Geschiedenis van het publiekrecht en de politiek ( 2023-2024)
Inhoudsopgave
HST 1: INLEIDING..................................................................................................................................................................... 1
HST 2: FUNDAMENTEN UIT DE OUDHEID............................................................................................................................... 14
HST 3: DE (VROEGE EN VOLLE) MIDDELEEUWEN 500 tot 1250 na christus...............................................................................26
HST 4: DE LATE MIDDELEEUWEN 1300 tot 1500..................................................................................................................... 43
Gent.............................................................................................................................................................................................45
de vlaamse feestdag....................................................................................................................................................................48
HST 5: (HER)GEBOORTE VAN DE RECHTSWETENSCHAP........................................................................................................... 59
HST 6: VROEGMODERNE TIJD: ONTWIKKELING VAN DE SOUVEREINE NATIONALE STAAT 1500 - 1800.....................................69
HST 7: REVOLUTIES MAKEN EIND AAN ANCIEN RÉGIME.......................................................................................................... 95
HST 8: EEN GRONDWET VOOR BELGIË.................................................................................................................................. 111
HST 9: DE TWINTIGSTE EEUW............................................................................................................................................... 124
HST 10: EUROPEANISERING, TRANSATLANTISERING, MONDIALISERING................................................................................144
HST 11: BELGISCHE PARTIJPOLITIEK...................................................................................................................................... 159
HST 1: INLEIDING
1
, DEFINITIE
GESCHIEDENIS
RECHTSGESCHIEDENIS = METAJURIDICA
Positieve recht. Het geponeerde recht. Het recht dat is en zal gelden op een bepaalde plaats op een bepaald tijdstip. Staat zwart
op wit. Positieve recht wordt dagelijks toegepast. Je kan deze rechten afdwingen. Echte rechten die echt werken binnen een
maatschappij. Die rechten zijn vandaag anders dan 100 jaar of 1 maand geleden. Want het recht is constant in verandering.
We stappen uit het juridsche paradigma = je werkt met basisveronderstellingen. Men maakt hierrond een hele wetenschap. Zon
rond de aarde of aarde rond de zon? = basisveronderstellingen. Zo is het recht vandaag ook gebaseerd op het juridisch
paradigma in België. Mogen twee mannen trouwen? Ja = positief recht. Maar hoe komt dat? -> zien we door te stappen uit
juridisch paradigma. We kunnen hier vragen over stellen, reflecteren,…
Interdisciplinair: binnen juridisch paradigma: ‘druggebruik is problematisch’, daarom geen tolerantie meer toelaten. Dus:
Iedereen die drugs gebruikt is strafbaar. En dan zien we dat mensen blijven gebruiken. -> buiten paradigma gaan staan en dan
vragen we ons af waarom? -> Te weinig controle. Maar daar is geen geld voor. Dus op de plaatsen waar drugs gebruikt wordt
(festivals, café,…) afgesloten. Rechtseconomie = met een economische blik naar het recht kijken.
Histrorische rechtsschool: Overal in Europa wordt recht onderwezen. En overal wordt Romeins recht gegeven. Dus je zou
denken dat recht overal gelijk is. Maar dat is niet zo. In het ene land heb je handelsrecht nodig en in het ander land archaïsch
recht.= Verschil in economie. ‘Als je het recht van een land wil kennen, moet je de geschiedenis van dat land kennen’. = Carl
Friedrich von Savigny. Door het feit dat onze geschiedenis anders is, mogen er hier andere dingen binnen het milieurecht dan in
andere landen. Elk volk heeft uiteindelijk een eigen overtuiging, karakter, geloof. En in sommige landen moet er meer dan in
andere landen. = ‘Elk recht is de uitdrukking van een volksgeest’.
RECHT(SWETENSCHAP) EN GESCHIEDENIS(WETENSCHAP) DIENEN ELKAAR
Geschiedenis ‘dient’ recht
- toepassing van norm in de tijd: heuristiek = vaardigheden/kennis/kunde van iets te zoeken en te
vinden -->wetshistoriek in ‘geconsolideerde’ wetgeving
o Tempus regit actum: tijd heeft invloed op het recht
- correct begrip van de norm: interpretatie -->wetshistorische & rechtshistorische interpretatie
- historisch argument: inhoud recht -->rol archieven, vakbonds-acquis – ‘verworven rechten’ = rechten
waar men voor gevochten heeft
- historische expertise: inhoud feiten -->negationismeprocessen (negeren/ontkennen),
tabaksprocessen
2
,Negationismeprocessen: het negeren en ontkennen van de holocaust. En het minimaliseren ervan. Er
zijn historici die de geschiedenis schrijven van hun omgeving. En kwam tot vaststelling dat volgens hen
nergens uit de bronnen bleek dat daar mensen opgepakt werden door de Duitsers of vernietigd werden.
En dus schreven ze dat de holocaust geen probleem is geweest. Men vertrouwde deze twee niet. Men
startte een vervolging tegen deze personen. Die mensen verweren zich door te zeggen dat ze zich
gebaseerd hebben op historische bronnen. En de rechter die daarover moet oordelen is een rechter en
geen historici. Dus vroeg de rechter aan verschillende historici (Bruno De Wever) of ze dat historisch
onderzoek eens zouden willen bekijken. En oordelen vanuit hun historische kennis of dit juist is of niet.
Voorbereidende documenten van (formele) wet
- wetsontwerp/wetsvoorstel
- memorie van toelichting
- advies van afdeling Wetgeving Raad van State
- verslag parlementaire commissie
- amendementen
- ontwerp goedgekeurd in 1 kamer
> ratio legis
Recht ‘dient’ geschiedenis
Een echte historicus baseert zich op bestaande bronnen. En dankzij het recht bestaan er ontzettend veel bronnen.
- Juridische bronnen zijn ook historische bronnen omdat historici deze gebruiken.
- Rechtsbronnen zijn de bronnen niet voor de geschiedenis maar die voor het recht. Waar komt het recht vandaan?
Formele rechtsbronnen: In welke vorm komt het recht tot stand? Op 5 manieren/bronnen:
1. De wet = alle algemene normen die uitgaan van de overheid. In de brede zin.
2. Rechtsspraak = dag na dag stellen zich problemen voor en men moet naar de rechtbank gaan om deze op te lossen.
Deze moet beslissen, past daarbij recht toe en maakt recht.
3. Rechtsleer/doctrine = alle mogelijke geschriften over het recht. Door die vele geschriften geven de juristen ook inhoud
aan het recht. Ze vormen begrippen en komen tot een meerderheidsinterpretatie.
Tot hier allemaal schriftelijke bronnen. En ze kunnen ook historische bronnen zijn.
4. De gewoonte: ongeschreven recht. We doen het altijd op die manier en vragen ons niet af waarom. We zijn het er
gewoon over eens. Er is vandaag nog weinig gewoonterecht. 1000 jaar geleden veel meer (Hoofdstuk 2)
5. Algemene rechtsbeginselen: principes/beginselen. Gaat over het recht en zijn zeer algemeen. Bv: rechters moeten altijd
uitspraken doen. Je mag geen recht weigeren, Het beginsel van de redelijk termijn, …
Materiële rechtsbronnen: Waar komt de inhoud van ons recht vandaan? Heeft te maken met techniek. Waarom rijden wij
rechts en in Engeland links? Waarom zijn linkse partijen progressief en de rechtse partijen conservatief?
3
, CONTINUÏTEIT
Evolutie = regel, ‘revolutie’ = uitzondering -->Franse en Belgische revolutie: pragmatisch conservatisme
- Materiële continuïteit (‘werkelijk land’): eenzelfde probleem in 2 verschillende tijdperken op
inhoudelijk zelfde wijze opgelost maar adhv andere termen
Bv. ‘absolutistische’ vorst die inspraak duldt, kan zich democratischer gedragen dan democratisch
verkozen president
- Formele continuïteit (wettelijk land’): ’wettelijk’ schijn dat niets verandert is, terwijl relaties in
werkelijke land wel degelijk gewijzigd zijn Bv. Schuttersgilden: eeuwenoude instelling die
oorspronkelijk veel publiekrechtelijke en militaire macht bezat, diegene die nu nog bestaan zijn slechts
folkloristische gezelschappen
Pragmatisch conservatisme: VKN opgesplitst in Nederland en België, Belgische revolutie -->zoveel mogelijk
behouden, enkel pijnpunten veranderen
Continu = conervatief maar ook progressief: recht gebruiken om bepaalde maatschappij te creëren
- Micro-vlak: juristen aan beide zijden van een geschil, ieder ‘zijn/haar’ waarheid
- Macro-vlak: juridisch instrumentarium voor een ideologie, elke wetgever wil ‘betere’ wetten
NOODZAKELIJKE REFLEX VAN HISTORISCHE KRITIEK
‘papier is gewillig’: je mag je niet neerleggen bij wettelijk land (normatieve bronnen)
Men dacht dat ontzettend veel mensen de doodstraf hadden ondergaan. Zo lijkt het als als je alleen keek naar de norm en naar
de wet. Daardoor weet je eigenlijk niet wat er in werkelijkheid is gebeurd.
- Normatieve bronnen = het wettelijke land.
- Law in action = werkelijke land. –> rechtsspraak en rechtsleer.
De lange strafrechtelijke keten:
Er zijn onvergetelijk feiten die tot de doodstraf hadden moeten leiden maar nooit zover zijn gekomen. Er is niet altijd een
aangifte en als die er wel is dan kan er ook bemiddeling zijn. Zelfs als we vervolgd worden.
Seponeren: openbaar ministerie stopt met vervolgen en je krijgt geen proces.
Ook als er een straf uitgesproken is, wordt de uitvoering hiervan niet altijd doorgevoerd. Koning kan u gratie of genade verlenen.
= Wettelijke land strookt niet met het werkelijke land.
Historici en juristen moeten kritisch zijn.
Hoe gaan we kritisch staan tegenover de evolutie?
4
,Micro: Over elke beslissing moet je kunnen discussiëren. We kunnen van standpunt verschillen.
Macro: Ook hier neem je standpunten in. Bv: ‘Stem allemaal groen, want we moeten het klimaatprobleem oplossen.’ ->
verkiezingen = kiezen voor een bepaalde ideologie. Politici willen het ideale nastreven maar de historici blijven kritisch.
HISTORISCHE ACHTERGROND
Tijdvakken
Historiografisch Oudheid / Middeleeuwen / Vroegmoderne tijd / Nieuwste tijd
Cultureel (recht is Prehistorie - antieke cultuur – Germaanse verhuizingen – burchten en heren
cultuur) – steden – christelijke middeleeuwen – Renaissance/Humanisme –
Verlichting – Romantiek – Belle Époque -
wereldoorlogen – internationalisering/europeanisering/globalisering
Politiek (recht is macht) Rome – Merovingers – Karolingers – feodaliteit en territoriale vorsten
(Graven van Vlaanderen/Hertogen van Brabant) – Bourgondiërs – Spaanse –
Oostenrijkse tijd – Franse revolutie en Napoleon – Verenigd
Koninkrijk der Nederlanden – België (unitair en federaal)
Rechtshistorisch (recht is Gewoonterecht – receptie – statelijke wetgeving en rechtspraak –
normen) globalisering
Historische kennismaking met de faculteit
- Rechtswetenschap als ‘rechtsgeleerdheid’: ‘receptie’ Bologna 11de eeuw, Leuven 1425
- Romeins en canoniek recht
- Rijksuniversiteit Gent
o 1817: Hollandse periode -->Hippolyte Metdepenningen = belangrijkste advocaat 19e eeuw,
vrij denker
o Plaats: Baudeleklooster – jezuïtenklooster
o Onderwijstaal: Latijn, Frans, Nederlands (1930), Engels
5
, PUBLIEKRECHT
WAT IS PUBLIEKRECHT?
Verticale relaties overheden – publiek & overheden onderling
Omvat: staatsrecht (publiekrecht sensu stricto), hoe regering wordt gevormd & fundamentele rechten --
>vormen samen grondwettelijk recht
Publiek- en privaatrecht nauw verbonden, soms geen duidelijk onderscheid
Publiekrecht valt uiteen in verschillende deeltakken.
- Strafrecht
- Fiscaal recht
- Staatsrecht
- Administratief recht
- Procesrecht
- Volkenrecht
Waarom naam parket? 1000 jaar geleden had je al rechtbanken, maar de rechtbanken van toen waren mensen van het dorp die
niet speciaal gevormd waren maar wel als rechter moesten optreden. Staande magistraat = Procureur = vertegenwoordiger van
de koning. De vertegenwoordiger van de vorst (diegene die hoger is in hiërarchie) werd op een houten plankje gezet, zodat hij
niet vuil zou worden. = een parket.
Openbaar ministerie eist een straf. = strafvordering en is een publieke vordering. -> als je een boete moet betalen is dit aan de
overheid. Als je in de gevangenis terechtkomt is dit in een gevangenis van de overheid. Zittende overheid moet over publieke
ordening oordelen maar ook over tweede vordering oordelen = burgerlijke vordering. Publieke vordering -> OM die een straf
eist.
Nog andere mensen in rechtbank: slachtoffer en diegene die zich komt verantwoorden (dader). Als je aangereden bent en je fiets
is kapot, dus wil een schadevergoeding. En je stelt je partij in het geding-> burgerlijke partij = diegene die schade geleden heeft
en hier vergoeding voor vordert. Dus je hebt publieke gevolgen die door het strafrecht zullen worden gevorderd. Maar hetzelfde
feit geeft ook aanleiding tot burgerlijke vordering. Dus: publieke vorderingen en private vorderingen.
Schadevergoeding is altijd een burgerlijke vergoeding privaatrechtelijke vergoeding.
OBW art. 1382 en volgende: ‘Diegene die een fout begaat en door die fout (oorzakelijk verband) heeft iemand anders schade
geleden. Moet diegene die de fout begaan heeft die schade vergoeden.’ = onrechtmatige daad. (OD) -> je hebt iets gedaan dat
onrechtmatig was en niet mocht. Noemen we ook wel buitencontractuele aansprakelijkheid. Waarom? Er is geen contract als je
iemand aanrijdt. Ook wel genoemd burgerlijke aansprakelijkheid. Je bent als burger aansprakelijk om aan andere burger iets te
vergoeden. Alles wat burgerlijk is, is privaatrecht. = Aquilliaanse aansprakelijkheid.
6