Crisis & trauma
Boek
Deel 1: voorbereiding tot het omgaan met stress en crisis
1. Een crisis is een leermoment
Zelfregulering komt voort uit:
- Het begrijpen: van mensen en gebeurtenissen in hun omgeving
- De motivatie: om onaangename omstandigheden te veranderen
- Het vertrouwen: in volwassenen
1.1 Dimensies van zelfregulering
Een gebeurtenis begrijpen:
- Bewustwording van de rol die persoonlijk gedrag en gevoelens spelen
- Zich bewust zijn van reacties van anderen
- Sociale perceptie van de opeenstapeling van gevolgen
- Herkennen van alternatieven die de opeenvolging van gebeurtenissen kunnen veranderen
Motivatie tot verandering:
- De wens om de bestaande situatie te veranderen
- Het geloof dat een verbetering mogelijk is
- Voldoende zelfvertrouwen om te geloven dat jij een verbetering verdient
- Vertrouwen om iets nieuws te proberen
Vertrouwen in volwassenen:
- Vertrouwen in het respect van de volwassene voor de gevoelens van de jongere
- Overtuiging dat de volwassene de jongere waardeert
- Geloof dat de volwassene de bedoelingen va de jongere herkent
- Geloof dat de volwassene wijs omgaat met autoriteit en macht
- Overtuiging dat volwassene problemen op passende manier kunnen oplossen
- Het willen aanvaarden van de begeleiding van volwassenen
1.2 Zelfregulerend gedrag ontwikkelen
Als bovenstaande voorwaarden vervuld zijn, beschikken de jongeren over voldoende probleemoplossende
vaardigheden en zijn ze in staat hun eigen gedrag te sturen.
De meeste probleemjongeren hebben die vaardigheden echter niet.
hun perceptie van gebeurtenissen is vaak kortzichtig of vervormd. Hun gevoelens nemen de bovenhand en
vertroebelen hun rationele kijk.
Kinderen en jongeren in crisis begeleiden houdt grote verantwoordelijkheid in. Hun reacties op stress en zijn
bijproduct, crisis, zijn zowat de moeilijkste uitdagingen voor leerkrachten, opvoeders, jeugdwerkers en ouders.
1.3 LSCI: een methode om te praten met jongeren in crisis
Life Space Crisis Intervention: een therapeutische, verbale interventiemethodiek voor jongeren in een crisis.
wordt toegepast op het moment van de crisis of zo snel mogelijk erna.
De reacties van de jongere in stresserende situaties worden gebruikt om:
- Gedrag te veranderen
- Zelfvertrouwen te vergroten
- Angst te verminderen
- Begrip en inzicht in het eigen gedrag en de eigen gevoelens en die van andere te verhogen
LSCI: concentreert zich op incidenten die leiden tot conflicten tussen jongeren en anderen en die escaleren in crisis.
heeft te maken met de onmiddellijke leefervaring (life space) van de jongere, het is een optimale gelegenheid om
te leren.
Basisidee: de gevoelens ondersteunen en niet het gedrag, gaat vaak verloren wanneer volwassenen strijd leveren om
de jongeren in crisis te onderrichten.
LSCI≠ open en permissieve methode maar het negeert evenmin de macht van persoonlijke gevoelens, wat gebeurt in
strikte gedragsprogramma’s.
,1.4 Wat gebeurd er tijdens LSCI
Start: een verkenning van hoe de jongere de gebeurtenis beleeft.
Breidt uit naar de gevoelens die de gedragingen uitlokten en de reacties van anderen op die gedragingen.
Terwijl het incident verduidelijkt en uitgebreid wordt, wordt het centrale thema bepaald.
Gedurende het proces verschuift de aandacht vaak van het incident naar een dieper, onderliggend probleem
dat niet gemakkelijk of onmiddellijk uitgedrukt wordt door de jongere. Op dat moment maakt het proces een
bocht, weg van de probleemoplossing naar het probleemonderzoek toe.
De jongere en de volwassene verkennen samen wegen om zowel het concrete incident als de geassocieerde
langetermijnproblemen te verbeteren.
De fasen:
- Fase 1: ontladen van de emotie;
Doel: je steun en begrip voor de stress van de jongere duidelijk maken en de jongere laten praten
over het incident, de emotionele intensiteit laten afvloeien als voorbereiding op het focussen op de
gebeurtenis.
Inhoud: het incident zelf- de gebeurtenis die de nood aan LSCI naar voren bracht, wordt benoemd.
- Fase 2: opbouwen van de tijdlijn
Doel: de jongen aanmoedigen om in detail te treden over zijn unieke waarneming van de gebeurtenis
en de omstandigheden ervan, de emotionele intensiteit van de gebeurtenis doen dalen en het
vertrouwen in rationele woorden en ideeën doen stijgen, de persoonlijke perceptie van de jongere
van de gebeurtenissen ontdekken.
Inhoud: we stellen een reeks van gebeurtenissen- een tijdlijn- op om details te verkrijgen over de kijk
van de jongere op de gebeurtenis, de daarmee gepaard gaande stress en de persoonlijke
betrokkenheid.
- Fase 3: Selecteren van het centrale thema
Doel: het exploreren van de beleving van de jongere van het incident en de geassocieerde gevoelens
en angsten. Op basis van voldoende begrip beknopt het centrale thema bepalen, zodat je kunt
beslissen welke nieuwe-kanseninterventie moet worden gebruikt.
Inhoud: we moeten bepalen in hoeverre het gedrag van de jongere gestuurd is door gevoelens en
angsten. Verder moet de impact en draagwijdte van het conflict worden bepaald.
- Diagnostische fasen
- Fase 4: komen tot inzicht
Doel: de perceptie van de jongere opnieuw kaderen; de jongere in staat stellen inzicht te verwerven
in repetitieve patronen van zelfvernietigend gedrag- de jongere helpen inzien dat verandering
mogelijk is. De jongere moet zijn inzicht in zijn vroegere gedragspatronen gebruiken om een plan
voor aanpassing op te stellen. Als de jongere dat niet kan, kiest de volwassene een oplossing obv
groepswaarden en de verwachte reële gevolgen die ook gelden voor de jongere.
Inhoud: de volwassene decodeert het gedrag van de jongere door middel van een reeks relatie-en
luistervaardigheden; de nieuwe-kanseninterventie gaat op een concreet doel af. De oplossing wordt
gekozen uit verschillende alternatieven en omvat de veranderende inzichten en opvattingen van de
jongere over wat een aanvaardbare oplossing is, rekening houdend met de mogelijke gevolgen.
- Fase 5: verkennen en aanleren van nieuwe vaardigheden
Doel: het aanleren van sociale vaardigheden- overwegen wat zal gebeuren bij het uitvoeren van de
gekozen oplossing en anticiperen op reacties en gevoelens van anderen en zichzelf.
Inhoud: de gekozen sociale vaardigheden moeten worden geoefend zodat de jongere het probleem
succesvol kan oplossen wanneer hij met de gevolgen van het incident geconfronteerd wordt of
wanneer een gelijkaardig probleem opduikt in de toekomst.
- Fase 6: transfer van het geleerde
Doel: de terugkeer naar de groep voorbereiden en privé-onderwerpen of –gevoelens die ter spraken
kwamen afsluiten.
Inhoud: de volwassene verlegt de klemtoon en helpt de jongere te anticiperen op zijn terugkeer naar
de groep van leeftijdsgenoten. Zo zal de jongere voorbereid zijn op eventuele directe gevolgen van
het oorspronkelijke incident. Die laatste fase is ook van essentieel belang. Ze sluit emoties af en
vermindert de intensiteit van de relatie tussen de jongere en de volwassene die tijdens de LSCI
ontstond.
- Nieuwe-kansen-fasen
,1.5 Noodzakelijke vaardigheden van de jongere
Om te weten of LSCI een gepaste methodiek is voor een bepaalde jongere, moeten we zijn basisvaardigheden voor
een succesvolle deelname beoordelen. Die vaardigheden bevatten 5 algemene cognitieve& communicatieve
processen:
1. Aandacht om te kunnen luisteren en te onthouden wat gezegd wordt
2. Minimale verbale vaardigheden zodat spontaan een taalgebruik met een logisch denkpatroon mogelijk is
3. Voldoende bevattingsvermogen om de betekenis van woorden te begrijpen
4. Mentaal redeneren om de essentie van het incident en het probleem dat het veroorzaakte te begrijpen
5. Vertrouwen in de volwassene
1.6 Resultaten van geslaagde LSCI’s
- Korte termijn resultaten:
Sociaal aanvaardbaar gedrag vertonen. Bv praten i.p.v. slaan.
- Lange termijn resultaten:
Het beter begrijpen van verhoudingen tussen gedrag, gevoelens en reacties van anderen.
Succesvol probleemoplossend gedrag ontwikkelen zodat zij om kunnen gaan met stress,
emoties en crisis.
Groter zelfvertrouwen.
1.7 Kwaliteiten van diegenen die succesvolle LSCI’s begeleiden
Volwassenen die geslaagde LSCI’s doen, lijken volgende basisnoden bij jongeren aan te voelen: nood aan
bescherming, beleven van voldoening, het aangaan van relaties en verantwoordelijkheid. Dat zijn noodzakelijke
beschermende factoren tegen overdreven stress en angsten.
- Bescherming door volwassenen: zorgt voor een emotionele ondersteuning en vergroot de capaciteit van de
jongere om constructief met stress om te gaan. Bij bescherming kan de jongere erop vertrouwen dat hij niet
zal worden blootgesteld aan schaamte, ridiculisering of falen.
- Voldoening: op een of andere manier moet de jongere hopen dat de dingen beter zullen worden en dat
ervaringen plezier zullen opleveren. Zonder hoop en plezier verliest het leven zijn betekenis en blijft er weinig
tot geenenergie over om te leren of om emotioneel en sociaal te groeien.
- Het aangaan van relaties houdt verband met verbondenheid: volwassenen en jongeren gaan
verbondenheden aan om verschillende redenen, die allemaal te maken hebben met hun unieke noden.
Volwassenen hebben de motivatie om jongeren te leiden en te onderrichten omdat ze zichzelf zien als
helpers en verdedigers of als opvoeders en zorgverleners.
- Verantwoordelijkheid: vormt de basis om problemen op te lossen en goed om te gaan met stress. Weinig
jonger in crisis tonen echter een verantwoordelijkheidsgevoel.
deze vier psychologische basisconcepten worden gehanteerd door volwassenen die LSCI succesvol gebruiken.
2. Stress, conflict en crisis
Je kunt een crisis zien als een product van stress, levend gehouden door de reacties van anderen. Wanneer de
gevoelens van een jongere opgewekt worden door stress, zal de jongere door zijn gedrag de pijnlijke gevoelens
proberen tegen te houden. Dat gedrag wordt meestal negatief ervaren door anderen, waardoor ze negatief reageren
op de jongere conflictcyclus.
We veronderstellen dat het patroon begint met het zelfconcept van de jongere, zijn irrationele opvattingen
en zichzelfvervullende voorspellingen.
Het circulaire concept ontwikkeld door Long: staat bekend als de conflictcyclus. De term geeft aan dat er een conflict
is tussen twee tegengestelde krachten: noden in de jongere die botsen met de verwachtingen van anderen. Een
gezonde aanpassing gebeurd wanneer het conflict tussen die twee tegengestelde krachten vermindert of opgelost
wordt. Een slechte aanpassing komt voor wanneer de twee tegengestelde krachten in conflict blijven.
, 2.1 ingrediënten van de conflictcyclus
Iedere crisis kan worden gezien als een reeks conflictcyclussen waarvan elke cyclus 4 punten voor interventie biedt:
- De stress aanpassen
- De angstgevoelens van de jongere verlichten
- Het gedrag van de jongere veranderen
- Het gedrag van de anderen veranderen
2.1.1 denkpatronen genereren stress
Bronnen van stress zijn voor jongeren enorm: realiteitsstress gecreëerd door de maatschappij, diepe psychologische
stress die voorkomt in het huidige familiale leven en ontwikkelingsstress die eigen is aan het normale
ontwikkelingsproces.
Soms zijn de gevolgen van stress duidelijk: schaamte, falen, straf, ontbering of ontkenning van mogelijkheden. Maar
als je niet voldoet aan verwachtingen van anderen zijn de gevolgen vaak subtiel en psychologisch: vervreemding,
afwijzing, bekoeling van de vriendschap, afkeuring of als onwaardig beoordeeld worden.
De oorspronkelijke stress wordt verhuld door de vloed van acties en reacties tussen jongeren en anderen. Die
stressthema’s moeten nader worden bekeken wanneer we kinderen en jongeren moeten begeleiden in het moeilijke
proces van aanpassing en verwezenlijking in de complexe maatschappij van vandaag.
2.1.2 Stress brengt gevoelens en angsten met zich mee
Een publieke gebeurtenis heeft speler en toeschouwers en speelt zich af in een gemeenschappelijke psychologische
en fysische ruimte. Het is een publieke realiteit. Niet iedereen is het eens over wat er gebeurd is en waarom, maar er
bestaat een gemeenschappelijke gebeurtenis waarop men zich kan concentreren.
De conflictcyclus wordt opgebouwd op de stress gecreëerd door die publieke en private realiteit. Jongeren zitten
gevangen in een levensstijl die gehaast en onvoorspelbaar is en overspoeld met stress. Geen enkele leeftijdsgroep
ontsnapt eraan. Relaties en persoonlijke emotionele noden lijken vaak genegeerd te worden door de drang naar
materiële dingen, actie en prestatie. Wanneer persoonlijke, emotionele noden botsen met de verwachtingen van
anderen en wanneer de botsing onopgelost blijft, ontwikkelt zich ondraaglijke stress.
Sommige gevoelens en angsten in het emotionele geheugen van de jongere komen voort uit dagelijkse frustraties
en ontgoochelingen.