Taak histologie
Tags
Date
Table of contents
Table of contents
Algemene histologie
Epitheel:
1. Opbouw epitheelcel. Bespreking verschillende celdomeinen + betrokken
specialisaties
2. Meerlagig verhoornd plaveiselepitheel in LM en EM
3. Meerlagig onverhoornd plaveiselepitheel. Verschillen met verhoornd.
4. Indeling van kierepithelen bespreken.
Bindweefsel:
5. Opbouw van de grondsubstantie (Gs)
6. Verschillende vezeltypen in BW’s
7. Vaste en vrije cellen in BW s.s.
8. Vetweefsel
9. Kraakbeenmatrix en kraakbeencellen
10. Kraakbeentypen
11. Botmatrix
12. Botcellen
13. Microscopische bouw van compact lamellair bot
14. Plexiform spongieus bot
15. Het verschil tussen lamellair en plexiform bot
16. Dikte- en lengtegroei van een lange pijpbeen
17. Enchondrale botvorming
18. Vorming van lange pijpbeen
Spier
19. Microscopische bouw skeletspier
20. Substraat van de elektromechanische koppeling in een skeletspier
21. Ultrastructuur van een hartspiercel
22. Histologische verschillen/gelijkenissen tussen een hartspier en een skeletspier
23. Microscopische bouw spierspoel
24. Microscopische bouw van een gladde spiercel (LM en EM)
25. Microscopische bouw en het contractiemechanisme in een gladde spiercel
Zenuwweefsel:
Taak histologie 1
, 26. Microscopische bouw van een zenuwcel op LM en EM niveau
27. Dendrieten en axonen
28. Signaaloverdracht, prikkeloverdracht en prikkelgeleiding
29. Steuncellen van het centraal zenuwstelsel
30. Steuncellen van het perifeer zenuwstelsel
31. Opbouw van het ruggenmerg
32. Bouw van het cerebrum
33. Microscopische bouw van het cerebellum
34. Opbouw van een perifere zenuw
35. Opbouw van een ganglion
36. Bloed-hersenbarrière
37. Organisatie van het autonoom zenuwstelsel
38. Degeneratie en regeneratie van neuronen
Bijzondere histologie
Bloed en bloedvorming
39. Samenstelling van bloed, inclusief de verschillende typen
40. Bespreek de erytrocytopoëse
41. Granulocytopoëse
42. Thrombocytopoëse
Integument:
43. Verschillende celtypen in de epidermis:
44. Tastlichaampjes
45. Microscopische bouw behaarde huid + structuren vh haartje
46. Bouw nagel
((Regeneratie van de huid na beschadiging)):
Zintuigen
47. Microscopische bouw van de retina
48. Microscopische bouw van het oog
49. Microscopische bouw van de cochlea
50. Microscopische bouw van het orgaan van Corti
51. Microscopische bouw van het evenwichtsorgaan
(Reuk)
(Smaak)
Algemene histologie
Epitheel:
Epitheel
Taak histologie 2
, 1. Opbouw epitheelcel. Bespreking verschillende celdomeinen +
betrokken specialisaties
Een epitheelcel komt voor overal in het lichaam, waar de weefsels de oppervlakten
van het lichaam bedekken.
Epithelen zijn gespecialiseerd in 4 activiteiten, namelijk: absorberende,
secretorische, sensorische en beschermende activiteiten.
We kunnen onder de microscoop verschillende soorten epithelen onderscheiden,
zoals: plaveisel, kubisch en cilindrisch epitheel, waar we nog moeten kunnen
bepalen of het eenlagig, meerlagig of pseudomeerlagig is.
Een epitheel kan verhoornd of onverhoornd zijn. Een verhoornd epitheel heeft een
laag, waar alleen dode cellen aanwezig zijn. Daar zijn geen kernen of celorganellen
terug te vinden. Deze verhoorning gebeurt door het eiwit keratine, wat zorgt voor de
normale verharding van de huid.
Epitheel is opgebouwd uit 3 verschillende celdomeinen (apicaal, lateraal en basaal
celdomein)
Het bovenste deel van de epitheel is het apicaal domein en grenst aan het lumen.
Aan het vrij apicaal domein zijn microvilli, cilia, stereocilia (enzovoort) te vinden. Aan
het apicaal domein gebeurt de bescherming van epitheel, maar ook regulatie van
nutriënten, opnemen van water en gereguleerde secretie.
Microvilli zijn uitstulpingen van het celmembraan. Ze zorgen voor oppervlakte
vergroting. Microvilli bestaan uit microfilamenten en glycocalyx. Microfilamenten zijn
een onderdeel van het cytoskelet: de “terminal web”. De Terminal web is een
netwerk van actinefilament, intermediaire filamenten en spectrine in de apicale
cytoplasma.
Glycocalyx is een microvillaire slijmlaag van de cellen. Ze bestaan uit
koolhydraatketens van membraaneiwitten en membraanlipiden.
Deze komen vaak voor bij darm- of nierepitheel.
De stereocilia zijn erg lange microvilli, die onbeweeglijk zijn. Ze hebben een
zintuigfunctie. Ze komen vooral voor in binnenoorcellen.
Taak histologie 3
, Cilia zijn trilharen, die wel beweeglijk zijn. Ze maken slagbewegingen en bestaan uit
axonema (9x2+2). Axonema bestaan uit microtubuli, die verankerd zitten aan de
terminal web.
Deze beweging gebeurt door de axonema, waarvan de doubletten verbonden zijn
met eiwitten zoals Dyneïne. Dyneïne zorgt voor de koppeling en ontkoppeling aan
microtubuli, wat zorgt dat deze doubletten “wandelen”.
Cilia komen vaak voor bij luchtwegen, waar slijm nodig is voor de voortstuwing van
stoffen.
Het tweede domein is het lateraal domein, wat zich net onder het apicaal domein
bevindt. Het laterale domein bevat specialisaties die zorgen voor hechting en
communicatie tussen de cellen. In het laterale domein bevinden zoal desmosomen,
tight junctions en adherens junctions.
Desmosomen, ook wel de macula adherens genoemd, zorgen voor de aanhechting
van de cellen aan de hand van desmosomen.
Tight junctions, ook wel de zonulae occludens genoemd, zijn zeer sterke,
ondoorlaatbare celverbindingen. Dit helpt als de barrièrefunctie.
De adherens junctions is gelijkaardig aan de macula adherens, maar deze zorgen
voor cel-cel-verbindingen aan de hand van Cadherines om cellen aan elkaar te
hechten en het cytoskelet met elkaar te verbinden.
Cadherines zijn eiwitten, ook wel celadhesieproteïnen genoemd. Zij zorgen voor de
celadhesie (daarom wordt deze junctie ook de adherens junction genoemd).
Als laatste hebben we het basaal domein, wat de grenslaag is tussen epitheelcellen
en de bindweefsellaag. In het basaal domein gebeurt de cel-substraat contact en het
voortbrengen van ion-gradiënt.
Het basaal domein is de plaats waar epitheelcellen de lamina basalis vormen. Deze
lamina basalis bestaat uit lamina Lucida en lamina densa. Lamina basalis bestaat uit
talrijke eiwitten, die door epitheelcellen zelf gesecreteerd worden, waaronder
collageen (IV), laminine, glycoproteïne, proteoglycanen enzovoort. De lamina basalis
hecht aan lamina reticularis, wat bestaat uit zeer dunne collageenvezels.
Ook het basaal domein bevat hechtingsmechanismes, zoals de hemidesmosomen.
Ze worden hemidesmosomen genoemd, omdat ze geen cel-celverbindingen maken,
maar cel-substraatverbindingen (epitheel-EcM).
Taak histologie 4