Begippenlijst sociologie:
Sociologie/samenlevingskunde De wetenschap die de maatschappelijke
patronen en structuren bestudeert, in hun
ontstaan, voortbestaan en veranderen, en ook
het sociaal handelen van mensen in
wisselwerking met deze patronen en
structuren
Sociologische verbeelding Het bewustzijn dat onde individuele
samenleving ervarings- en belevingswereld
verband houdt met de bredere samenleving
Statussymbool Een teken dat niet functioneel wordt gebruikt
(zoals het uniform van een politieagent), maar
als verwijzing naar rijkdom, macht, prestige.
Contingent Verwijst naar de maatschappelijke context die
ook anders kon geweest zijn. Dat wil niet
zeggen dat die context arbitrair zou zijn.
Arbitrair Willekeurig of toevallig
Latente deprivatiemodel Model van Marie Jahoda waarin ze stelt dat
betaalde arbeid, naast de bekende manifeste
functie (een inkomen en andere materiële
voordelen verwerven), ook een aantal latente,
verborgen, functies bezit.
SES Sociaal-economische status; is een indicator
die iemands (hogere of lagere) plaats in de
samenleving aanduidt en die wordt gemeten
aan de hand van het onderwijsniveau, het
beroep en het inkomen.
Sociaal handelen Handelen dat betekenisvol betrokken is op dat
van de anderen, en kan gericht zijn op
verleden, heden en toekomst. Hoeft niet over
samenwerking te gaan; ook strijd is sociaal
handelen. Niet alle handelen in de publieke
ruimte is sociaal handelen en ook niet-
handelen kan sociaal handelen zijn.
Samenleving Veld van tegenstrijdige krachten
Samen leven Complex en ook perverse gevolgen (mattheus
effect)
Mattheuseffect Mechanisme dat wijst op de middenklasse die
meer vruchten plukt van sociale voordelen en
diensten, zoals gezondheidszorg of onderwijs,
dan de lagere inkomens voor wie ze van
levensbelang zijn (en voor wie ze vaak ook
bedoeld zijn)
, Sociale cohesie De samenhang in de samenleving
Perverse effecten Effecten due tegengesteld zijn aan de
oorspronkelijke bedoelingen van een
handeling en die soms zelf vernietigen
Nature versus nurture Nature gaat over de genetische aanleg van
een persoon, over het genetisch materiaal dat
van ouders op kind wordt doorgegeven. Deze
erfelijke eigenschappen hebben zowel met
lichamelijke kenmerken te maken (de kleur
van haar of ogen, de aanleg om te verdikken,
de gevoeligheid voor bepaalde ziektes) als
met intelligentie en karakter.
Nurture staat voor de maatschappelijke
omgeving waarin een persoon opgroeit – het
gezin, de buurt, de school, de vriendenkring,
de samenleving, de waarden en normen van
die samenleving – en de invloed die deze
omgeving heeft op de ontwikkeling van zijn
persoonlijkheid. Sociologisch gaat het over
het belang van het socialisatieproces of,
eenvoudiger gesteld, over de opvoeding die
iemand ontvangt via deze instituties. Dit is
een discussie binnen de wetenschap.
Solidariteit Wat een samenlevingsverband (groep,
organisatie, samenleving,..) samenhoudt,
solide maakt, een identiteit geeft.
Structurele solidariteit Solidariteit die duurzaam en ingrijpend impact
heeft op onze samenleving (bijvoorbeeld de
sociale zekerheid).
Belangenconflict Wanneer actoren in een situatie van relatieve
schaarste dezelfde sociale goederen opeisen.
Waardeconflict Wanneer actoren overtuigd zijn van hun eigen
morele gelijk en aan de ander opvattingen,
waarden of normen willen opdringen.
Sociale kwestie De sociale kwestie gaat over de blijvende
sociale ongelijkheid. Vroeger was dit zichtbaar
in de erbarmelijke werk- en
leefomstandigheden van de arbeiders in de
19de eeuw, over hun vervreemding en
uitbuiting (Marx), over normverval of anomie
(Durkheim), over de bedreiging van de
individuele vrijheid door bureaucratisering
(Weber). Ook vandaag houden sociologen
zich intensief bezig met
sociaalproblematische toestanden en
ontwikkelingen.
Self-fulfilling prophecy De zichzelf waarmakende voorspelling; het
ingrijpen in het sociale gebeuren maakt dat