Psychologische diagnostiek en de GGZ
Proloog: wat diagnosticeren we?
Neuropsychologen: de relatie tussen het functioneren van de hersenen en gedrag. = geen goed
antwoord, we weten het eigenlijk niet.
Gedrag is als een motor met twee cilinders: persoonlijkheid en omgeving.
We diagnosticeren dus zowel voor de persoon bewuste als onbewuste psychische patronen (relatief
stabiel zoals intelligentie) en processen (relatief beweeglijk zoals emotieregulatie). We
diagnosticeren niet enkel stoornissen maar ook patronen en processen die we als normaal
beschouwen.
Eliminatief materialisme: mentale toestanden zijn taboe, onder andere een standpunt van Watson
Wat is een psychische stoornis?
Psychodiagnostiek is meer dan DSM-criteria optellen maar vereist een case formulation, een
nauwgezette anamnese. (Niet enkel mensen met een DSM-diagnose hebben belang bij
psychologische hulp.)
Over psychische aandoeningen
Lijdensdruk ontstaat door twee processen:
1. Ervaren van angst, somberheid, agressie of psychose
2. Doordat de bewegingsvrijheid wordt ingeperkt door de niet adequaat gereguleerde emoties.
Er is geen kwalitatief verschil tussen normaliteit en neurose, normaliteit en neuroticisme zitten in
hetzelfde bereik, bewegen op dezelfde dimensie, vatten we in eenzelfde theorie
Draagkracht en aanleg van de personen zijn belangrijk.
Een psychische aandoening is ernstiger indien er een of meerdere trauma’s in de geschiedenis
aanwezig zijn. Dit trauma verstoord de opbouw van de psychische patronen en leidt tot
emotieregulatiemoeilijkheden. De kwetsbaarheid voor psychische aandoeningen is vervolgens
groter.
Bij een kleiner deel van ambulante hulpvragers gaan neurotische klachten gepaard met een
dieperliggende kwetsbaarheid: het afweerpatroon is minder goed ontwikkeld. Ze kunnen minder
goed verdringen, ontkennen, isoleren en rationaliseren en hebben hierdoor een groter
emotieregulatieprobleem. Ze hebben een sterkere beleving, hevige woede, verdriet, wanhoop en
verliefdheid. Het afweerpatroon van deze mensen is de kern van hun kwetsbaarheid. Met betrekking
op hun persoonlijkheid functioneren ze op een borderline organisatieniveau. Dit organisatieniveau
gaat gekenmerkt door splijting, projectieve identificatie, loochening, omnipotente controle,
primitieve idealisatie, en primitieve devaluatie. Kernprobleem is dat intieme relaties voortdurend
mislukken, nabijheid leidt tot splijting (opdeling van zelf en ander als helemaal goed of slecht in
reactie op oplopende angst) en de partner wordt nadat deze eerder werd geïdealiseerd vervolgens
gedevalueerd.
Er zijn ook mensen met een psychotische kwetsbaarheid of gevoeligheid: psychotische
persoonlijkheidsorganisatie.