
3. Burgerschap in ontwikkeling 99
3.1. Inleiding 99
3.2. Van het burgherlinck leven tot emerging governance 99
3.3. Transformatie naar een ‘dashboardburgerschap’ onlife 105
3.3.1.Gevolg 1: uitbouw van een nieuwe wetenschap 110
3.3.2.Gevolg 2: aanvullende realtiteit (AR) bij wetgeving en ordehandhaving 114
3.3.3.Gevolg 3: een vervaging tussen realiteit en virtualiteit 120
3.3.4.Gevolg 4: de ontwikkeling van een nieuwe besturingsfilosofie 128
(ego opticon)
3.4. Conclusies en reflecties 151
4. Het morele kompas 155
4.1. Inleiding 155
4.2. Extrapolatie van ene gematerialiseerde moraliteit 156
4.3. Gedachte-experiment: het morele kompas 160
4.4. Hypothese van een nieuwe moraal (type 6) 169
4.4.1.Moraal in ontwikkeling: transitie naar een niet-cerebrale 173
gereedschapskist
4.4.2.Implicaties van een diagonale moraliteit 176
4.5. Collectief transhumaan geweten: verbetering als inzet 178
4.5.1.In functie van normatieve problemen 178
4.5.2.In functie van systemische problemen 180
4.5.3.In functie van psychisch welzijn 182
4.6. Conclusie en reflecties 183
,5. In het spoor van Prometheus: morele dilemma’s 187
5.1. Inleiding 187
5.2. Hermeneutische cirkel van keuzeprobleemdomeinen 190
5.2.1.Domein I: morele dilemma’s i.v.m. voorspelbaarheid, evenwicht en afstemming
193
5.2.2.Domein II: morele dilemma’s i.v.m. het ontwerp van een ego – opticon 218
5.2.3.Domein III: morele dilemma’s i.v.m. een moreel kompas 227
5.3. Conclusies en reflecties 235
5.4. Suggesties voor vervolgonderzoek 237
Epiloog 239
Hoe kan georganiseerde vrijheid als principe van sociale ordening worden 240
verbeterd?
Wat zijn de consequenties voor het burgerschap van de toekomst indien de 241
technologie de rol aanneemt van een persoonlijk assistentschap en deel uitmaakt
van de institutionele inrichting?
Hoe kan de morele coherentie verder door ontwikkelen tot een transhumaan 244
geweten?
Welke ethische dilemma’s ontstaan bij deze processen van sociale ordening? 245
a. Teiresias-dilemma 245
b. Nash-dilemma 245
c. Mnemosyne-dilemma 246
d. Ego-opticon-dilemma 246
e. Arkin-dilemma 246
f. Morpheus-dilemma 246
g. Informatie-utopie 247
, COLLEGE 1: MORAALTYPEN – VERSCHIL ETHIEK EN MORAAL
Moraal = gewoonten = waarden en normen, wijze van samenleven
5 typen moraal:
1. Geweldsmoraal
Vb. ruzie maken, verdedigen, in sommige culturen anders; soort middeleeuws geweld
drugsbendes delen klappen uit, doodstraf uitdelen (= oer signatuur),…
2. Hechtingsmoraal
Vb. ouders nooit iets aandoen, onverbreekbare loyaliteit,…
3. Reinigingsmoraal
Vb. wassen, zuiverheid, coronamaatregelen,…
4. Samenwerkingsmoraal
= samenwerken om iets te bereiken.
Vb. prisoners dilemma, belastingen ontduiken (freeriders)
5. Beginselen moraal
= principes die mensen maken = automatisme
verband met ethiek: beginselen moraal = zelfde als ethiek, omdat daar een punt ontstaat
dat handelen niet automatisch uitvoeren, maar beargumenteren waarom juist wel/ niet.
Vraagt om rationaliteit plaats te geven. Heeft te maken met nadenken. Ethiek = rationele
referentiekaders.
COLLEGE 2: REFERENTIEKADERS VOOR JUIST HANDELEN
- ROOD = gekenmerkt door intuïtie, gevoel =
autoproces
- BLAUW = gekenmerkt door rationaliteit =
gecontroleerd proces
Normatieve stroming van ethiek (3 onderverdelingen)
1. Deontologisch
“deon” = plicht/ recht
Vb. mensen helpen in nood bij ongeval, voor kinderen zorgen, beroepsgeheim, …
Klokkenluider: iemand die iets aan het licht brengt.
2. Gevolg ethisch
= gevolgen van je handelen, output van je handelen, levert dit schade/ goeds op? directe
consequenties
Vb. pesten (gevolg = mentale problemen), zondebokmechanisme, …
Gekaapt vliegtuig bekeken op een gevolg ethische manier: neerschieten: 250 mensen dood
i.p.v. meerdere
Utilitarisme = geluk/ goed voor zoveel mogelijk mensen. Waarom veel gevolg ethiek?
goed weer te geven in cijfers (goed voor het beleid = goed referentiekader)
3. Deugd ethisch
= het goede leven, niet teveel, niet te weinig. Deugd ligt in het midden (balans). Vergelijking
boogschutter rekening houden met gevolgen, regels, zichzelf, context,…