HOOFDSTUK 1: DE KLASSIEKE
RECHTVAARDIGINGSTOEST
DE NORMATIEVE PROBLEMEN: ENKELE SCHIJNBARE OPLOSSINGEN
Normatieve problemen = de vraag of een bepaald handeling, regel, toestand, maatregel moet:
- Toegelaten (mogen) worden
- Verplicht (moeten) worden
- Verboden (niet mogen) worden
Vb: ‘mag je toelaten om mensen te klonen?’, ‘Moet je mensen verplichten om een deel van hun inkomen aan
landen in de Derde Wereld af te staan?’, ‘Mag je een jongen van vijftien jaar naar een Indiaas klooster laten
gaan?’, ‘Moeten burgers gaan stemmen tijdens verkiezingen?’
Gerelateerd normatieve problemen: sociale rollen en natuurlijke Natuurlijke determinanten -> vb: afstand
determinanten zijn bepalend voor de oplossing van het probleem -> plaats, tijd, toeval, aantal, talenten,
dus: je moet telkens iets zeggen over de specifieke plichten van de middelen, hulpbronnen …
sociale rol en de bijkomende informatie over de concrete
omstandigheden
Vb: ‘Mag een politicus de verkeerswet overtreden?’, ‘Mag een arts in sommige gevallen zijn beroepsgeheim
doorbreken?’
Ongerelateerde normatieve problemen: sociale rollen en natuurlijke determinanten zijn niet van belang -> heeft
betrekking op alle mensen
Vb: ‘Mag abortus?’, ‘Mag je gevangenen folteren?’, ‘Mag ik een wapen dragen?’
Hoe normatieve problemen oplossen? Op een rationele wijze, dus:
- Argumenten hebben
- Open staan voor kritiek
- Weerleggen van bezwaren tegen jouw visie
- Geen gebruik maken van: geloof, emotie en feitelijke toestand
GELOOF
Geloof of het idee dat bepaalde handelingen, toestanden, regels of maatregelen goed of slecht zijn
MIST OVERTUIGINGSKRACHT voor mensen met een ander geloof of zonder geloof
Leidt tot een dilemma
In Euthyphro: discussie tussen Socrates en Euthyphro:
Euthyphro staat op het punt om zijn vader aan te klagen wegens moord, want hij liet een slaaf sterven
Terwijl de vader zijn acties moreel verantwoord vond, omdat het in overeenstemming is met de wil van de
goden
MAAR: wat maakt het dat iets goed of slecht is volgens de goden? -> geen duidelijk beeld op
- Vb: stelen is volgens god niet moreel verantwoord, maar wat maakt dit ook zo?
Wanneer de wil van God onbekend is, dan wijst dit op zijn willekeurig karakter
Wanneer de wil van God bekend is, dan is God overbodig
, EMOTIES
Bij normatieve problemen gaan we vaak naar emoties grijpen
- Negatieve: schuld, schaamte, walging, verontwaardiging, vergelding
- Positieve: trots, warmte, genegenheid, medeleven, liefde
Kan men wel zonder de morele emoties? (Zie tramdilemma)
Emoties zorgen wel voor actie tegen onrecht en voor meer rechtvaardigheid
Emoties heeft ook zijn beperkingen:
1) Zorgt vaak voor onbeheersbare immorele toestanden
o Wraak, vergelding, morele walging … kent geen grenzen
2) Zijn niet altijd helder en onduidelijk
o Dus geven vaak geen duidelijk normatief antwoord
3) In onze huidige samenleving is er een steeds rationele motivering nodig
o Rechter, politicus, ambtenaren kunnen NIET verwijzen naar private geweten of naar persoonlijke
sentimenten -> weinig gebaar bij morele intuïties en gevoelens
FEITLIJKE TOESTAND
Wel mogen gebruik maken van feiten, maar: niet mogen bezondigen aan naturalistische drogredenen (David Hume)
Naturalistische drogredenen = je gaat wat moet, niet mag of mag laten afleiden uit wat is
Vb: omdat iets altijd al zo was, geloof je ook dat het zo hoort te zijn
Vb: Orban wil dat elke vrouw die abortus wil doen, eerst laten luisteren naar het hartslag van de baby in de
hoop dat ze een naturalistische drogredenen gaan doen
Toepassing:
Juristen gaan vaak naar wetgeving en rechtspraak verwijzen, maar het is belangrijk dat deze in een juridisch kader
valt
- Soms is er geen juridisch kader
- Soms kan je jou niet terugvinden in het bestaande juridische kader
Samenvattend: ‘je mag de vraag ‘wat wenselijk is’ niet vervangen door de vraag ‘wat vindt de wet hiervan’
, NORMATIEVE PROBLEMEN: DE RATIONELE BENADERING
Een rationele benadering: kan er voor zorgen dat je vaststelt dat je oplossing in strijd kan zijn met je geloof, je
gevoelens of feitelijke toestanden
Opmerkelijk: je kan niet meer terug: wanneer je iets rationeel Peter Singer: vergelijking met de roltrap:
benaderd hebt, dan kan je niet terug gaan en zeggen dat je “once we step on it, we cannot get off until
eigen verstand ongelijk heeft we have gone where it takes us”
Toepassing: “kan je vrijwillige seks tussen broer en zus eigenlijk verbieden of Vaak is er een afkeer tegenover
hen verbieden om te trouwen en kinderen te hebben? incest omdat men vaak een afkeer
Vaak ga je gaan grijpen naar je emoties en de feitelijke toestanden wordt gecreëerd ten opzichte van
Maar er is wel sprake van 4 rationele argumenten: elkaar naarmate men langer met
1) Bescherming van het gezin als een fundamentele sociale eenheid elkaar samen woont
binnen een samenleving
2) Bescherming van kwetsbare gezinsleden tegen de minder nobele bedoelingen van hun oudere
medegezinsleden
o Met veronderstelling dat incest vaak afspeelt tussen een dominante en een ondergeschikte partner
3) Bescherming van psychosociaal welzijn van potentiële nakomelingen en andere naaste betrokkenen
4) Grote bezorgdheid omtrent de gezondheid van de eventuele nakomelingen van incestrelaties
Toepassing: “heb je de plicht om een kind in nood te helpen?”
Iedereen zou wellicht zeggen ‘ja!’, maar wat met volgende situatie?
- Kind in de vijver: er valt een kind in de vijver en je hebt de keuze om het kind te gaan redden of om verder te
gaan zodat je nar jouw les kan
- Kind in Afrika: je krijgt een brief die jou uitnodigt om 100 euro per maand te doneren om 30 kinderen te
helpen voorkomen van de hongersdood
Dit lijkt voor ons een logischere keuze: je zal vlugger het kind uit het water halen dan dat je 100 euro per
maand gaat storten, maar hoe verklaren we dit?
o Afstand?: moeilijk want ieder kind is gelijk als je gelijkwaardigheid belangrijk vindt
o Herhaling?: is het moeilijk om de herhaling van het storten? Wat als hetzelfde kind weer in de vijver
springt? Zou je het dan niet doen?
, JEREMY BENTHAM: UTILITARISME
Jeremy Bentham en Cesare Beccaria: gingen samen de strijd aan tegen foltering, lijfstraffen, strafrechtelijke
verminking en doodstraf
Bentham had een ideaalbeeld omtrent de gevangenis: 1 bewaker die makkelijk alle gevangen kon zien
Utilitarisme: goed en kwaad moet je gaan bekijken op basis van de notie van nut -> streven naar the greatest
happiness for the greatest number: je laat streven naar zo min mogelijk verdriet en pijn, maar naar zo veel mogelijk
plezier
Enkele Deelprincipes:
1) Hedonisme: Berekenen van individuele nutsbalansen om handelingen te bepalen
o Zowel mensen als dieren zoeken naar geluk
o Vb van dieren: scharrelkip vs batterijkip
o Vb: Manuel Wackenheim: heeft dwergziekte en heeft van zijn beperking zijn werk gemaakt door hem
te promoten om aan ‘dwergwerpen’ te doen, maar de Franse OH heeft dit verboden (Bentham zou
dit oke vinden)
Individuele nutsbalansen berekenen is heel moeilijk, omwille van:
- Soms voorkeur aan onmiddelijke lustbevrediging of op lange termijn
- Kleinere zekere beloning of soms een grotere onzekere beloning
- Bevrediging is niet voor iedereen hetzelfde
2) Consequentialisme: je kijkt enkel naar de gevolgen van een daad, niet naar de achterliggende bedoeling en
intentie
o Voorbeeld: wie is de morele persoon?
Moeder Theresa: vond dat leed een religieuze reden had, dus gaf geen medicatie aan
mensen
Johnson & Johnson: verzacht het leed dankzij medicatie
3) Nominalisme: alleen de individuele nutsbalansen zijn van belang
o Men gaat alle individuele nutsbalansen gaan optellen met elkaar en wanneer dit op een positief
uitkomt, dan is de handeling goed
o Elke individuele nutsbalansen hebben dezelfde waarde, geen enkel nutsbalans is belangrijker dan
een ander
o BELANGRIJK: het
optellen van de
Moral mostrosity: door het optellen van de individuele nutsbalansen kan
individuele
men ook handelingen gaan legimiteren die botsen met de morele intuïties
nutsbalansen kan ook
- Vb: groepsverkrachting
handelingen
- Vb: foltering
legimiteren die
- 2 studenten die een student vermoorden omdat hun genot groter
botsen met morele
zal worden en omdat de sukkel uit zijn lijden zal gelost worden
intuïties (zie kader)
Het tramdilemma:
2 situaties:
- Er komt een stuurloze tram af en jij kan beslissen of deze over 5 mensen laat rijden of 1 persoon -> je zal
vlugger kiezen voor de ene persoon die sterft omdat dit zorgt voor de minste doden
- Er komt een stuurloze tram af en ziet dat deze over 5 mensen zal rijden, voor jou staat een dikke man die je
eventueel voor de sporen kan duwen om zo de tram tot stilstand te brengen, maar hij sterft wel -> je zal
minder vlug geneigd zijn om de man te duwen om de 5 mensen te rijden, hoewel het ook voor de minste
doden zou zorgen
Het vervangbaarheidsargument: 3 voorwaarden:
1) Het dier lijdt niet bij het doden
2) Vervaging zorgt niet voor leed bij menselijke
en dierlijke betrokkenen